prikkel
De economische
betekenis van de gift
Arjo Klamer
Hoogleraar culturele economie aan de Erasmus
Universiteit Rotterdam en initiatiefnemer
van de Academia Vitae in Deventer.
klamer@fhk.eur.nl
H
et ging goed met de Sint.
Kerstmis belooft ook goed te
worden. Althans, zo ziet een econoom dat. De econoom kijkt immers
naar de omzet in de winkels en ziet
dat consumenten flink wat aan het
uitgeven zijn. En dat is goed voor
de economie. Maar door economische brillenglazen valt het
toch niet gauw op dat die uitgaven niet zomaar uitgaven zijn.
Verreweg het leeuwendeel van wat consumenten in de decembermaand besteden is niet voor henzelf, maar voor anderen.
Sinterklaas- en kerstaankopen zijn vooral giften.
Het heeft eventjes gekost om dat bij mij door te laten dringen. Ongeveer twintig jaar om preciezer te zijn. Niet zo gek
toch, want geen economisch handboek heeft het over giften.  
De gift is geen standaard economisch onderwerp.
De homo economicus is een individu die voor zichzelf bezig
is. Dat het nut van anderen in zijn nutsfunctie zit, is een aardige
gedachte die zo nu en dan wel eens langs komt, maar veel doen
we daar toch niet mee. Zelfs met het onderzoek dat nu gedaan
wordt naar de economie van relaties, altruïsme en de gift (dat
laatste vooral in economische antropologie) blijft het beeld
van homo economicus dominant. Dat beeld dwingt me nog
steeds te denken aan mijn gewinkel in deze tijd als economisch
gedrag. Het vertelt me niet waarom wij met ons allen juist nu
zoveel besteden. Het zorgt er niet voor dat wij het beeld van
de consument herzien om te benadrukken dat het meeste van
wat u en ik uitgeven voor anderen bestemd is, of tenminste
bedoeld is om met anderen te delen (ik denk nu niet alleen aan
mijn Sinterklaasaankopen maar ook aan mijn hypotheek, de
vakanties en het uitgaan). De gift is niet uitzonderlijk, de gift is
standaard.
Een econoom is geneigd de gift als een vorm van ruil te
zien. Do ut des. Het is alleen een bijzonder inefficiënte vorm
van ruil. Joe Waldfogel, in een inmiddels berucht geworden
artikel getiteld The Deadweight Loss of Christmas (1998), beredeneerde volgens de gangbare economische logica dat spullen
voor iemand anders kopen inefficiënt is. We kunnen immers
de preferenties van die ander niet goed inschatten. De kans dat
we met iets aankomen dat niet iets is dat de ontvanger zelf had
willen kopen, is redelijk groot. Als een goede econoom heeft
Waldfogel gepoogd het verlies te berekenen. Hij vroeg studenten
wat ze over gehad zouden hebben voor de cadeaus die ze met
kerst hadden gekregen (Amerikanen geven alleen met de kerst).
Vergeleek hij die waarde met wat de cadeaus in werkelijkheid
548
ESB  16-12-2005
hadden gekost, dan kwam hij op een verlies van 16 percent.
Het verlies was minder groot voor cadeaus die ze van vrienden
hadden gekregen en groter voor cadeaus van oma’s en ouders.
Volgens Waldfogel’s berekeningen komt het verlies van Kerstmis
voor de Amerikanen uit op tien miljard dollar. Zou dezelfde
berekening voor Nederland opgaan, dan komt het verlies hier
neer op een kleine miljard euro.
Dat is veel geld. En dat voor een maand. De implicatie is dat
het beter voor iedereen zou zijn wanneer we ophouden met
het geven van cadeaus en dat we elkaar geld gaan geven. Wat
zouden de gevolgen zijn als we al het geven afschaffen? Zou de
samenleving er beter op worden?
Anders dan in de economische wetenschap is de gift een
belangrijk onderwerp van antropologisch, sociologisch en ook
filosofisch onderzoek. Daarin wordt de gift duidelijk onderscheiden van een economische ruil. Terwijl in een typische economische ruil de termen van de ruil duidelijk gespecificeerd zijn
– jij krijgt dit in ruil voor dat en daarmee is de kous af – blijven
de termen in geval van de gift ambigu. Geef ik een vriend een
lift naar het vliegveld, dan verwacht ik wellicht dat hij ook iets
voor mij doet. Alleen spreken wij dat niet af. Geen van ons beiden weet wanneer de wederdienst komt, in welke vorm en we
weten zelfs niet zeker wie de begunstigde is. Misschien wil die
vriend mij een maand later helpen met een probleem dat ik heb.
Misschien helpt hij mij aan een nieuwe baan. Of hij doet iets
voor een kind van mij. Een belangrijk verschil is ook dat in het
geval van een gift er in principe niet expliciet gemeten wordt. Ik
ga niet opschrijven hoeveel die lift mij gekost heeft (natuurlijk
inclusief opportunity costs) en ik ga er vanuit dat hij dat ook niet
doet.
Geven in deze zin is dus meer dan het geven aan goede
doelen of het verrichten van vrijwilligerswerk. Het belangrijke
geven doen u en ik dagelijks, wanneer wij tijd, aandacht, zorg,
liefde, cadeaus en ook wel eens geld geven aan gezinsleden,
vrienden, kennissen, collega’s en soms wildvreemden. Dat geven
is economisch, omdat het ons iets kost – we moeten er iets
anders voor laten – en omdat het iets van waarde oplevert. Maar
dat geven is ook sociaal; het vergt sociale kennis om te weten
wat te geven en hoe te ontvangen. Geld geven met Sinterklaas
kan bijvoorbeeld niet (alleen oma’s mogen dat). Je kunt te veel
geven en te weinig. Je kunt te veel terug doen en te weinig.
Doordenkend over het geven wordt het duidelijk dat geven een
essentieel onderdeel is van de intermenselijke relaties en daarmee van de samenleving. Families, vriendschappen, clubs, partijen, de wetenschappen en de kunsten bestaan bij gratie van de
gift. Het wordt hoog tijd dat de economische wetenschap daar
aandacht voor gaat hebben. â–
Literatuur
Waldfogel, J. (1993) The Deadweight Loss of Christmass. American Economic
Review, 83, 5, 1328-36.