De coöperatie als beheerder van sociaal kapitaal
Aute ur(s ):
Ruys (auteur)
De auteur is hoogleraar wiskundige economie aan de Universiteit van Tilburg.
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4398, pagina D20, 27 maart 2003 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Sociaal Kapitaal
Tre fw oord(e n):
bedrijven
Als een sociaal netwerk van wederzijdse dienstverlening een functie krijgt in een economisch proces, wordt het sociaal kapitaal.
Groepsgewijze economische dienstverlening is kwetsbaar als deze dienstverlening opsplitsbaar is en individuele leden van de groep de
dienst zelfstandig kunnen aanbieden, of als er een zekere omvang, coherentie en expertise vereist is om de dienst te kunnen leveren.
Er moeten dan niet alleen nuttigheidsargumenten, maar ook overtuigende waarden aanwezig zijn om een groep bij elkaar te krijgen
en te houden. De geschiedenis van de coöperatie maakt dit duidelijk. De coöperatie kan worden beschouwd als een beheerder van een
groepsgewijze economische dienstverlening in de vorm van sociaal kapitaal.
Coöperaties in het bankwezen
De coöperatie is sinds lange tijd de geëigende juridische vorm voor de dienst ‘informatie omtrent de kwaliteit van ondernemerschap’1.
Deze dienst kon de prijs van krediet voor de deelnemers sterk verlagen. Vooral de landbouw op de zandgronden van Oost- en ZuidNederland, waar de graad van commercialisatie steeds achtergebleven was bij die van het Westen en het Noorden, maakte in de
negentiende eeuw een versnelde ontwikkeling door. De financiering van deze beweging naar grotere marktgerichtheid en hogere
productiviteit bleef echter een zwak punt. Via onder meer plaatselijke notarissen konden boeren met een eigen landbouwbedrijf veelal wel
aan krediet voor de aankoop van grond komen. Door de opkomst van gespecialiseerde hypotheekbanken na 1860 was deze markt in de
kustprovincies redelijk goed georganiseerd. Voor bedrijfskrediet moesten boeren echter vaak een beroep doen op handelaren, op
onderpand van bijvoorbeeld de oogst, of op winkeliers, bij wie dan alle inkopen gedaan moesten worden. Dit waren vormen van
bedrijfskrediet met een hoge effectieve rente, al bleef deze door de complexiteit van de onderlinge transacties vaak verborgen. Bovendien
ontstond hierdoor vaak een ongewenste afhankelijkheid van toeleveranciers en afnemers. In Duitsland ontwikkelde F.W. Raiffeisen als
reactie hierop in 1864 het concept van de boerenleenbank. Dit was een coöperatieve bank die de spaargelden van de inwoners van het
platteland verzamelde om daaruit in de behoefte aan bedrijfskrediet te voorzien. Men kan zich afvragen waarom bankiers uit de steden
geen pogingen gedaan hebben om in deze vraag te voorzien. Het probleem was dat stedelijke bankiers niet over de informatie beschikten
om kredietwaardige landbouwers te selecteren en evenmin over de middelen om aflossing en rentebetaling door landbouwers af te
dwingen. De informatie over de kwaliteit van het ondernemerschap van de landbouwers en over hun kredietverleden was echter in het
dorp zelf wel degelijk beschikbaar. Daarnaast namen vertrouwenwekkende personen, zoals de geestelijkheid en plaatselijke notabelen,
het initiatief tot oprichting van een coöperatieve bank en slaagden deze er in om het voor deelname benodigde vertrouwen te winnen. Op
deze wijze werd een sociaal netwerk omgezet in sociaal kapitaal, dat benut en beheerd werd door de coöperatie.
Voordelen sociaal kapitaal
Het economisch effect van dit sociaal kapitaal blijkt uit een vergelijking tussen de boerenleenbanken en de handelsbanken in de periode
1908 – 1939 en 1956 – 1965. De verhouding tussen alle kosten en het balanstotaal was in die eerste periode 0,5 voor de boerenleenbanken
en 1,9 voor de handelsbanken. In de tweede periode was de verhouding 0,9 respectievelijk 2,3. De verhouding van de rentebaten tot het
balanstotaal was in de eerste periode 0,9 voor de boerenleenbanken en 2,4 voor de handelsbanken. In de tweede periode waren deze
cijfers 1,3 en 2,4. Boerenleenbanken konden dus dank zij hun sociaal kapitaal aanmerkelijk goedkoper functioneren. Deze voorsprong
voor de coöperatieve financiële dienstverlening verdween geleidelijk na 1965. De voordelen van sociaal kapitaal worden natuurlijk ook in
andere sectoren dan in het bankwezen behaald. In 1997 telde Nederland op een totaal van 645.295 ingeschreven ondernemingen 2260
coöperaties, 9490 verenigingen en 18.525 stichtingen2. De totale omzet van coöperaties bedroeg € 54 miljard bij een personeelsbestand
van 109.000 personen. Deelsectoren met meer dan honderd coöperaties zijn: landbouw, handel, transport en communicatie, verzekeringen
en pensioenfondsen, zakelijke dienstverlening en idealistische of belangenorganisaties. Van de 2260 coöperaties hebben er 505 geen
personeel in dienst en hebben 1255 slechts een tot vier werknemers. Daarnaast zijn er vijftien coöperaties met meer dan 500
personeelsleden. Uit deze cijfers blijkt dat de coöperaties in Nederland een belangrijke bijdrage aan de samenleving leveren en een
enorme verscheidenheid aan sociaal kapitaal beheren.
Dossier Sociaal kapitaal
F.A. van der Duyn Schouten en J.W. Oosterwijk: Sociaal kapitaal van wetenschap naar beleid
G.M.M. Gelauff: Sociaal kapitaal in de economie
A.B.T.M. van Schaik: Empire van sociaal kapitaal
A.L. Bovenberg en J. Potters: Meten enquêtes en experimenten hetzelfde vertrouwen?
P. Dekker: Tussen sociale cohesie en politieke democratie
G.B.M. Engbersen: De armoede van sociaal kapitaal
L. Borghans en B. ter Weel: Vriendelijk, maar toch duidelijk
R.H.J. Mosch: Sociaal handelskapitaal
S. Beugelsdijk: Neerlands sociale kapitaalbalans
P.H.M. Ruys: De coöperatie als beheerder van sociaal kapitaal
S. Beugelsdijk en N.G. Noorderhaven: Sociaal kapitaal en ondernemingszin
J. Veenman: Allochtonen en hun sociaal kapitaal
J. de Koning en R. Kunnen: Sociaal kapitaal en vergrijzing
S.E.P. Raes: Een overheidsrol bij sociaal kapitaal
D. Wolfson: reactie: Sociaal kapitaal en openbaar bestuur
S.G. van der Lecq: De Dagobert Duck van het sociaal kapitaal
1 K. Sluyterman, J. Dankers, J. van der Linden en J. Luiten van Zanden, Het coöperatieve alternatief. Honderd jaar Rabobank 1898-1998,
Sdu uitgevers, Den Haag, 1998.
2 P.H.M. Ruys, Nonprofit in The Netherlands, in: CIRIEC, The enterprises and organizations of the third system: a strategic challenge for
employment, Europese Commissie, Brussel, 2001, blz.283-304.
Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)