De illusie van integraal beleid
In Nederland leven 150.000 Ã 200.000 huishoudens
met problematische schulden. Daar zit u met uw
hoge hypotheeklast vermoedelijk niet bij: het gaat
om huishoudens die problemen hebben met de betaling van de maandelijkse vaste lasten en met de periodieke betalingen van rente en aflossingen op (veelal meerdere) aangegane schulden. Deze problematiek is niet nieuw, maar de laatste jaren wel verscherpt. De schuldenproblemen
zijn grimmiger geworden door de verslechtering van de economie,
maar ook door financieel-economische
maatregelen
zoals huurverhogingen en verzwaringen van lokale
heffingen. Het rijksbeleid gericht op sanering van de
eigen financiële positie heeft dus als onbedoeld effect dat groepen individuen in zo grote financiële
problemen komen dat de (gemeentelijke) overheid
hun schulden moet saneren. Charles Wolf Jr. spreekt
in dat verband van ‘derived externalities’ en ter illustratie haalt hij een Russisch spreekwoord aan: “Als de
olifanten draven, trillen de andere dieren”.
Er zijn meer voorbeelden van dit verschijnsel, dat
ik elders heb omschreven als de linker hand die niet
weet wat de rechter doet. Ook de Commissie Schuldenproblematiek, die medio juli rapport uitbracht, is
er op gestoten. In augustus 1992 verscherpte het Ministerie voor Sociale Zaken de regels voor terugvordering en verhaal van (te veel betaalde) bijstand. Een uitwerking daarvan is dat een gemeentelijke sociale
dienst coûte que coûte een bijstandsschuld moet verhalen en niet mee mag gaan in een schuldsaneringsvoorstel van een gemeentelijke kredietbank. Het bizarre feit kan zich dan voordoen dat een schuldenaar
met problematische schulden zich in arren moede
wendt tot de Sociale Dienst, die hem vervolgens doorverwijst naar de kredietbank, waarna dezelfde GSD
voor de eigen claim een saneringsregeling blokkeert.
Een ander voorbeeld is de richtlijn van het Ministerie van VROM dat de middelen van woningbouwcorporaties alleen dienen te worden besteed in het
belang van de volkshuisvesting. Dat klinkt uitermate
voor de hand liggend, maar er zitten vanuit de
schuldhulpverlening
vervelende kanten aan. Als wederom de volkskredietbank probeert een schuldenaar te helpen, dan stellen woningbouwcorporaties
zich nogal eens hard op. Het kan zelfs gebeuren dat
de corporatie tot huisuitzetting overgaat omdat de
huurder ondanks aanmaningen en dergelijke niet betaalt. Vervolgens moet de gemeente de mensen helpen, wat in het algemeen veel duurder is. Een ander
voorbeeld wordt gegeven door de zogenaamde
Beslagwet van 1991. Die wet maakt het mogelijk om
beslag te leggen op sociale uitkeringen vanaf de Z.g.
beslagvrije voet. Daarmee zou een prikkel worden
gegeven om schuldsanering te bevorderen. Maar wat
blijkt? De wet bemoeilijkt juist het totstandkomen van
een saneringsregeling omdat elke instantie die een
schuldeis heeft, probeert die af te dwingen door beslag te leggen op het vrije deel van de uitkering.
ESB 27-7-1994
Daardoor blijft er voor de andere
schuldeisers minder over zodat hun
bereidheid tot medewerking afneemt. Er kan dan een race ontstaan wie het eerste beslag legt om
de laatste veer van de bijna kale kip
te plukken: in Rotterdam bedroeg
het aantal beslagleggingen op uitkeringen in 1992 circa 70 per week,
begin 1994 was dat aantal al opgelopen tot zo’n 270 per week!
Het door de Commissie genoemde voorbeeld dat in de publiciteit de
meeste aandacht heeft getrokken,
lag bij de krasloten. De overheid bestrijdt verschillende vormen van verslaving; een gemeente zal bij voorP.R. Boorsma
beeld de verslaving aan speelautomaten proberen te
bestrijden door het aantallocaties met speelautomaten te beperken. Die zelfde overheid staat toe dat er
krasloten op de markt worden gebracht. Wat verwacht kon worden gebeurt: er zijn al signalen die wijzen op verslaving. We zien dus een overheid die extra
geld wil hebben voor sport en cultuur en de schatkist,
en tegelijk accepteert dat jongeren en andere mensen
met een laag inkomen, die krasloten kopen in de
hoop uit de financiële ellende te komen, verslaafd raken. Op een gegeven moment wordt de rekening gedeponeerd bij de GSD en de volkskredietbank.
Is er wat aan de verkokering te doen? De Commissie-Vonhoff riep al in de jaren zeventig op tot integraal beleid. Sindsdien zijn vele bestuurskundigen er
op gespitst om botsende belangen in kaart te brengen, om inconsistenties in het beleid aan te wijzen,
en om adviezen te geven voor een meer integraal beleid zonder die botsingen van deelbelangen. Vanuit
een willekeurig gezichtspunt zoals de schuldhulpverlening kan gestreefd worden naar integraal beleid,
waarbinnen alles is afgestemd op dat ene doel. Maar
vaak roept dat dan toch weer ‘derived externalities’
elders op. Een laatste voorbeeld op het terrein van
de arbeidsmarkt. Voor vele huishoudens met problematische schulden is er geen prikkel om te gaan werken, omdat extra inkomsten uit arbeid door de schuldeisers onmiddellijk worden afgeroomd. Daarom
stelt de Commissie Sch~ldenproblematiek
dat bij
schuldhulpverlening
afgesproken moet worden dat
het geholpen individu met een schuld een zeker deel
van de extra inkomsten mag houden om die arbeidsmotivatie te prikkelen. Die economische benadering
botst echter op het sociale probleem dat schuldeisers
in dergelijke gevallen soms grote delen van hun
schuldeis geschrapt zien.
Hoewel er alle reden is het streven naar integraal
beleid en naar een overheid waar geen verkokering
optreedt, met kracht voort te zetten, gebiedt de realiteit te erkennen dat het bereiken ervan wel altijd een
illusie zal blijven.
655