Ga direct naar de content

De fusie tussen Nationale Nederlanden en NMB Postbank Groep

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 16 1991

De fusie tussen Nationale Nederlanden en NMB Postbank Groep
H. Sçhreuder*

U

iteen strategische analyse van de voorgenomen fusie tussen Nationale
Nederlanden en de NMB-Postbank Groep blijkt dat de merites van deze stap voor
beide partners verschillend liggen. Voor de NMBPG ligt de fusie voor de hand
gegeven haar internationale ambities. Voor NN biedt deze fusie een oplossing voor
een strategische situatie die op termijn zorgelijk kan worden. Ook de alternatieven
voor beide concerns behelzen een ontwikkeling richting verzekerbanken.

De aankondiging van het fusievoornemen
van Nationale Nederlanden (NN) en de NMB Postbank Groep
(NMBPG) heeft de afgelopen weken veel beroering
gewekt. De discussie betrof primair de voorgestelde
omruilverhouding, waartegen enkele grote institutionele beleggers in NN verzet aantekenden.
Voorts kwamen ook de assurantie-tussenpersonen
in
het geweer, zowel verbaal als in de vorm van de aankondiging van een boycot tegen NN. In Nederland
vormen onafhankelijke assurantie-tussenpersonen
het
belangrijkste distributiekanaal voor verzekeringen. Zij
voelen zich bedreigd nu NN als de grootste Nederlandse producent van verzekeringen wenst samen te
gaan met een bank. Het ligt dan immers voor de hand
dat NN in toenemende mate gebruik zal maken van
de distributiemogelijkheden
die de bank biedt, zowel
via haar kantoren als rechtstreeks naar de klanten toe.
In dit artikel wordt een strategische analyse gegeven
van de voorgestelde fusie. Daarbij is de centrale vraag
wat voor beide partners de ratio is van deze fusie in
vergelijking tot mogelijke andere ontwikkelingsrichtingen van de twee ondernemingen.
De fusie wordt
dus beoordeeld tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in de bank- en verzekeringssector en de huidige strategische posities van beide fusiepartners. In
het verlengde van deze analyse wordt tevens bezien
wat voor beide ondernemingen de alternatieven zijn,
indien deze fusie geblokkeerd zou worden.
De voorgestelde omruilverhouding blijft buiten beschouwing. Het gaat hier om een inschatting van de
strategische merites van de fusie op zichzelf, bezien
vanuit de twee ondernemingen en hun markten.

De bank- en verzekeringssector
Zowel de bank- als verzekeringssector ondergaan een
proces van deregulering. In Europa wordt dit proces
versneld door de EG-initiatieven in het kader van
‘1992’. Daarbij treedt steeds meer branchevervaging
op. Banken gaan in toenemende mate verzekeringsprodukten voeren. Verzekeringsmaatschappijen
bieden steeds meer bancaire diensten aan. In het buitenland wordt deze ontwikkeling aangeduid met het
‘bancassurance’- of ‘Allfinanz’-concept. In het Nederlands zouden we kunnen zeggen dat we steeds meer

ESB 16-1-1991

‘verzekerbanken’
tegemoet kunnen zien (RabobankInterpolis, AMEV-VSB, spaarbanken-OHRA).
Beide fusiepartners hadden al plannen c.q. eerste initiatieven
in deze richting (Postbank-Centraal Beheer, NN met
spaar-, leen- en beleggingsprodukten
voor tussenpersonen). Binnen Nederland is deze trend versterkt
door de liberalisering van het structuurbeleid, waarmee de overheid enkele belemmeringen voor deze
ontwikkeling per begin 1990 heeft weggenomen.
De branchevervaging
is een reactie op ontwikkelingen aan de vraagzijde van beide markten. Voor particuliere klanten lopen de spaar-, verzekerings- en beleggingsprodukten
van beide branches steeds meer
dooreen. Bij voorbeeld hypotheken en oudedagsvoorzieningen kennen tegenwoordig vaak een verzekeringsdeel naast een bancair deel, zoals een
spaarregeling. Grote zakelijke klanten schakelden
de banken steeds minder in voor hun bemiddelende
rol en regelden hun financieringen vaker rechtstreeks met grote institutionele beleggers zoals verzekeringsmaatschappijen
en pensioenfondsen.
Door zich te ontwikkelen in de richting van ‘verzekerbanken’ pogen de aanbieders op deze markten
een completer pakket aan financiële diensten te bieden (en daarmee hun marktaandelen
te behouden).
Tevens lopen door fusies en overnames de concentratiegraden in beide sectoren op. Dit gebeurt zowel
op nationale markten als ook in de Europese context. Europa heeft, vergeleken met bij voorbeeld de
VS of Japan, daarbij nog een flinke inhaalslag te maken. Volgens een rapport van Booz-Allen & HamiIton bedraagt het marktaandeel van de top vijf levensverzekeraars
in de VS 44%, in Japan 65% en in
de EG 15%1. Schaalvergroting is voor spelers die het
Europese spel willen meespelen, veelal noodzakelijk. Het argument daarvoor is niet zozeer gelegen in
de te behalen kostenvoordelen.
Schaalvergroting is

• De auteur is hoogleraar Bedrijfseconomie
aan de Rijksuniversiteit Limburg. Hij heeft zich op verzoek van beide ondernemingen
een onafhankelijk
oordeel gevormd over de
fusie.
1. Europe 1992: tbreat or opportunizy?, Booz-Allen & Hamilton, 1989.

73

veeleer noodzakelijk om de vereiste investeringen
te kunnen blijven opbrengen (vooral in informatietechnologie), om op de zakelijke markten de grotere, internationale klanten te kunnen blijven bedienen en om zelf meer slagkracht op de markt op te
bouwen.
Behalve fusies vinden er ook steeds meer samenwerkingen plaats, zowel binnen als tussen de sectoren.
Ook als niet formeel wordt gefuseerd of overgenomen, betekent dit dat steeds meer ondernemingen
een plaats verwerven binnen financiële netwerken.
Vaak wordt die plaats verankerd door het nemen
van (kruis)participaties in het kapitaal van de partners in het netwerk. In de Europese verzekeringsbranche kwam in 1989 voor elf miljard gulden aan
fusies en samenwerkingen tot stand; in de bankensector voor negen miljard2. De grootste Europese
verzekeraar, het Duitse Allianz, ging samenwerken
met de Dresdner Bank. De Deutsche Bank startte
een eigen verzekeringsbedrijf, maar nam ook een
100/0-participatie in Allianz. Een overzicht van de Europese bank-en verzekeringssectoren
vertoont een
wirwar van onderlinge verstrengelingen3.
De verzekeringsmarkt in Europa zal, naar verwachting, nog flink doorgroeien. Zelfs in landen als Engeland en Duitsland wordt daarbij nog een groeifactor
van twee à drie maal de groei van het bnp voorzien.
In Zuid-Europa zullen nog hogere factoren gerealiseerd kunnen worden4. Daarmee vergeleken, vertoont de banksector meer tekenen van verzadiging
en consolidatie. Daardoor is ook in Nederland een
duidelijke tendens tot margeverkrapping voor de
banken zichtbaarS. Daar komt bij dat internationaal
in deze sector problemen manifest worden, vooral
in de VS. De kwaliteit van de kredietportefeuilles
van Amerikaanse banken baart zorgen. Zij hebben
ook moeite om aan de internationale BIS-normen
voor solvabiliteit te voldoen.
In beide sectoren schrijdt de internationalisering
voort. Het bankwezen is al hard op weg een ‘global
industry’ te worden; het verzekeringswezen
volgt
op enige afstand. In beide sectoren is de algemene
internationalisering van de zakelijke klanten daarvoor de voornaamste impuls. Dit impliceert dat op
vele nationale markten in toenemende mate toetreding is te verwachten van buitenlandse maatschappijen, die hun internationale posities uitbouwen. In
Nederland nam de Franse Victoire-groep het verzekeringsbedrijf Nieuw Rotterdam onlangs over, terwijl Van Lanschot in handen kwam van de Britse National Westminster Bank.
Tot zover de voornaamste ontwikkelingen in de omgevingen van NN en NMBPG. De algemene noemer
is dat de structuur van beide branches zich sterk aan
het wijzigen is en dat het tempo van de veranderingen de laatste jaren aanmerkelijk is versneld. In het
vervolg gaan wij na welke positie deze beide ondernemingen momenteel in hun bedrijfstakken innemen en voor welke keuzes zij staan.

2. De expansiedrang
van de verzekeraars, FEM, 21 april
1990.
3. NRC, 11 januari 1991, blz. 10.
4. A. Andersen, lnsurance in a cbanging Europe 19901995, november 1990.
5. Nederla’ndse Vereniging van Banken/Public
Affairs Consultants, Europa 1992 en de Nederlandse bancaire sector,
september 1990.

74

Positie NN

Positie NMBPG
De NMBPG is in 1989 ontstaan uit een fusie tussen
de NMB Bank en de Postbank. Op zichzelf vertoonden deze partners een mooie complementariteit.
De
NMB bediende vooral de zakelijke markt; traditioneellag daarbij de nadruk op het midden- en kleinbedrijf. De Postbank was vooral aanwezig op de particuliere markt. Zij had moeite om, na haar
privatisering, alsnog de zakelijke markt te betreden.
De Postbank bood de NMB bovendien een ruim reservoir aan relatief goedkope geldmiddelen. Samen
konden de fusiepartners ook trachten de markt voor
grotere zakelijke kredieten te penetreren.
In de Nederlandse context is de NMBPG een van de
‘grote drie’ banken die inmiddels zijn overgebleven
(naast Rabobank en ABN-Armo). Deze drie bieden op
de Nederlandse markt een totaalpakket van bancaire
diensten aan: zij zijn waarlijk ‘algemene banken’. De
NMBPG is zowel qua aantal rekeningen als qua omzet en aangehouden tegoeden de grootste marktpartij
in het Nederlandse betalingsverkeer. Gegeven de Nederlandse marktstructuur ligt een verdere concentratie van de grote banken niet voor de hand.
In de Europese context is de NMBPG echter hooguit
een middelgrote speler. Op de ranglijst van Europese banken neemt de NMBPG de 25e plaats in qua
omvang van de activa (ABN-Amro de 7e; Rabobank
de 21e). Qua marktwaarde is die plaats overigens
beduidend lager6. Dit is een probleem voor alle Nederlandse bank- en verzekeringsfondsen
die kampen met vrij lage koers/winst-verhoudingen.
Daardoor wordt hun kracht op de internationale fusieen overnamemarkt zeer beperkt.
Het concern is ook nog slechts op bescheiden
schaal geïnternationaliseerd.
Het beschikte per begin 1990 over 42 vestigingen in het buitenland. Het
aandeel van de internationale kredietverlening in de
totale portefeuille bedroeg 12%. Op de internationale markt richt de NMBPG zich op enkele ‘niches’, zoals schuldenhandel
en schuldconversie7.
Samenvattend: de NMBPG koppelt een zeer sterke
binnenlandse positie als ‘algemene bank’ aan een relatief onderontwikkelde
buitenlandse positie. Gegeven de ontwikkelingen in de Europese context is de
strategische basiskeuze waar het concern voor staat
de volgende:
Ofwel: een relatief kleine regionale speler blijven
door zich primair te concentreren op de Nederlandse thuismarkt en daarnaast een enkele internationale niche te bewerken. In wezen is dit een defensieve strategie gericht op behoud van de huidige
positie.
Ofwel: door schaalvergroting/samenwerking
en inTabelJ. Schat- ternationalisatie een Europese speler van betekenis
ting distribute worden, hetzij als ‘algemene bank’, hetzij in een
tie-aandelen
aantal geselecteerde segmenten.
Nederlandse
De ambities van het concern gaan blijkbaar in de
verzekeringsrichting van de tweede optie.
markt (96)

Onafhankelijke tussenpersonen
Direct writers
Banken
Gebonden agenten
Overige

Nationale Nederlanden is marktleider in de Nederlandse verzekeringsbranche.
Haar marktaandelen bedragen naar schatting 11% voor schadeverzekeringen
en 27% voor levensverzekeringen8 Haar binnenlandse omzet wordt voornamelijk verkregen via het distributiekanaal van de assurantie-tussenpersonen:
75%
van de omzet is uit dat kanaal afkomstig. In Nederland neemt de onafhankelijke tussenpersoon een sterke positie in bij de distributie van verzekeringen. Bijna de helft van alle verzekeringen wordt via dat
kanaal afgezet (zie tabel 1). In het buitenland genereren verzekeringsagenten,
die gebonden zijn aan een
bepaalde maatschappij, vaak de meeste omzet.
De NN-marktaandelen
staan echter onder druk. De
voornaamste oorzaak daarvan is het verschijnsel
van verdringing van en binnen haar voornaamste
distributiekanaal. Dit wordt in de eerste plaats veroorzaakt door de opkomst van de zogenaamde ‘direct writers’: verzekeringsmaatschappijen
die hun
produkten rechtstreeks aan potentiële klanten aanbieden. Daarnaast wenden banken in toenemende
mate hun diëntenbestanden
en kantoren aan voor
de distributie van verzekeringen. En tenslotte penetreren buitenlandse verzekeringsmaatschappijen,
zoals DAP, via onafhankelijke tussenpersonen
op de
Nederlandse markt.
Buiten Europa is NN redelijk geïnternationaliseerd.
Het concern heeft goede posities opgebouwd in onder meer de VS en het gebied rond de Grote Oceaan. Binnen Europa is dat niet zo goed gelukt. Alleen in enkele landen, zoals België en Spanje, is een
aanwezigheid van betekenis opgebouwd. Overigens
illustreren de cijfers van NN over 1989 dat het opbouwen van een buitenlands bedrijf een zaak van
lange adem en veel investeringen is. Terwijl meer
dan de helft van de concernomzet uit het buitenland afkomstig is, is de winstbijdrage uit het buitenland slechts circa 20%. Het concern ontleent zijn huidige rentabiliteit aan de binnenlandse marktpositie9
In Europees perspectief is NN een tamelijk grote
speler. Het neemt qua premie-inkomen in 1988 de
zesde plaats in. Verreweg de ftrootste Európese verzekeraar is het Duitse Allianz 0. NN bevindt zich te
midden van de groep van zes middelgroten. In wereldwijd perspectief voeren overigens de Japanse en
Amerikaanse maatschappijen de ranglijst aan.
Aangezien NN al gekozen heeft voor een strategie
van internationalisatie,
is de strategische basiskeuze
waar het concern nu voor staat de volgende:
Ofwel: streven naar schaalvergroting binnen de internationale verzekeringssector.
Daarbij zal vooral de
positie binnen Europa moeten worden uitgebouwd.
Ofwel: verbreding van de concernbasis door ontwikkeling in de richting van een verzekerbank. Deze
optie kan worden nagestreefd op eigen kracht of in
combinatie met een binnenlandse of buitenlandse
bankpartner.

6. International
1990.

45

Bank Scoreboard,

Business Week, 2 juli

20

7. jaarverslag NMB Postbank Groep, 1989.

15

8. Diverse bronnen w.o. Assurantie Magazine, Statistisch
nummer, 13 december 1990; Informatica statistica, NN,
1990.

5
15

Bron: Van der Geer, De slag om de distributie, VVP, 19 december

1990.

9. jaarverslag Nationale Nederlanden, 1989.
10. Allianz’s quiet coup d’état, International Management,
december

1990.

Beoordeling van deze fusie
Wij komen nu toe aan de beoordeling van deze fusie als strategische optie voor beide fusie partners,
gegeven hun eigen posities en tegen de achtergrond
van de geschetste ontwikkelingen in beide sectoren.
Voor de NMBPG ligt deze fusie om een aantal redenen voor de hand. Binnenlandse schaalvergroting in
de banksector lijkt nauwelijks mogelijk. Een beleid
van consolidatie van de huidige binnenlandse positie is riskant. In de eerste plaats zal de concurrentie
op de thuismarkt naar verwachting nog toenemen,
onder meer door branchevervaging en door buitenlandse toetreders. In de tweede plaats dreigt dan
toch klantenverlies, met name in de zakelijke markt,
aangezien internationalisering ook daar een voortschrijdend verschijnsel is. Daarmee is de defensieve
optie van primaire concentratie op de thuismarkt
voor NMBPG onaantrekkelijk.
Wordt derhalve gekozen voor internationale schaalvergroting, dan is het huidige formaat van de
NMBPG in de Europese verhoudingen niet zodanig
dat door middel van overnames een vooraanstaande
positie kan worden bereikt. Het concern zou derhalve op zoek kunnen gaan naar buitenlandse banken
als fusie- of samenwerkingskandidaten.
Het is bekend dat hieraan ook in eerste instantie werd gedacht. Andere pogingen in deze richting (bij voorbeeld Amro-Generale) wezen echter uit dat zulke
grensoverschrijdende
fusies vooralsnog op grote
problemen stuiten. Er is eigenlijk ook nog geen
goed voorbeeld van in de banksector. Voorts is het
aanbod van geschikte fusiepartners niet groot, mede
door de reeds tot stand gekomen Europese vervlechtingen. En tot slot speelt de lage marktwaardering
het concern ook parten bij het bedingen van gunstige condities. Al met al lijkt ook het pad van de internationale fusie of overname voor NMBPG met het
huidige formaat moeilijk begaanbaar.
Op eigen kracht internation~liseren is een alternatief dat, gegeven het huidige tempo van veranderingen in de branche, eveneens tamelijk onaantrekkelijk lijkt. De kans is dan groot dat de slag in de
Europese markt toch wordt gemist.
Derhalve ligt het voor de hand dat de NMBPG tracht
door deze fusie met NN zich te verzekeren van een
partner die haar slagkracht in de Europese markt
kan vergroten. Het gezamenlijke formaat is zodanig
dat op de overname markt wel een vuist kan worden
gemaakt, al is deze nog altijd kleiner dan die van de
grote Franse of Duitse combinaties. Tegelijkertijd
wordt de binnenlandse positie van het concern ook
beter ‘verzekerd’, doordat het produktenpakket
wordt uitgebreid. Ook de twee grote binnenlandse
concurrenten breiden hun pakket met verzekeringsprodukten uit.
Voor NN lijkt er niet veel anders (meer) op te zitten.
Het is bekend dat NN de eerste optie van schaalvergroting binnen de internationale verzekeringssector
zeer serieus heeft overwogen, waarbij versterking
van de Europese positie voorop stond. Besprekingen met een geschikte Engelse partner waren in een
vergevorderd stadium, maar realisatie van deze
grensoverschrijdende
fusie bleek niet goed mogelijk. Naar verluidt, speelde ook hier de lage
koers/winst-verhouding
van het Nederlandse concern een rol. Inmiddels hebben de grootste Franse
en Duitse spelers hun keuzes reeds gemaakt en lijken daardoor niet meer als potentiële partner be-

E5B 16-1-1991

schikbaar. Doordat zowel de Frans-Belgische als de
Duitse verzekeringssector
in korte tijd sterk vervlochten is geraakt, ook met de banksector, worden
deze regio’s voor buitenlanders moeilijk toegankelijk. Daarmee dreigen de drie grootste Europese
markten voor NN ondoordringbaar
te worden 11.
Consolidatie van de huidige positie lijkt nationaal
en internationaal ook niet goed mogelijk. De Europese positie is, zoals gezegd, niet sterk. Te midden
van de toenemende concentratie en samenwerking
in Europa lijkt deze positie op de langere termijn
moeilijk verdedigbaar. Buiten Europa (de VS en het
Grote-Oceaangebied)
heeft NN een betere positie.
De concurrentie opereert daar echter al op grotere
schaal: acht van de tien grootste verzekeringsmaatschappijen ter wereld zijn Japans. Bovendien is het
de vraag of deze buitenlandse positie te consolideren valt zonder een krachtige thuisbasis. De vereiste
investeringen zijn niet op te brengen zonder een
substantiële winstbijdrage vanuit de thuismarkt.
Juist op de thuismarkt is de positie van NN op termijn zorgwekkend indien de huidige ontwikkelingen zich onbelemmerd zouden voortzetten. Het
marktleiderschap wordt bedreigd; de marktaandelen brokkelen afl2. Binnenlands is NN zeer afhankelijk van het distributiekanaal van de assurantie-tussenpersonen. De verdringing van en binnen dit
kanaal bedreigt driekwart van het binnenlands premie-inkomen van NN. Het is zonder meer duidelijk
dat het voor NN van levensbelang is om deze bedreigingen te pareren. Voor een deel zal dat moeten gebeuren door het distributiekanaal van de assurantietussenpersonen te versterken waar dat kan (bij
voorbeeld door uitbreiding met bancaire diensten,
zoals al werd voorbereid). Maar aangezien dat kanaal zelf aan verdringing onderhevig is, zal NN ook
additionele kanalen moeten aanboren. Via die additionele kanalen moet NN compenseren wat het
dreigt kwijt te raken in het tussenpersonenkanaal.
Dat zijn in het algemeen de tamelijk gestandaardiseerde produkten, die niet veel begeleiding behoeven. Mogelijke complementaire kanalen zijn die van
de ‘direct writing’ en van de banken.
Het bovenstaande laat zien dat NN in een situatie terecht is gekomen die op termijn penibel wordt indien nu geen maatregelen worden genomen. De buitenlandse positie is op zichzelf al moeilijk te
consolideren, laat staan.te expanderen. De daarvoor
vereiste investeringen zouden gegenereerd moeten
worden uit een sterke thuisbasis. Jarenlang is dat
ook precies wat NN heeft gedaan. Nu de thuisbasis
echter zelf van diverse zijden wordt bedreigd, lijkt
er weinig anders op te zitten dan daar de aandacht
in eerste instantie op te concentreren. NN zal het bestaande kanaal van de assurantie-tussenpersonen
wel moeten versterken: een te groot deel van de omzet wordt daaruit verkregen om dit kanaal al te zeer
te laten afbrokkelen. Dat is echter niet voldoende.
Een deel van de bedreigde omzet zal via andere kanalen moeten worden gedistribueerd. Vanuit deze

11. Ter vergelijking de marktaandelen
van diverse landen
in het wereldwijde premie-inkomen
in 1988: Duitsland
6,8%, VK 5,9%, Frankrijk 4,5%, Nederland en Zwitserland
1,3%. Bron: A. Andersen, Insurance in a cbanging Europe
1990-1995, november 1990, blz. 156.
12. Gegeven de aard van het verzekeringsbedrijf
is dat overigens een proces dat zich geleidelijk afspeelt.

77

analyse lijkt het voor NN welhaast onontkoombaar
dat aangesloten wordt bij de ontwikkeling in de richting van verzekerbanken. De conclusie moet dus
zijn dat NN inmiddels welhaast gedwongen is de
tweede optie met kracht na te streven, wil het concern de thuismarkt behouden en in de nieuwe Europese verhoudingen een rol van betekenis blijven
spelen. De NMBPG biedt NN een zeer breed palet
aan alternatieve distributiekanalen:
van NMB-bankkantoren tot direct marketing via de Postbank. Vanuit die optiek is de keuze van deze partner logisch.
Overigens bleef er ook niet veel te kiezen over, aangezien de andere twee grootbanken hun bewegingen richting verzekeringssector
al hadden gemaakt.
Voor NN zou samenwerking van NMBPG met een
andere verzekeraar de bedreiging van de thuismarkt
nog eens aanzienlijk hebben versterkt.

De alternatieven
Voor NMBPG ligt de fusie dus voor de hand; voor
NN is deze welhaast noodzakelijk. Maar stel dat de
fusie geblokkeerd wordt, wat zijn dan de waarschijnlijke alternatieven voor beide partijen?
In de eerste plaats kan verwacht worden dat beide
partijen zich toch zullen ontwikkelen in de richting
van een verzekerbank, zij het waarschijnlijk langzamer dan bij een fusie het geval zou zijn13. De Postbank werkte al samen met Centraal Beheer; uitbreiding van zulke samenwerkingen ligt voor de hand.
NN moet haar aanbod wel uitbreiden met bancaire
diensten, al was het maar omdat de tussenpersonen
daarom vragen in verband met de bescherming van
hun eigen positie. Indien de voornaamste oppositie
komt van de aandeelhouders van NN, is het zelfs
niet uitgesloten dat beide ondernemingen weliswaar de fusie afblazen, maar in plaats daarvan een
sterke samenwerking aangaan, eventueel met participaties in elkaars kapitaal.
Er mag in ieder geval worden verwacht dat beide
partijen met voortvarendheid een of andere strategische zet zullen trachten uit te voeren. Na een mislukte poging tot fusie zouden beide ondernemingen
toch min of meer ‘in de etalage liggen’. Ook na het
mislukken van het Amro-Generale voornemen duurde het niet al te lang voordat de ABN-Amrofusie
werd beklonken.
Voor de NMBPG zullen er vele kandidaten in de
markt zijn. Dat was al zo voordat de intenties met
NN vaste vorm aannamen. De mogelijkheid tot samenwerking met een buitenlandse bank kan verder
worden onderzocht. Blijft dit een moeilijk realiseerbare optie, dan ligt samenwerking met een andere
Nederlandse verzekeraar voor de hand (Aegon?), indien niet met NN verder kan worden gegaan. Voor
de NMBPG zal dit echter toch de tweede keus zijn.
Zij zal de marktleider prefereren. Om die reden zal
een alliantie met NN, vormgegeven door middel van
kruisparticipaties, voor NMBPG een serieuze ‘fallback position’ zijn.
Voor NN ligt de zaak moeilijker. In zekere zin is de
‘schade’ bij de belangengroeperingen
van aandeelhouders en tussenpersonen al geschied. Uit dien
hoofde wordt niet veel gewonnen door het eventuele mislukken van de fusie. Zoals hierboven bleek,
is bovendien het pad naar Europese expansie in de
verzekeringsector steeds lastiger begaanbaar bij gebrek aan beschikbare partners. Misschien zal dit pad
toch betreden moeten worden, maar dan met flink

78

bijgestelde ambities voor wat betreft de plaats van
NN in enig samenwerkingsverband.
Hernieuwde besprekingen met een Engelse partner of aftasten van
de mogelijkheden met de grotere Zwitserse maatschappijen (Zürich en Winterthur) zouden nog overwogen kunnen worden. Uiteraard blijft de onderneming een begerenswaardige
partner voor menige
bank, maar na blokkering van één poging zit een
tweede vrijwillige poging er niet zo gauw in. Ondertussen blijft de thuismarkt van het concern bedreigd, zeker indien de aanvaring met de tussenper~
sonen niet tot een goede einduitkomst leidt. Het is
niet goed te voorzien welke middcl.en NN zal aanwenden om deze bedreigingen het hoofd te bieden14. Duidelijk is wel dat de onderneming er veel
aan gelegen zal zijn om het voornemen tot fusie met
NMBPG daadwerkelijk tot uitvoering te brengen.
In het bovenstaande is één mogelijkheid steeds buiten beschouwing gebleven. Dat is het scenario van
de (onvrijwillige) overname van een van deze ondernemingen. Als de fusie geblokkeerd zou worden, is dat scenario echter ook reëel. Voor de
NMBPG biedt daarbij voorlopig een 20%-aandelenpakket, dat zich nog in handen van de staat bevindt,
enige geruststelling. Verwacht mag echter worden
dat de internationale verzekeringswereld
zich zal
buigen over de houdbaarheid van Nederlandse beschermingsconstructies,
zoals NN die ook hanteert.
Zelfs op korte termijn mag een concurrerend bod
op NN niet uitgesloten worden. Ook al zou de uiteindelijke bedoeling daarvan niet zijn om NN in handen te krijgen, dan nog kunnen de grotere aandeelhouders en concurrerende ondernemingen
trachten
door middel van zo’n ‘tussenbod’ de prijs voor de samenwerking met NMBPG op te drijven. Voor de speculatief ingestelde belegger is een overnamegevecht
een aanlokkelijk vooruitzicht; voor de andere belangengroeperingen
bij NN moet dat worden betwijfeld.
De alternatieven en hun consequenties overziende,
lijkt het nog het meest aannemelijk dat NN en de tussenpersonen met het oog op hun wederzijdse belangen op enigerlei wijze ‘tot zaken komen’. Vervolgens is de vraag hoe heet de soep gegeten wordt
die door de institutionele beleggers is opgediend.
Blijft die oppositie tamelijk krachtig, dan zal wellicht de fusie voorlopig van de baan zijn. De trend
richting verzekerbanken
zal echter doorgaan, ook
bij deze twee ondernemingen
en wellicht in enige
vorm van nauwe samenwerking.

Hein Schreuder

13. Zie voor een aanduiding van enkele voor- en nadelen
van deze ontwikkeling: E. Helten, SynergieefJekte durch
Kaaperatian van Banken und Versicherungen?, Institut für
Betriebswirtschaftliche
Risikoforschung und Versicherungswirtschaft, Ludwig-Maximilians- Universität, München.
14. Als marktleider heeft zij uiteraard wel een aantal mogelijke wapens, waaronder acquisities of het versterken van
de eigen distributie.

Auteurs