Ga direct naar de content

De betekenis van het dni volgens Hueting

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 9 2001

De betekenis van het dni volgens Hueting
Aute ur(s ):
Butter, F.A.G. (auteur)
De auteur is werkzaam b ij de WRR en de VU. Hij was voorzitter van de stuurgroep die het onderzoek naar de rekenmethode begeleidde.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4299, pagina D21, 15 maart 2001 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Vernieuw ende Statistieken
Tre fw oord(e n):
milieustatistieken

Zonder nader inzicht in de rekenmethode heeft het duurzaam nationaal inkomen (dni) geen betekenis. Immers, sinds het begrip
duurzaamheid zich een plaats heeft verworven in het vocabulaire van de economen, zijn er al flink wat verschillende definities
verzonnen om dit begrip inhoud te geven. Het Centraal Planbureau heeft in zijn rapport over ‘Economie en milieu: op zoek naar
duurzaamheid’ uit 1996 zelfs afgezien van operationalisering van het begrip duurzaamheid. Het betekent in ieder geval dat het voor de
berekening van een duurzaam nationaal inkomen – ook wel ‘groen’ inkomen genoemd, al draagt deze verwijzing niet bij aan een
verdere aanscherping van de begripsbepaling – nodig is te specificeren volgens welke definitie of inhoud van het begrip duurzaamheid
de berekening is uitgevoerd.
De door Verbruggen c.s. ontwikkelde rekenmethode is nadrukkelijk en expliciet gebaseerd op de zienswijze van Roefi Hueting. Het gaat
dan ook om het ‘dni volgens Hueting’. Om een aantal redenen was het de moeite waard om deze rekenmethode te ontwikkelen. Eerst en
vooral is Hueting een van de belangrijkste pioniers op het gebied van de milieu-economie in de wereld. Met grote vasthoudendheid en
een enorm engagement heeft hij eraan bijgedragen dat het milieu een voorname plaats in de economische welvaartsanalyse heeft
gekregen. Zo heeft Hueting er zijn leven lang voor geijverd om het nationaal inkomen als welvaartsindicator te corrigeren voor
milieubederf. Dat idee verdient uitwerking. Een tweede reden voor het onderzoek van Verbruggen c.s. was eenvoudigweg dat de Tweede
Kamer om een berekening van het dni volgens Hueting gevraagd heeft.
De operationalisering van het begrip duurzaam nationaal inkomen is geen eenvoudige opgave en is met voetangels en klemmen omgeven
1. Daarbij golden voor de berekening van het dni volgens Hueting twee randvoorwaarden. De eerste was dat Hueting zelf de
operationalisering als een aanvaardbare weergave van zijn gedachtegoed beschouwde. De tweede was dat de rekenmethode zinvol,
helder en wetenschappelijk verantwoord was. De kern van Hueting’s redenering is dat een duurzaam gebruik van het milieu technisch te
bepalen is, zodat het begrip duurzaamheid geobjectiveerd wordt. Het dni is dan het productieniveau in volumetermen dat zou zijn bereikt
als de vraag naar milieufuncties aan deze stringente voorwaarden van duurzaamheid zouden zijn gebonden.
Het is evident dat voor deze berekeningsmethode een modelmatige benadering noodzakelijk is. Zoals de bijdrage van Verbruggen c.s.
verhaalt, is daarbij uiteindelijk gekozen voor een comparatief statische analyse waarin de basisprojectie met het model de huidige situatie
als evenwichtsituatie beschrijft. Het dni volgt dan uit een alternatieve projectie waarin het duurzame gebruik van de milieufuncties als
knellende randvoorwaarde is opgelegd. Het verschil tussen het feitelijk nationaal inkomen en het duurzaam nationaal inkomen geeft het
additionele inkomen vanwege niet-duurzaam milieugebruik weer. In beginsel levert dit naar mijn mening een zinvolle en heldere
berekening van het dni op. Desalniettemin zie ik zelf de milieukwaliteit – als een gewogen samenstel van de vraag naar verschillende
milieufuncties – liever als een aparte doelvariabele in de welvaartsfunctie en niet als een randvoorwaarde. Het is immers een afweging
tussen milieukwaliteit en andere welvaartsvariabelen. Beide zienswijzen behoeven elkaar overigens niet uit te sluiten. Immers, wanneer de
milieukwaliteit beneden een bepaalde grenswaarde in de welvaartsfunctie een oneindig groot, negatief gewicht krijgt, wordt deze
benedengrens vanzelf een randvoorwaarde.
Ook toen de opzet van de rekenmethode ten principale was vastgesteld en de randvoorwaarden voor duurzaamheid werden aangeleverd,
bleek de uitwerking van de rekenmethode geen sinecure. In de begeleidingscommissie is dan ook flink gediscussieerd over de benodigde
onderliggende veronderstellingen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanname ten aanzien van de handel met het buitenland en de vraag in
welke evenwichtsprijs het dni moet worden uitgedrukt. Hiertoe zijn vier varianten doorgerekend. Maar ook anderszins bestaan er in de
methodologie nog flink wat open einden. Zo gaat het om een comparatief statische analyse tussen twee evenwichtswaarden, waarbij
geen rekening wordt gehouden met de tijdsdimensie van de overgang van het ene naar het andere evenwicht. Buiten beeld blijft dan de
mogelijke ontwikkeling en implementatie van (extra) milieubesparende technologieën in een dynamisch pad naar een evenwicht wanneer
direct de stringente duurzaamheidsnormen zouden hebben gegolden.
Al met al is duidelijk dat deze berekening van het dni niet kan worden opgevat als een eenvoudige statistisch-technische correctie in het
systeem van de nationale rekeningen. Vandaar dat het goed is dat deze modelmatige berekening, met een aantal ingrijpende
veronderstellingen, buiten het CBS is uitgevoerd. Mede dankzij deze publicatie in ESB is nu voor de ingewijden de rekenmethode, en
daarmee de draagwijdte van de uitkomst, helder. Onzeker is echter welke betekenis deze uitkomst in het politieke debat gaat krijgen. Een
goede communicatie is daartoe gewenst. In dit geval ligt dat buiten de verantwoording van de betrokken wetenschappers.
Dit artikel is een reactie op H. Verbruggen, R. Gerlagh, M.W. Hofkes en R.B. Dellink, Duurzaam rekenen, ESB-Dossier Vernieuwende
Statistieken, 15 maart 2001, blz. D17

