Ga direct naar de content

De beurs is even geen goede voorspeller

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 25 1998

De beurs is even geen goede voorspeller
Aute ur(s ):
De Nederlandsche Bank
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4180, pagina 923, 4 december 1998 (datum)
Rubrie k :
DNB-indicator
Tre fw oord(e n):
conjunctuurindicator

De beurs herstelt zich, maar conjuncturele vertraging lijkt toch in zicht.
De DNB-conjunctuurindicator, die ditmaal vooruitblikt tot en met maart 1999, duidt op een voortzetting van de in juli ingezette
conjuncturele neergang. De neergang van de indicator hoeft niet als voorbode van een recessie te worden geïnterpreteerd, maar zij
duidt wel ondubbelzinnig op een vertraging van de economische groei. Het is tegen deze achtergrond opmerkelijk dat de effectenbeurs
recentelijk weer sterk gestegen is (zie figuur 1).

Figuur 1. De conjunctuurindicator t/m maart 1999
Hoewel het uitermate moeilijk is om uitspraken te doen omtrent de houdbaarheid van het niveau van de koersen, is de beweging
opmerkelijk. Klaarblijkelijk hebben beleggers weer alle vertrouwen in de toekomst. Onder de huidige omstandigheden rijst de vraag wat
beleggers zien dat economische onderzoeksbureaus en internationale organisaties niet zien. Laatstgenoemden hebben sinds de zomer
vrijwel unaniem hun ramingen voor de Nederlandse bbp-groei in 1999 naar beneden bijgesteld.
Beurskoersen als indicator?
Ontwikkelingen op de effectenbeurs worden vaak gezien als een indicator voor ontwikkelingen in de reële economie. Dit is gebaseerd op
de gedachte dat financiële markten, waar de marktpartijen (veel) geld op het spel hebben staan, efficiënt zijn in het verwerken van alle
beschikbare informatie. Veelal vertoont de ontwikkeling van de koersindex dan ook een redelijk goede correlatie met de ontwikkeling van
de industriële productie. Volgens de methodieken welke ook voor de DNB-indicator worden gebruikt heeft de beurskoers hierbij een
gemiddelde lead van elf maanden. Echter, de beurs heeft ook een reputatie op het gebied van missers ten aanzien van de
conjunctuurprognose. De meest saillante in de recente geschiedenis was de beurskrach van 1987. Deze bleek achteraf, mede door een
adequate beleidsreactie, geen relatie te hebben met de conjuncturele ontwikkeling. De betrouwbaarheid van de aandelenmarkt als
voorspeller laat derhalve te wensen over.
Tegenstrijdige signalen
Twee andere lang voorlopende financiële indicatoren die, in tegenstelling tot de beurskoers, sinds de meest recente herziening
deelindicatoren vormen van de DNB-indicator zijn de 3-maands guldenrente en de Nederlandse yieldcurve, met een lead van
respectievelijk 19 en 22 maanden 1. Deze indicatoren geven tegenstrijdige signalen. De dalende korte rente indiceert een opgang. Maar
de yieldcurve laat een afvlakking zien wat in het verleden vaak voorafging aan een vertraging van de groei. Uit de financiële markten valt
aldus geen eenduidig signaal te destilleren.
Beeld reële economie verslechtert

Het is op het moment dan ook verstandig om vooral naar andere, onderliggende ontwikkelingen te kijken. Dan blijkt een groot aantal
landen elders in de wereld nog steeds in een diepe recessie te verkeren. Hoewel voor enkele landen (met name Thailand en Korea) de
meest acute problemen inmiddels iets minder lijken te worden is een algemeen herstel voorlopig niet in zicht. Hierbij nemen de effecten
van de crises op Europa, de belangrijkste bestemming van Nederlandse export, toe. De groei van de industriële productie neemt in de
meeste Europese landen af en het producentenvertrouwen is dalende. Ook de in dit verband voor Nederland belangrijke Duitse Ifoindicator (een andere component van de DNB-conjunctuurindicator) is in de afgelopen maanden scherp gedaald. Hierbij speelt mee dat
de Europese concurrentiepositie verzwakt als gevolg van de lagere dollar.
Beurzen lijken zich te laven
De Amsterdamse beurs lijkt evenals andere Europese beurzen dan ook voornamelijk te reageren op het krachtige herstel van Wall Street.
Een herstel dat op haar beurt voornamelijk lijkt ingegeven door de renteverlagingen die de Fed afgelopen maand doorvoerde als reactie
op de aanhoudende internationale crisis en de angst voor het overslaan van een credit crunch naar de VS. De effectenbeurzen lijken
hiermee vooral gericht op de Amerikaanse renteverlagingen en minder op de negatieve onderliggende ontwikkelingen die hiertoe
aanleiding hebben gegeven. Dit geeft aanleiding tot twijfel met betrekking tot de rationaliteit van de aandelenmarkten. Bij de interpretatie
van de beursbeweging als indicator voor conjuncturele ontwikkelingen is in de huidige constellatie derhalve grote voorzichtigheid
geboden

1 Zie L. de Haan en F.W. Vijselaar, De vernieuwde DNB-conjunctuurindicator, ESB, 4 september 1998, blz. 660-662/64. Dit artikel staat
ook op de ESB site http://www.nei.nl/nl/esb/esb.htm

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur