Ga direct naar de content

De Belgische economie in grote problemen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 25 1981

Internationaal

De Belgische economic
in grote problemen
DRS. E. A. VAN TRAA
Inleiding
Het Belgische volk is onlangs voor de
zesde maal in dertien jaar ter stembus
getogen. Cijfers die altijd nog gunstig
afsteken bij Denemarken, waar men
slechts tien jaar nodig had om zes maal
zijn stem uit te brengen … De dertigste
Belgische regering na de oorlog kan nog
wel enige tijd op zich laten wachten.
Hoewel optimisten van oordeel zijn dat
de verkiezingen van 8 november jl. duidelijkheid hebben gebracht in de bedoelingen van het kiezersvolk, schaart de
auteur van dit artikel zich liever achter
degenen die menen dat niets is opgelost
en dat de situatie alleen maar uitzichtlozer is geworden. Een der weinige positieve zaken van die verkiezingen is
slechts dat het aantal blanco en ongeldige stemmen dit keer redelijk is teruggelopen. Kennelijk hebben de 18-21jarigen, die deze maal voor het eerst hun
stem mochten uitbrengen, gehoor gegeven aan de oproep een geldige stem uit
te brengen, ook al bestaat het vermoeden

dat zeer velen onder hen zich achter de
zogenaamde groenen hebben geschaard.
Nu kan men het erover eens zijn dat
het stelsel van evenredige vertegenwoordiging, zeker wanneer dat gepaard gaat
met een situatie waarin dertien partijen
in de volksvertegenwoordiging zetelen,
niet de ideale voedingsbodem biedt voor
spectaculaire verschuivingen in de samenstelling van een parlement, maar
anderzijds heeft men toch de neiging,
wanneer men louter en alleen op cijfers
afgaat, te verklaren dat de situatie in
Belgie constitutioneel gezien aan duidelijkheid niet veel te wensen overlaat.
Christen-democraten en liberalen, na de
verkiezingen de meest voor de hand liggende combinatie, beschikken in het
nieuwe parlement immers over een niet
onredelijke meerderheid van 113 zetels
op de 212. Men zou normaal gesproken
derhalve snel aan het werk kunnen
tijgen.
Maar Belgie zou Belgig niet zijn wanneer, met deze eenvoudige constatering
als uitgangspunt, de moeilijkheden niet

zouden beginner). Want wat is het geval?

De grote winnaars van de verkiezingen,
de liberalen (met een winst van 15 zetels),
willen niet met de socialisten in een
kabinet. De socialisten, die zich bij die
zelfde verkiezingen aardig hebben kunnen handhaven, willen niet met de liberalen in een kabinet. De liberalen willen
wel met de christen-democraten in een
kabinet, doch die geven na het catastrofale verlies van 21 zetels voorlopig de
voorkeur aan een rustkuur in de oppositie, en verklaren slechts mee te willen
doen wanneer het echt niet anders kan.
En dan ,,last but not least” is van koning
Boudewijn bekend dat hij in deze ernstige economische en politieke crisis meer
heil ziet in een kabinet van de drie grote
politieke families, zoals dat heet. Christen-democraten, liberalen en socialisten.
De door de koning aangezochte liberale informateur Vanderpoorten heeft
in eerste aanleg een dergelijke formule
moeten verkennen. Gezien het gebrek
aan enthousiasme waarop hij is gestuit,
heeft hij die al spoedig moeten laten
varen. Vandaar dan ook dat van verschillende zijden stemmen zijn opgegaan
voor een zakenkabinet. Doch die stemmen komen uiteraard van buitenaf. Wie
de verhoudingen in Belgie kent, waarvan
sommigen zeggen dat het parlement er
een secundaire rol vervult en dat het in
feite wordt geregeerd doorde partijvoorzitters (al of niet te zamen met de vakbeweging) en nauwelijks door de ministers, zal begrijpen dat het woord zakenkabinet de heftigste readies oproept bij
degenen die vrezen dat zij in zo’n situatie hun greep op het kabinet zullen verliezen.

De koning heeft ten slotte dezerdagen
het sein op groen gezet voor wat men
noemt een rooms-blauw-kabinet, en de
heer Willy de Clercq, partijgenoot van
Vanderpoorten tot formateur benoemd.

Willy de Clercq heeft op de ex-informateur voor dat hij specialist is op financieel-economisch gebied — hij was enige
malen minister van Financien — en Belgie heeft zijn ervaring hard nodig, want
over efen ding zijn de elf miljoen Belgen
het eens: zo kan het niet langer. Wat
evenwel onder ,,het” verstaan moet
worden, is minder duidelijk.
Sommigen denken daarbij aan de
maatschappijstructuur. Anderen weer
aan de structuur van de Belgische staat.
Maar men moge toch hopen en vertrouwen dat de grote meerderheid der
Belgen inziet dat het zo niet langer kan
met de Belgische economic en dat de
sanering daarvan prioriteit verdient.
Dus v66r alles de Belgische economic
redden.

In de eerste plaats zijn er de 413.000
werklozen. Ingeschreven werklozen wel
te verstaan, want evenals in ons land zijn
de cijfers enigszins versluierd, want naast
de 413.000 ingeschreven werklozen staat
nog een leger van ± 160.000 onzichtbare
werklozen die als uitvloeisel van het
enige jaren geleden tot stand gekomen
,,plan tot opslorping van de werkloos-

held” tijdelijk of permanent uit de registers der werklozen zijn verdwenen. Hetzij omdat zij als stagiaire in een bedrijf
zijn te werk gesteld, hetzij omdat zij met
vervroegd pensioen gingen, hetzij omdat

mrd. onhaalbaar is. Het feit dat zelfs de
Europese Commissie zich met het Belgische begrotingstekort bezighoudt, en
in de maand juli van dit jaar heeft menen
te mogen opmerken dat die tekorten

Buitensporige ree’le looneisen horen
inderdaad tot het verleden, doch matiging is een ander begrip dan inlevering
en men mag zich afvragen of een land
op het goede spoor zit wanneer de werk-

zij werk verrichten in het Bijzonder

reeds lang de grens van het toelaatbare

nemer niet alleen de volledige prijs-

Tijdelijk Kader, hetgeen betekent dat
de (lokale) overheid of een publiekrechtelijk orgaan tijdelijk van hun diensten gebruik maakt. Daar het echter
geen geheim is dat zeer velen onder die
stagiaires en tijdelijk tewerkgestelden
vroeger of later weer bij het arbeidsbureau als werkzoekende terugkeren,

hebben overschreden, is in deze samen-

compensatie ontvangt, doch daarboven

hang veelbetekenend! En die grens ligt

zelfs nog een ree’le loonsverhoging van

volgens de Europese Commissie bij Bfr.
200 mrd. Het netto financieringstekort

1 tot 1 !/2%, zoals dit jaar nog in Belgie het
geval is geweest. Vrijwel geen enkel land

voor 1981, dat aanvankelijk door de

kan zich een dergelijke luxe nog permit-

EG op 12% (!) werd geraamd, zal met
ongeveer Bfr. 530 mrd. aanzienlijk hoger
uitvallen en waarschijnlijk op ruim 14%

teren en zeker Belgie niet. Nu ziet het er
niet naar uit dat er verder nog sprake
zal kunnen zijn van nieuwe ree’le loons-

doet men er misschien verstandig aan

van het nationaal inkomen uitkomen.

verhogingen. Zelfs niet wanneer men

deze categorieen gewoon bij de officie’le
werklozen op te tellen. Men komt dan

Daarbij doet ons geraamd Nederlandse

zich meent te mogen beroepen op de
steeds stijgende produktiviteit. Die stij-

— te zamen met de VUT-ers — al aardig

in de buurt van de 570.000, waaronder
overigens 55% vrouwen schuilen.

Vervolgens schreeuwen de overheidsfinancien om een sanering. Belgie’ heeft
altijd reeds een fikse staatsschuld gekend, doch die schulden zijn de laatste
paar jaar werkelijk bezig de pan uit te

rijzen. De openbare schuld, die dit jaar
nog met Bfr. 450 mrd. is gestegen, ligt
reeds boven de Bfr. 3.000 mrd. Daarbij
meet men dan nog optellen de zeer snel
aangroeiende buitenlandse schuld. Cijfers daarover zijn moeilijk op te diepen.
Cijfers zijn in Belgie trouwens u’ber-

haupt moeilijk te verkrijgen. Voornamelijk omdat het ene volksdeel niet
voor het andere wil weten wat de realiteit is. Dat verschijnsel ziet men bij
voorbeeld duidelijk wanneer het telkens
opnieuw opduikende vraagstuk aan de
orde is van de hoogte van de solidari-

teitsbijdrage van Vlaanderen aan Wallonie’, of omgekeerd. Ook daar zal men

waarschijnlijk nimmer uitkomen omdat
de partijen elkaar steeds op ieder punt
zullen tegenspreken.

Wanneer men de buitenlandse schuld
op, laat ons zeggen, Bfr. 500 mrd. be-

groot, zit men er niet zo ver van af.
Die schuld is grotendeels ontstaan door
leningen van Belgische gemeenten, die
geen andere weg meer open stond dan
zich te wenden tot buitenlandse consor-

tia. Het enige voordeel van die leningen,
waaruit dikwijls de achterstallige lonen

van het gemeentepersoneel moeten worden betaald, is dat zij ertoe bijdragen

de betalingsbalans van Belgie, die eigenlijk sterk deficitair zou moeten zijn,
enigszins in evenwicht te houden. De uit
die lening binnenkomende deviezen vormen immers een welkome aanvulling op
de gestadig slinkende voorraad vreemd
geld bij de Nationale Bank van Belgie,
die in het jaar 1981 immers ongeveer

Bfr. 250 mrd. in harde deviezen heeft
zien afvloeien om de frank te steunen
in de strijd tegen het devalutatiespook.
De onzekere positie van de frank

hangt nauw samen met de situatie van
de rijksbegroting, die reeds enige jaren
met tekorten kampt die bij dr. J. Zijlstra
ongetwijfeld apocalyptische visioenen
zouden oproepen. In de cijfers voor 1982

bestaat nog geen klaarheid, doch wel
staat vast dat het streefcijfer van Bfr. 200
ESB 2-12-1981

financieringstekort slechts amateuris-

tisch aan!
Die tekorten, die voor een groot deel
voortvloeien uit sterk achterblijvende

fiscale inkomsten, hebben bovendien ten
gevolge dat de afdrachten voor de
sociale zekerheid in het gedrang komen,
hetgeen weer ten gevolge heeft dat de
reserves bij de verschillende kassen voor
sociale zekerheid worden aangetast en
soms zelfs in schuldposities veranderen.

Waarna men weer een speciale lening
moet afsluiten om, bij voorbeeld in het
kader van de ziektekostenverzekering,
de achterstallige rekeningen van specialisten, ziekenhuizen en apotheken te betalen. Men voorspelt reeds dat de schuldpositie van de sociale zekerheid in enige
jaren zou kunnen oplopen tot dicht bij
de Bfr. 1.000 mrd. De steeds aangroeien-

ging vloeit immers veeleer voort uit de

afstoting van onrendabele arbeidsplaatsen dan uit een stijging van de individuele arbeidsprestatie. De grote strijdvraag in Belgie is derhalve de automa-

tische loonindixatie geworden.
Dat de Belgische regering in September ten val zou komen, werd algemeen
verwacht. Doch dat de aanleiding daartoe uit een geheel andere hoek zou
komen, had vrijwel niemand durven
voorspellen. Men is er namelijk al lang

aan gewend dat Belgische regeringen
komen en gaan als gevolg van taalstrijd
of gewestvorming. Dat de regerings-

crisis dit maal zou worden uitgelokt
door de staalcrisis en de uitblijvende

deel debet aan, en daar in Belgie’ de
werkloze geen premie hoeft te betalen
voor de sociale zekerheid wordt de

financiele steun aan de Waalse staalbedrijven had niemand voorzien. Alle
insiders gingen er immers van uit dat de
grote tijdbom onder de stoel van de
regering de vraag was wanneer en hoe
men zich zal ,,vergrijpen” aan die zeer

inkomstenzijde van de sociale zekerheid

heilige Belgische koe, de indexatie.

de werkloosheid is daar voor een groot

eveneens getroffen.
Voegt men bij dit trieste beeld nog het
als een zwaard van Damocles boven
Belgie’ hangende failliet van het grootste
deel van de in Wallonie gelegen staal-

industrie en de ongunstige concurrentiepositie van de Belgische ondernemer, die
hem voortdurend noopt tot nieuwe afslankingen of bedrijfssluitingen, dan
heeft men zo ongeveer alle elementen
bij elkaar die de economic van Belgie bedreigen.

Men kan voorts niet ontkomen aan de
wat afgezaagde ontboezeming dat men
in Belgie boven zijn stand heeft geleefd
en nog leeft. Zowel overheid als burger.
De Belgische werkgevers zullen steeds
weer proberen aan te tonen dat de loonkosten in Belgie’ de hoogste van de wereld zijn en men grijpt daarbij terug op
EG-statistieken. De vraag is hoeverre die
cijfers waarlijk vergelijkbaarenderhalve

betrouwbaar zijn, kan men voorlopig
buiten beschouwing laten. Doch de neu-

trale waarnemer kan in elk geval niet
nalaten te constateren dat men in Belgie
nog geen serieuze inspanning heeft ondernomen om te komen tot inlevering
van koopkracht. Zeker, de Belgische
vakbeweging heeft geen ongelijk wanneer zij beweert dat de Belgische werknemer zich de laatste jaren matigend
heeft opgesteld.

Maandenlang waren er namelijk reeds
van vele kanten formules aangedragen
die de indexatie zouden moeten be-

teugelen.
Het Belgische systeem verschilt funda-

menteel niet veel van het Nederlandse.
Terwijl in ons land echter de prijscom-

pensatie twee maal per jaar telkens opnieuw van regeringswege wordt vastgesteld, is het Belgische systeem veel een-

voudiger. ledere keer dat de index 2’/2%
is gestegen, luidt de gong en weet de

werkgever dat hij de volgende keer
automatisch 2’/2% meer loon moet over-

schrijven. De Belgische werkgevers hebben thans verklaard die automatische
indexering beu te zijn en reeds een jaar
lang is men met een hardnekkig offensief bezig tegen dit vrijwel onneembare

bolwerk. Dat bolwerk is zelfs inzet geworden in de verkiezingsstrijd, die de
Waalse socialistische partij inging on-

der het motto: ,,behoud van koopkracht”.

De vakbeweging heeft tot dusverre een
onwrikbaar ,,njet” laten horen op de

vraag of het indexeringssysteem niet
eens onder de loep moet. Nadat de
Belgische socialisten zonder kleerscheuren uit de verkiezingsstrijd naar voren
zijn gekomen, voelt men zich gesterkt in

de strijd tegen iedere aanslag op dit recht,
waarvan de Belgische socialistische vak1203

bewegingslleider George Debunne, nog
zeer onlangs op het statutair congres van
zijn organisatie heeft verklaard dat het
nimmer inzet kan worden van een compromis.,,WanneerBelgie”,aldus Debunne, ,,en van de geindustrialiseerde landen
is met het laagste inflatieniveau, dan

komt dat grotendeels omdat de indexering de regering verplicht een strikter

prijsbeleid te volgen. Die zelfde indexering weerhoudt de regering er bovendien
van de indirecte belastingen te verhogen,

omdat iedere BTW-verhoging op den
duur weer leidt tot hogere prijzen en
dus tot nieuwe indexeringsrondes”.
Of iedereen dit betoog overigens zal
onderschrijven is niet zeker. De resultaten van het prijsbeleid zijn bescheiden,
terwijl de Belgische regering de laatste

jaren niet anders heeft gedaan dan de
BTW verhogen, zonder door enige vrees

geremd te worden dat men met die verhogingen nieuwe indexeringen zou uitlokken. Vandaar misschien dan ook dat
de Belgische regering de laatste maanden
voor haar val de neiging had het oor te
lenen aan degenen die formules voorstelden waarbij energieprijsverhogingen
en BTW-verhogingen uit de index zouden worden gehaald. Naarstige rekenmeesters hebben via ingewikkelde econometrische modellen in de loop van dit
jaar berekend dat alleen reeds de opschoning van de index voor energieprijzen tot gevolg zou hebben dat het

aantal werklozen binnen 2 jaar met
16.000 zou kunnen dalen. Wanneer men
alcohol en tabak uit de index zou halen,
zou dat goed zijn voor 18.000 arbeidsplaatsen. Professor Maldague van het
Nationaal Plan Bureau heeft zelfs berekend dat wanneer men slechts een
indexatieronde zou toestaan een nuttig
effect zou resulteren voor 48.000 mensen, om nog niet te spreken over het

effect van een cumulatie van de verschillende plannen die onder namen als
Maribel en Serena circuleerden! Maar
Belgie’ zou Belgie niet zijn wanneer

enige zwartkijkers niet hadden voorspeld dat die cijfers misschien wel correct zijn, doch een uiteenlopend resultaat zullen hebben in de Belgische gewesten. Waalse econometristen vrezen
namelijk dat die tewerkstelling in sterkere mate Vlaanderen ten goede zou
komen dan Wallonie.
Wat er ook van moge zijn, de psychologische oorlogvoering tegen de automatische indexering, die onverwacht en
tot zeer groot ongenoegen van de Belgische en Europese vakbeweging steun

kreeg van de zijde der Europese Commissie, is misschien tijdelijk even geluwd, doch het staat vast dat het
indexeringsvraagstuk een van de eerste
gangen op het menu van de nieuwe
regering zal zijn. Een zeer heet gerecht!
Het zou zelfs wel een van de vinnigste
gevechten uit de naoorlogse Belgische
geschiedenis kunnen uitlokken. Voelde

aftredend premier Eyskens dat misschien ook toen hij onlangs op een min1204

der tactisch geformuleerde vraag die
hem werd gesteld ten antwoord gaf dat
een inlevering in Belgie’ van 10 tot 12%
onvermijdelijk is? ,,Is een dergelijk offer
werkelijk zo catastrofaal?”, zo wilde hij

weten, ,,en zouden wij daarom tanks op
de straathoeken moeten opstellen?”.
De socialistische vakbeweging heeft
immers al aangekondigd dat men ,,in het
offensief zal gaan wanneer de nieuwe
regering de index of de koopkracht zou
aanpakken.

Tussen al die financieel-economische
en sociale problemen door speelt nog

het drijven van de politici die geen
sanering willen wanneer de staatkundige
hervorming niet eerst daaraan vooraf
gaat. Geen dag gaat voorbij dat Walen
en Vlamingen elkaar de schuld geven
van de economische achteruitgang, of
elkaar verwijten dat de een teveel
moet betalen voor de ander, of te
weinig ontvangt uit de nationale pot.
Voor iedere kubieke meter zand die in de

in aanbouw zijnde haven van Zeebrugge
wordt verplaatst moet men elders in het

land compensatie hebben. Er zijn zelfs
lieden geweest die van mening waren dat
men compensatie moest hebben voor het

feit dat de nationale luchthaven op
Vlaams grondgebied ligt! Men staat
elkaar — voorlopig nog figuurlijk —
naar het leven over kleuterschooltjes of
stukjes Belgisch grondgebied waar normaal gesproken bijna geen bond zou
willen wonen. En daarin schuilt het hopeloze van de Belgische situatie.
Er lijkt vrijwel geen oplossing mogelijk, noch voor het economische noch

voor het politieke probleem. Alles in
Belgie moet worden verdeeld of opgesplitst. Iedere organisatie die zich

respecteert heeft een Waalse of Vlaamse
vleugel, wanneer men ten minste niet
zonder meer besloten heeft helemaal uit
elkaar te gaan. Sinds kort is daar nog

een Vlaams en Waals parlement bijgekomen, met het simpele gevolg dat
als laatste bindend element in de
Belgische staat nog het Belgisch voetbalelftal overeind blijft staan, hoewel alge-

meen bekend is dat dat elftal uit tien
Vlamingen bestaat. Zou daarom de

enige waarheid die men in Belgie nog
over en weer wil erkennen zijn dat
Vlamingen betere voetballers zijn?
E. A. van Traa

Auteur