De dollar naar / 1,40?
In een officieel communique na afloop van hun vergadering vorige week in Washington hebben de ministers van Financien van de Groep van Zeven hun onderlinge afspraken over internationale beleidscoordinatie
en stabilisering van wisselkoersen herbevestigd. Hun
woorden waren nog niet koud, of op de internationale financiele markten brak paniek uit. De bekendmaking
van het tegenvallende handelscijfer van de VS over februari was genoeg om een verkoopgolf uit te lokken die
de koersen deed tuimelen. De Dow Jones-index voor
industriele aandelen daalde met 100 punten en de koers
van de dollar zakte verscheidene centen. Massale
steunaankopen van centrale banken waren nodig om
een bodem in de markt te leggen.
Het voorval illustreert hoe nerveus de stemming op
de financiele markten momenteel is. De geringste tegenvaller brengt al een schokgolf teweeg. De onzekerheid in de markt wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door het feit dat nog geen oplossingen voor de internationale economische onevenwichtigheden in zicht
zijn. Ondanks de enorme koersdaling van de dollar in
de afgelopen twee jaar is het tekort op de lopende rekening van de Amerikaanse betalingsbalans nog nauwelijks verminderd. Evenmin is er zicht op dat de Amerikaanse regering erin slaagt het begrotingstekort te verkleinen voordat de verkiezingen achter de rug zijn. De
angst voor een nieuwe glijvlucht van de dollar of een inzinking van de internationale conjunctuur hangt daardoor als een donkere wolk boven de markt. ledereen
houdt zich gereed om bij de eerste druppel een goed
heenkomen te zoeken.
Hoe is het mogelijk dat een depreciatie van de dollar
ten opzichte van de yen en de Duitse mark met meer
dan 50% sinds februari 1985 niet helpt om het tekort op
de lopende rekening te verminderen? Daarvoor zijn verschillende verklaringen. In de eerste plaats natuurlijk het
befaamde J-curve-effect. Doordat hoeveelheden zich
trager aanpassen dan prijzen, duurt het een tijd voordat
depreciatie tot verbetering van de betalingsbalans leidt.
In de tweede plaats versterken onevenwichtigheden op
de handelsbalans zich zelf via de kapitaalopbrengsten.
De geaccumuleerde tekorten die met buitenlands kapitaal zijn gefinancierd leiden tot steeds grotere financiele
verplichtingen aan het buitenland die op zich zelf de lopende rekening verslechteren. Een derde punt is dat
een aantal belangrijke importeurs in de VS de waarde
van hun munt aan de Amerikaanse dollar gekoppeld
heeft. Dit geldt b.v. voor Canada, maar ook voor een
aantal sterk opkomende nieuwe industrielanden, met
name de z.g. ‘tijgers’ uit Zuidoost-Azie. Tegenover die
landen helpt depreciatie niet. In de vierde plaats getroost de concurrentie zich grote moeite om het nieuw
veroverde marktaandeel te handhaven. Nadelige koersontwikkelingen worden zoveel mogelijk geneutraliseerd
door kostenbesparende maatregelen en beperking van
winstmarges. De koersdaling van de dollar werkt daardoor maar in beperkte mate in de relatieve prijzen door.
In de vijfde plaats is de invoer van industrieprodukten in
de VS sinds het eind van de jaren zeventig spectaculair
gestegen. Dit hangt natuurlijk samen met de sterke
groei van de Amerikaanse economie in de afgelopen jaren. Al deze factoren leiden ertoe dat ondanks de krachtige groei van de export (bijna 10% in 1987, naar verwachting 15% dit jaar), de betalingsbalans maar niet
verbetert. Die situatie kan niet voortduren. De bereidheid van particuliere beleggers om de tekorten te blijven
ESB 20-4-1988
financieren neemt zienderogen af. Centrale banken
moeten steeds grotere hoeveelheden dollars uit de
markt nemen om de koers te ondersteunen. De markt
gelooft er niet meer in dat Amerikaanse handelstekorten van de huidige omvang nog langer vol te houden
zijn.
Als 50% depreciatie van de dollar niet helpt, hoe kan
het tekort op de lopende rekening dan verdwijnen? Er
zijn twee mogelijkheden: een nog verdere daling van de
dollar of een recessie in de Amerikaanse economie. Volgens Rudiger Dornbusch, de Duits-Amerikaanse hoogleraar internationale betrekkingen aan het MIT en een
toonaangevend expert op wisselkoersgebied, wordt het
het eerste. Elke nieuwe president, of het nu een democraat is of een republikein, zal immers het begrotingsen betalingsbalanstekort willen aanpakken zonder het
land in een recessie te storten. Dat betekent, aldus
Dornbusch: de belastingen omhoog en de rente omlaag. Die politiek leidt zonder twijfel tot een verdere val
van de dollar. Volgens Dornbusch ligt een daling met
zeker twintig tot dertig procent in het verschiet. De andere mogelijkheid is dat de begrotingsombuigingen in
de VS de groei van de binnenlandse bestedingen zozeer afremmen dat de invoer sterk daalt. In combinatie
met de sterke exportgroei zou de lopende rekening dan
een zodanige verbetering te zien kunnen geven dat de
dollarkoers niet veel verder hoeft te dalen.
Voor de exporterende landen maakt het niet veel uit.
Zij krijgen in beide gevallen een flinke klap. Een nog verdere koersdaling van de dollar maakt de Amerikaanse
produkten zo goedkoop dat er op een aantal markten
niet meer tegen valt te concurreren zelfs al worden de
winstmarges tot nul teruggebracht. Een recessie in de
VS zal de export eveneens sterk afremmen en zal zich
bovendien waarschijnlijk over de rest van de wereld uitbreiden omdat overal elders de binnenlandse vraag te
weinig dynamiek vertoont om de internationale conjunctuur op gang te houden. De internationale economische
groei zal de eerstkomende twee jaar hoogstwaarschijnlijk dan ook weinig uitbundig zijn.
Terecht houdt het Centraal Planbureau in het onlangs
verschenen Centraal Economisch Plan 1988 dan ook
rekening met een vertraging van de internationale conjunctuur. Er is zelfs een ‘slecht weer’-variant opgenomen voor het geval de dollarkoers tot /1,40 daalt. In dat
geval zou de economische groei in ons land tot 1990 bijna helemaal verdwijnen. De hoofddoelstellingen van het
regeerakkoord – het verminderen van het overheidstekort, de collectieve-lastendruk en de werkloosheid zouden dan nog sterker onder druk komen te staan dan
zij nu al staan.
De Nederlandse economie kan dus een periode van
zwaar weer tegemoet gaan. Een dollarkoers van /1,40
of daaromtrent is zeer wel denkbaar. Dat zal veel exporteurs voor problemen plaatsen. Toch moet daar niet al
te dramatisch over worden gedaan. Het bedrijfsleven
heeft immers ook geruime tijd van een zeer hoge dollarkoers kunnen profiteren en moet in staat worden geacht
enige tegenwind op te vangen. Bovendien is het ook in
zijn belang als de internationale onevenwichtigheden
verdwijnen. Zorgelijker is de situatie voor de overheid.
Zij is er in de jaren van voorspoed onvoldoende in geslaagd financieel orde op zaken te stellen. Dat kan haar
in de komende tijd nog opbreken.
L. van der Geest
369