Cultuur en economie
Aute ur(s ):
Emmerij, L.J. (auteur)
Co-director, United Nations Intellectual History Project.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4248, pagina 235, 24 maart 2000 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
Er wordt de afgelopen jaren steeds meer gesproken over de relatie tussen cultuur en economische groei en ontwikkeling, maar dan
vooral in de zin welke economische bijdragen culturele sectoren zoals film, en muziek kunnen leveren aan de groei. Het is minder
gebruikelijk de relatie om te keren en, in een macro-kader, economisch beleid te zien als een middel voor een in cultureel opzicht
betere samenleving.
Als we culturele samenleving definiëren als een ‘way of life’ en als een wijze om beschaafd samen te leven, dan zal het duidelijk zijn dat
we naar een ander patroon van economische groei toe moeten. Waarom? Omdat het huidige groeimodel, met de huidige economische en
financiële orthodoxie, te veel aan crises onderhevig is, de ongelijkheden in de wereld en de armoede niet oplost, nieuwe sociale
problemen heeft opgeworpen (denk aan drugs, internationale criminaliteit, corruptie), en speculatie in plaats van ondernemerschap
stimuleert. Met andere woorden: de huidige orthodoxie heeft geen antwoord op inkomensverschillen binnen en tussen landen, heeft het
probleem van de armoede in de wereld eerder verslechterd dan verbeterd, en heeft geen antwoord op de concrete problemen van
minderheden. De onlusten in Chiapas in het zuiden van Mexico zijn een schoolvoorbeeld van dit gevoel van onbehagen. In Mexico,
Bolivia, Burundi, Colombia, Nigeria, Peru, Soedan, Venezuela en in vele andere landen vormen de ‘minderheden’ de meerderheid van de
bevolking!
Het huidige groeimodel is misschien goed voor een minderheid van de wereldbevolking, maar het beantwoordt niet aan de criteria van
een culturele opleving, vooral in de landen in Zuid en Oost. We leven steeds minder comfortabel tezamen op deze aardbol, zowel binnen
landen als tussen landen. Economische groei is er dan wel, maar wereldwijd worden de spanningen groter vanwege de enormiteit van
inkomensverschillen, sociale uitsluiting, ecologische problemen – om kort te zijn: vanwege de groter wordende spanningen tussen
groepen, rassen, regio’s.
We moeten dus naar een doelmatiger economisch groeimodel toe, dat toegespitst is op de speciale omstandigheden van landen en
regio’s en daarom gedifferentieerder zal moeten zijn. Weg met de eenheidsworst die de mondialisering oplegt, vooral aan ontwikkelingsen overgangslanden. Tenslotte is het Amerikaanse kapitalisme het Europese niet en het Japanse verschilt weer enorm van de twee
andere. Er zijn dus verschillende economische benaderingen mogelijk, afhankelijk van de culturele basis en doelstellingen van landen en
regio’s. Een voorbeeld: de enorme Europese landbouwsubsidies zijn er niet alleen om het steeds kleiner wordende aantal boeren een
beschaafd inkomen te bezorgen, maar ook en vooral om een bepaalde ‘way of life’ en een cultuur- en landschapspatroon in stand te
houden. Ondertussen doet Europa het tegenovergestelde van wat het aan andere landen predikt en wat landen in Oost en Zuid
inderdaad steeds meer aanvaarden, zoals liberalisering van de handel en afschaffing van subsidies. Deze Europese houding doet denken
aan de ‘culturele uitzondering’, net zoals de Fransen die willen voor filmproducten.
Om een economisch en sociaal beleid te ontwikkelen dat achtergebleven minderheden meeneemt in de vaart van het gehele volk, moeten
mensen uit die groepen actief kunnen deelnemen in het opbouwen van het beleid: economische naast politieke democratie, uitmondend
in een participerend groeimodel gebaseerd op deelname van alle groepen in de maatschappij.
Laat ik een concreet voorbeeld geven. In de jaren zeventig sprak men van inkomensverdeling alsof een kok in de keuken stond die een
grotere koek moest maken die dan onder alle klanten beter verdeeld werd. Wat ik onder een participerend groeimodel en onder
economische democratie versta is dat er meer koks in de keuken moeten komen die allen een zo groot mogelijke koek bakken. Dat is de
moderne vorm van het verkrijgen van een betere inkomensverdeling en dus een meer beschaafde en comfortabele manier van
samenleven: meer koks van alle groepen in de maatschappij in de keuken. Het spreekt welhaast vanzelf dat dit zal leiden tot een grotere
verscheidenheid van beleid tussen landen en regio’s, al naar gelang hun ‘way of life’ en hun visie op wat een beschaafde manier van
samen leven inhoudt. Deze verscheidenheid kan zich manifesteren in het geven van subsidies voor bepaalde sectoren, protectionisme
om zekere activiteiten in leven te houden, meer nadruk op sociaal beleid, specifieke en concrete doelstellingen om de ergste vormen van
armoede en analfabetisme uit te roeien, enzovoort.
Het ‘ownership’ van het beleid is cruciaal 1. De inheemse koks hebben het voor het zeggen in de nationale en regionale keukens. Koks
van buiten (Wereldbank, IMF, VN) zijn slechts welkom op uitnodiging om iets speciaals te bakken.
Alhoewel het er op het ogenblik niet naar uitziet, is mijn conclusie dat de komende eeuw meer diversiteit dan uniformiteit in economische
groeipatronen te zien zal geven en dat dit ten goede zal komen aan een harmonieuzer samen leven op deze aarde
1 Zie K. Botchwey, Country ownership and development cooperation – issues and the way forward, in: UNCTAD, International
monetary and financial issues for the 1990’s , New York/Geneve, 1999, blz. 117-128.
Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)