Ga direct naar de content

De digitale economie als vierde economische sector

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 4 2024

Als onderdeel van de tertiaire sector, is de digitale economie fors gegroeid. Er valt wat voor te zeggen om de digitale economie als zelfstandige vierde sector te beschouwen, naast de primaire, secundaire en tertiaire sector.

In het kort

  • De digitale economie vertegenwoordigt vandaag al vijf procent van het bruto binnenlands product (bbp).
  • Het bbp-aandeel van de digitale economie kan tegen 2050 groter zijn dan de bouw- en de industriële sector tezamen.

Steeds meer mensen consumeren steeds meer digitale content, en ook gedurende méér uren per dag. En daar zit een hele economie achter. Bedrijven die hoofdzakelijk digitale output produceren zijn een ras apart (Maes, 2023). In tegenstelling tot de klassieke primaire, secundaire en tertiaire sectoren, kennen zij geen fysieke beperkingen wat betreft hun volumegroei. Hun potentieel ligt dan ook een stuk hoger. In dit artikel beschrijf ik de groei van de digitale economie en betoog ik dat we deze als vierde hoofdsector kunnen beschouwen.

Huidige sectorindeling

Historisch delen we de economische activiteit op in drie grote blokken. Namelijk de primaire economie: landbouw, bosbouw, visserij en mijnbouw. De secundaire economie: industrie en bouw. En de tertiaire economie: dienstverlening.

Die economische indeling komt niet uit de lucht vallen. De primaire economie is gebaseerd op producten die de natuur voortbrengt. Slim bemesten, overbevissing vermijden en gericht planten verhogen de efficiëntie, maar uiteindelijk blijven er altijd fysieke beperkingen die de totale productie begrenzen. Om in dat geval toch nog meer te kunnen oogsten, zijn er meer velden en zaaigoed nodig.

De secundaire economie gebruikt de basismaterialen (graan, zalm, hout, koper) en verwerkt deze tot nieuwe producten (brood, vissticks, kasten, printplaten). De laatste jaren zorgde de digitalisering van delen van het productieproces voor efficiëntie en winst. Maar de secundaire economie blijft onderhevig aan fysieke beperkingen: we zijn afhankelijk van wat de primaire economie ons levert. Het verder opvoeren van de productie vereist dan ook steeds méér input.

De tertiaire economie bevat alle sectoren die aan dienstverlening doen. Dat gaat dan om detail- en groothandel, vervoer, en horeca, maar ook om gezondheidszorg en andere diensten aan gezinnen of bedrijven. Ook hier is de productiviteit gestegen ten gevolge van digitalisering. Maar de belangrijkste productiebeperking in de tertiaire sector zijn de mensen zelf. Zelfs met een superieur reserverings- en betalingssysteem zal een kapper immers nog steeds slechts één paar handen hebben om één klant tegelijk te kunnen bedienen. Het opvoeren van het volume, vereist dus meer (menselijke) input.

Geen fysieke beperkingen

Maar er zijn ook sectoren waarin die fysieke beperkingen nauwelijks gelden. Dat zijn de bedrijven die vandaag de dag hoofdzakelijk met digitale output komen; output die zo goed als gratis is en eindeloos kan worden opgeschaald. Het zijn lang niet alleen de grote techbedrijven die in deze nieuwe economie de dienst uitmaken, maar zeker ook de jonge ondernemers.

Wat zien we als we deze bedrijven, waarvan het groeipotentieel dusdanig verschilt van de klassieke ondernemingen, samenbrengen in een eigen sector, namelijk ‘de digitale economie’?

De OESO (2020) vindt deze bedrijven vooral terug in de subsector ‘informatie en communicatie’. Ik volg de definitie van de OESO, maar met uitzondering van de sector ‘computerhardware’, waarin er uiteraard wél fysieke beperkingen gelden.

Het aandeel in het totale bbp van deze ‘vierde sector’ – de digitale producenten –  nam in Nederland vanaf 1995 toe van twee procent van het bbp tot zes procent op dit moment (figuur 1). En die ontwikkeling voltrok zich niet enkel in Nederland (figuur 2). Ook in de buurlanden nam het belang van de digitale economie flink toe. De koplopers zoals de VS en het VK, maar ook Israël en Estland, zijn nog een stuk verder.

Doordat digitale output eindeloos schaalbaar is en er geen fysieke of menselijke productiebeperkingen gelden, kunnen digitale bedirjven een stuk sneller groeien, en dat doen ze in de praktijk vaak ook. In Nederland werd de toegevoegde waarde die deze sector voortbrengt sinds 1996 bijna vier keer zo groot (figuur 3). En dat terwijl de klassieke drie sectoren slechts met zo’n veertig tot zestig procent groeiden.

Digitale economie wordt belangrijker

Wat gebeurt er wanneer de digitale economie in hetzelfde tempo blijft groeien? Een eenvoudige extrapolatie van de historische groeivoeten per sector geeft het antwoord (figuur 1). Volgens die berekeningen kan de digitale economie in Nederland tegen het jaar 2050 groter zijn dan de hele secundaire economie. Dat betekent dat bedrijven die digitale output leveren méér waarde creëren dan de volledige bouw- en industriële sector samen.

Dit toekomstscenario biedt echter geen garanties. Economen slagen er amper in om de bbp-groei voor de komende drie kwartalen te voorspellen, laat staan voor de volgende drie decennia. Maar het geeft wel aan hoe sterk de digitale economie groeit, waardoor het gewicht ervan in de toekomst kan toenemen. Daarvoor is er alleen een evenaring nodig van de groei uit de voorbije jaren.

De groei van de digitale economie zou op korte termijn wel eens flink kunnen versnellen door de opkomst van kunstmatige intelligentie (AI). We beginnen nog maar net te ontdekken hoe ingrijpend AI ons leven en werk zal veranderen, maar het lijdt weinig twijfel dat een steeds bruikbaarder kunstmatige intelligentie in de gehele economie de taken kan versnellen en vergemakkelijken. En dat geldt vooral voor de sectoren van de digitale economie, zoals blijkt uit recent onderzoek van het Belgisch planbureau (Planbureau, 2023).

Denk maar aan reclamebureaus die digitale campagnes opzetten. Dergelijke bureaus spenderen vaak veel tijd aan het uitgewerkte voorstel, waarmee ze de bedrijfsklanten moeten overtuigen. Het is noodzakelijk werk, waar tegenover er typisch geen vergoeding staat. Met behulp van text-to-image en andere AI-ondersteunde tools, kunnen de reclamebureaus nu al véél sneller de eerste concepten opleveren. Dat bespaart ze flink wat tijd. Tijd die ze kunnen besteden aan een meer kwalitatieve dienstverlening voor de bedrijven waarmee ze écht in zee gaan.

De groeivoet van de digitale economie zou – ook op de korte termijn – dus best nog wel eens een heel stuk omhoog kunnen schieten. En het zijn zeker niet enkel de grote technologieplatformen die daarvoor gaan zorgen. Digitaal ondernemerschap zit in de lift. In buurland België groeide het aantal bedrijven in de digitale economie sterk. En hun productiviteit én overlevingskansen zijn er in de laatste jaren op vooruit gegaan (Statbel, 2023). Dus dat belooft wat voor de toekomst.

Hoe dan ook, zou de digitale economie – gezien de forse groei en de unieke mogelijkheid tot eindeloze schaalbaarheid – erkend kunnen worden als zelfstandige vierde sector, losgekoppeld van de tertiaire economie.

Getty Images

Literatuur

Maes, A. (2023) Goudkoorts: Het ABC…G van de digitale economie. Gent: Owl Press.

OESO (2020) A roadmap toward a common framework for measuring the digital economy. Report for the G20 Digital Economy Task Force. OECD.

Planbureau (2023) Gebruik van Kunstmatige Intelligentie door ondernemingen in België. Federaal Planbureau, Artikel 016-21/03/2023. Te vinden op www.plan.be.

Statbel (2023) Bedrijfsstatistieken, te vinden via: https://statbel.fgov.be/nl/themas/ondernemingen/structurele-ondernemingsstatistieken.

Auteur

  • Arne Maes

    Senior econoom bij BNP Paribas Fortis

Plaats een reactie