Ga direct naar de content

Combinatiekorting en kinderbijslag

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 22 2000

Combinatiekorting en kinderbijslag
Aute ur(s ):
Lecq, S.G., van der (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4248, pagina 233, 24 maart 2000 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):

Vroeger vormden kinderen de oudedagsvoorziening van hun ouders. Tegenwoordig geldt dit alleen nog in armere landen. In Nederland
hebben de AOW en pensioenen het mogelijk gemaakt te kiezen of men wel of geen kinderen wil krijgen. Het krijgen van kinderen is
op individueel niveau niet langer noodzakelijk om te voorzien in de toekomstige eerste levensbehoefte, maar vormt een levensdoel op
zich. Je zou kunnen zeggen dat kinderen zijn gestegen in de piramide van Maslow, waarbij ze nu in de categorie van ‘zelfrealisatie’
vallen. Deze bewering wordt onderbouwd door de observatie van het CBS dat er met de economische opleving meer kinderen worden
geboren 1. Blijkbaar nemen geboortes toe nadat in de ‘lagere’ behoeften is voorzien.
Ook de overheid heeft een ordening van behoeften: nu de economie blijft groeien, de begroting in evenwicht lijkt te komen en de
arbeidsmarkt almaar krapper wordt, ontstaat er eindelijk aandacht voor het combinatieprobleem waar veel werkende ouders al jaren mee
worstelen. Maar liefst vijftien procent van de vrouwen ziet voor hun dertigste af van het krijgen van kinderen omdat ze de combinatie met
werken niet zien zitten 2. Op de achtergrond speelt ook nog het vergrijzingsprobleem, dat nu en in de toekomst door extra
arbeidskrachten kan worden verlicht. Kortom: er moeten meer mensen aan het werk.
De regeringspartijen en enkele fracties van de oppositie lijken elkaar te vinden in de combinatiekorting, waarbij huishoudens een al dan
niet inkomensafhankelijke belastingaftrek krijgen zolang beide partners werken en de kinderen jonger dan twaalf jaar zijn. De wijze waarop
de combinatiekorting zou moeten worden gefinancierd, heeft echter merkwaardige consequenties.
In het voorstel voor de combikorting zoals dat door d66-kamerlid Giskes is ingediend, krijgen werkende belastingplichtigen met kinderen
een belastingaftrek van Æ’ 220 per jaar 3. De arbeidsaftrek van alle werkenden wordt verlaagd met Æ’ 77 en de opbrengst wordt herverdeeld
over de kleinere groep van werkende ouders. Voor werkende mensen met kinderen werkt dit uiteraard voordelig uit, want dat was de
bedoeling. Voor niet-werkende mensen, met of zonder kinderen, verandert er niets omdat ze voor geen van beide kortingen in aanmerking
komen. De werkende mensen zonder kinderen gaan er enigszins op achteruit. Voor werkenden aan de ondergrens ontstaat een
bescheiden prikkel om of kinderen te krijgen, zodat ze de combikorting ontvangen, of te stoppen met werken, omdat dit nu minder loont.
De maatregel kan dan leiden tot een afnemend arbeidsaanbod.
De gewenste prikkels zonder de ongewenste bijwerkingen resulteren wanneer de combikorting wordt gefinancierd door op de
kinderbijslag te korten. Immers, de werkende en niet-werkende mensen zonder kinderen zullen evenveel arbeid blijven aanbieden, omdat
de arbeidskorting onveranderd blijft. Van de mensen met kinderen zijn de werkenden in verhouding het beste af dankzij de combikorting.
De niet-werkende mensen met kinderen gaan erop achteruit, omdat ze kinderbijslag inleveren zonder er combikorting voor terug te
krijgen. Zo ontstaat een prikkel om het arbeidsaanbod te verhogen, precies zoals de bedoeling was. Het aantal geboorten zal mogelijk
eveneens toenemen omdat de combinatie van werk en ouderschap beter dan voorheen is te realiseren, dankzij de combikorting. Dat is
handig voor de toekomst, zeker zolang de AOW een omslagbasis heeft.
Maar is deze financieringswijze wel bespreekbaar? Een verlaging van de kinderbijslag ligt nogal gevoelig, omdat mensen zonder kinderen
van oudsher solidair zijn met ouders. Zo worden de kosten van bijvoorbeeld onderwijs, ouderschapsverlof, gezinstarieven bij
ziektekostenverzekeringen en kinderopvang grotendeels door ouders en kinderlozen gezamenlijk opgebracht. Nu echter een kwart van de
vrouwen geboren na 1970 verwacht kinderloos te blijven, wordt steeds vaker de vraag gesteld hoe ver die solidariteit dient te gaan: het
onderwerp lijkt bespreekbaar te worden.
Aan de ene kant zal vrijwel niemand het een ander misgunnen om kinderen te krijgen, zelfs als die ander dit financieel niet helemaal kan
bolwerken. Enige vorm van collectieve ondersteuning aan ‘armere’ ouders, bijvoorbeeld in de vorm van kinderbijslag, staat daarom
gelukkig zelden ter discussie. Aan de andere kant is het de vraag of de kosten van meer dan bijvoorbeeld twee kinderen ook nog door de
gemeenschap moeten worden opgebracht. De financiële ondersteuning van ouders zou kunnen worden beperkt door de kinderbijslag na
het tweede kind te stoppen. De resterende kinderbijslag kan bovendien inkomensafhankelijk worden gemaakt, overigens zonder dat de
armoedeval toeneemt.
Zo valt allicht een deel van de bezuiniging te realiseren waaruit de combikorting kan worden gefinancierd zonder dat mensen hun
‘zelfrealisatie’ via het krijgen van kinderen wordt ontnomen. Door de combikorting ten koste te laten gaan van de kinderbijslag na het
tweede kind worden extra kinderen bovenproportioneel duurder voor hun ouders. Maar ja, de combikorting is dan ook bedoeld om het
arbeidsaanbod te stimuleren, niet het krijgen van (veel) kinderen

1 Groot aantal huwelijken, maar trouwen is niet ‘in’, NRC Handelsblad, 16 maart 2000.
2 Half miljoen paren kibbelt over kinderen krijgen, NRC Handelsblad, 1 december 1999.
3 Fiscale korting voor kind, NRC Handelsblad, 25 januari 2000; Fiscale korting kinderen gehalveerd, NRC Handelsblad, 26 januari 2000.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur