De ethische benadering van Sen
Aute ur(s ):
Pen, J.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4041, pagina 53, 17 januari 1996 (datum)
Rubrie k :
Boekbespreking
Tre fw oord(e n):
boekbesprekingen, normen, w aarden
De Indiase econoom Amartya Sen is bekend geworden met onderzoek naar de oorzaken van hongersnoden, zijn visie op gelijkheid en
de betekenis die hij toekent aan de rol van morele overwegingen bij economische beslissingen. Onlangs verschenen zijn belangrijkste
opstellen in een Nederlandse vertaling.1
Wat zou ik deze acht opstellen van Amartya Sen graag willen aanbevelen aan iedereen die over inrichting van de samenleving echt
nadenkt en niet zomaar wat roept. Over de voor- en nadelen van de markt, het middenveld, het gezin, de ongelijkheid, de armoede en de
hongersnoden heeft Sen subtiele maar toch stellige meningen, waarbij te bedenken valt dat hij geldt als een van ‘s werelds meest
gerespecteerde economen.
Sen belichaamt het intellectuele tegenwicht tegen de geestdrijvers van de markt, type Milton Friedman, en tegen de zwartgallige denkers,
type James Buchanan, die politici zien als gewetenloze calculatoren. Sen staat voor de ethische benadering, dat wil zeggen dat hij uitgaat
van het simpele maar door de economie graag weggedachte feit dat mensen voortdurend moeten kiezen en dat ze zich daarbij afvragen:
mag dit eigenlijk wel? Soms is dat morele element nauwelijks aanwezig – de keuze tussen het ene sigarettenmerk of het andere – soms
dringt de morele vraag zich met kracht op: in de politiek bijvoorbeeld. Sen is bovendien een van de laatste egalitaristen, hij is, als men wil,
de laatste sociaal-democraat, en hij is bovenal een verdediger van de politieke vrijheid.
Ik zou dit boek ook graag in handen zien van al diegenen die geloven dat een beetje dictatuur, van links of van rechts, goed is voor de
economische groei. Sen maakt aan de hand van empirisch materiaal aannemelijk dat een vrije pers, vrije vakbonden, een vrije oppositie en
vooral veel vrij onderwijs goed is voor het nationale inkomen en vooral voor het voorkomen van armoede en hongersnoden. Over de
hongersnoden heeft hij een speciale theorie. Ze worden niet zo zeer veroorzaakt door algemene voedselschaarste in een regio, maar
doordat bepaalde gezinnen geen toegang hebben tot de aanwezige voorraden, en dat kunnen juist de gezinnen van de boeren zijn. De
Chinese catastrofe van 1958-1961, waarbij 23 tot 30 miljoen mensen omkwamen, vond plaats in een periode van Grote Sprongen
voorwaarts. In delen van China was de inkomensgroei heel behoorlijk en hadden de mensen genoeg te eten, maar door het
industrialisatieprogramma werden boeren weggedrukt die vervolgens van de honger stierven. De regering deed er niets aan. Dit
voorbeeld laat zien, dat schijnbare nuances verschil maken.
Sen redeneert uiterst zorgvuldig, put zich uit in precisie, laat geen tegenargument onbesproken. Deze stijl komen we vooral tegen in
“Gelijkheid waarvan?”. In deze oefening in ethiek verwerpt Sen de inkomensgelijkheid, de utilitaristische maximalisatie van het totale nut,
het differentiebeginsel à la Rawls, de gelijke welvaart à la Tinbergen, en hij bepleit ten slotte de gelijkheid van “elementaire capaciteiten”.
Dit is een soort basispakket, waarin niet alleen een minimum aan consumptiegoederen voorkomt, maar vooral ook toegang tot de sociale
netwerken en speciaal het onderwijs. Het is niet voldoende als een individu over geld beschikt, de mensen moeten volwaardig
functioneren en zichzelf kunnen redden. Een liberaal en een socialist zullen hier allebei iets herkennen.
Een zeer aanbevelenswaardig boek dus, al was het maar omdat het eerste opstel een vertaling is van “Rational fools” (1976), dat afrekent
met het neoklassieke uitgangspunt dat individuen er een voorkeursordening op na houden. Sen laat overtuigend zien dat een individu
simultaan wordt geleid door verschillende voorkeursordeningen, sommige egoïstisch, sommige altruïstisch; en ze kunnen elkaar
behoorlijk in de weg zitten, vooral op politiek gebied. Na lezing van ‘Rational fools’ werd het mij duidelijk dat ik pas een artikel heb laten
publiceren dat ik niet gepubliceerd wil zien. Uit het gedrag valt niet af te leiden hoe het zit met de behoeften.
Prachtig boek dus, maar ik zit met een vraag. Slaagt Sen er in het ingewikkelde helder uit te leggen? Zeker, maar hij doet er wel erg lang
over. En soms lijkt het ingewikkelde onder zijn handen nog ingewikkelder te worden. Neem het sterk geaccentueerde onderscheid tussen
de functies en capaciteiten van mensen, dat gebruikt wordt bij de verklaring van de armoede. Niet iedereen zal overtuigd zijn van de
noodzaak van dit raffinement. Ook de vraag of meeleven dan wel betrokkenheid het juiste inzicht verschaft in de prioriteiten van
individuen krijgt veel aandacht – Sen kiest voor het laatste. Mij is niet goed duidelijk waarom: de twee typen gevoelens lijken me
praktisch hetzelfde effect te hebben.
Belangrijker is dat het stuk over de gelijkheid, dat de lezer veel moeite kost, geen enkel cijfer bevat. Sen wil laten zien dat de principes van
andere ethici, zoals Rawls, verschillen van de zijne (dat basiscapaciteiten als uitgangspunt neemt). Maar volgens mij doen deze
filosofische verschillen er weinig toe als we het over Brazilië hebben – de ongelijkheid is daar zo schreeuwend dat subtiliteit in de
begripsvorming een tikje overbodig lijkt. Sterker, dat geldt ook voor Nederland. Er lopen hier vele inkomenstrekkers rond die ettelijke
miljoenen per jaar in de schoot geworpen krijgen. De luxe springt in het oog: schepen in de jachthavens, zware wagens op de weg, het
hotelwezen. Daarnaast bestaat bittere armoede. Dit kan getalsmatig worden geïllustreerd en zulke getallen zijn overtuigender argumenten
voor het egalitarisme dan de uitgesponnen filosofieën van Sen. Ik kan me moeiteloos voorstellen dat sommige lezers daar wat moe van
worden.
De vertalers, onder aanvoering van Jos de Beus, zijn ook wat vermoeid geraakt – er staan vreemde zinnen in dit boek en meteen in het
begin is het even goed mis: het boek van Edgeworth (1881) wordt geciteerd als Mathematical physics waar het nu juist psychics moet
zijn. Het nut van de vertaling is trouwens niet boven twijfel verheven: sommige passages kunnen alleen worden begrepen door wat ik nu
maar geletterde lui zal noemen. “Het verzuim om de uitoefening en niet-realisatie van rechten te introduceren als factoren in de
beoordeling van toestanden betekent een lacune die nauwelijks kan worden goedgemaakt door de toepassing van rigide deontologische
beperkingen zonder consequentialistische beoordeling” (blz. 213). Ook de debatten die Sen voert met denkers van het type Rawls,
Dworking enz. zijn alleen toegankelijk voor wie deze literatuur enigzins kent en dat zijn in Nederland juristen en filosofen die Engels
kunnen lezen.
Sommige lezers zullen volstaan met de inleiding van De Beus, die ongeveer tien procent van het aantal bladzijden in beslag neemt; een
boeiend document dat nog weer veel informatie toevoegt aan deze rijke bundel. De Beus geeft een overzicht van het werk van Sen in zijn
geheel en formuleert de ‘Wet van Sen’: politiek pluralisme leidt tot minder hongers-noden. Maar soms is de extra informatie van komische
aard, zoals de eerste zin: “Gitaristen hebben Eric Clapton, intellectuelen Vaclav Havel en economen hebben Amartya Sen”. Voor wie niet
weten wie Eric Clapton is: een van de vele ‘vernieuwers’ van de blues uit de jaren zestig met een klein clubje volgelingen; er bestaan
gitaristen in Nederland die nooit van hem hebben gehoord en bluesliefhebbers (zoals ondergetekende) die Clapton weinig interessant
vinden. Havel laat ik nu maar zitten. De lof van De Beus werkt hier averechts.
Wie nu denkt dat we deze bundel maar beter ongelezen kunnen laten – nee, integendeel. De oppervlakkigen kunnen er beter niet aan
beginnen. Sen is alleen besteed aan degenen onder ons die ernst maken met het vak en over veel tijd beschikken.
1 A. Sen, Welzijn, vrijheid en maatschappelijke keuze, Opstellen over de politieke economie van het pluralisme, gekozen door J. de
Beus, Van Gennep, Amsterdam, 1995, 320 blz.
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)