Dossier Vernieuwende Statistieken
H.K. van Tuinen, Ten geleide: Nieuwe statistieken?
B. Los, Kenniseconomie: meten is weten?
L. Soete en B. ter Weel, Reactie: Intelligent kapitaal: vernieuwing vereist
B. van Ark, Macro-economische statistiek: hoe en wat
A. Kleinknecht, Reactie: Nieuwe economie of domme economie?
H. van der Wiel, Arbeidsproductiviteit: niveaus of groei?
M. de Haan, B. de Boer en S.J. Keuning, Econologische statistiek
H. Verbruggen, R. Gerlagh, M.W. Hofkes en R.B. Dellink, Duurzaam rekenen
H.A. Keuzenkamp, Reactie: Eén grote illusie
F.A.G. den Butter, Reactie: De betekenis van het dni volgens Hueting
W. Bier en H. Ahnert, De afruil tussen tijdigheid en nauwkeurigheid
A.B.T.M. van Schaik, Reactie: De ECB heeft meer nodig!
E.J. Bartelsman en H.B.J.B. Maas, Theorie en statistieken
A.E. Steenge, Reactie: Lopen de statistieken altijd achter?
S.G. van der Lecq, Epiloog: Het CBS kijkt naar buiten

1 Zie bijvoorbeeld F.A.G. den Butter en H. Verbruggen, De waardering van het milieu voor het milieubeleid, Milieu, Tijdschrift voor
Milieukunde, 9, 1994, blz. 49-57.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur