Het gebeurt niet vaak dat het CPB op vrijdagavond, rond een uur of 9, een rapport op haar website publiceert. Het gebeurde op vrijdag 20 december 2013. De meeste kranten en omroepen publiceerden direct korte berichten op hun websites. Meestal volgden ze de ANP-berichtgeving. Vrijwel alle zaterdagkranten konden niets meer verwerken. Alleen het RD en de regionale kranten publiceerden nog kleine berichten. Maandag 23 december stond er helemaal niets meer over het CPB-rapport in de Nederlandse kranten.
Is het toevallig dat dit rapport laat op vrijdagavond uitkomt, net voordat de kerstvakantie begint? Is het toevallig dat de notitie is gedateerd op 28 oktober 2013, terwijl die op 22 december pas door het CPB wordt gepubliceerd? En is het toevallig dat dit rapport werd gepubliceerd na een lange week overladen met politiek-economisch nieuws, denk aan het akkoord over de bankenunie, het woonakkoord na de nacht van Duijvestein en het pensioenakkoord.
Ik geloof niet in dat toeval. Het rapport gaat over zo’n 100 miljard euro die jongeren betalen aan subsidies voor de ouderen in de huidige pensioenvoorziening. Dat is groot bier, zo’n 16% van het Nederlandse bruto binnenlands product. En de afgelopen jaren hebben we gezien hoe gedonder over de pensioenvoorziening de gemoederen hoog kan laten oplopen.
Het rapport is gepubliceerd nadat Staatssecretaris Klijnsma een brief naar de kamer heeft gestuurd waarin ze de studie aankondigt. Ik heb mijn vermoeden dat zij niet de aanstichter wil zijn van een maatschappelijk debat over de pensioenen. En daarom een handig moment heeft afgewacht om het zeer gevoelige rapport te publiceren. Het CPB voelde zich toen genoodzaakt het rapport te publiceren en werd zo voor het karretje van Klijnsma gespannen.* Zij is tot op heden in haar opzet geslaagd, want de journalistiek is nog niet diep op het CPB-rapport over de doorsneepremie ingesprongen. Want daar ging dit rapport over. Hoe zit dat?
De pensioenen worden via de zogenaamde doorsneepremie gefinancierd. Voor ieder jaar premie-inleg – een bepaald percentage van het inkomen – krijgt iedereen dezelfde procentuele stijging van het latere pensioen. Aangezien de premie-inleg van jongeren veel langer aangroeit voordat ze met pensioen gaan dan die van ouderen, betalen jongeren dus veel teveel voor hun opgebouwde pensioenrecht en ouderen te weinig. Door rente-op-rente zal dezelfde premie-inleg van jongeren immers veel meer pensioenuitkering opleveren dan die premie-inleg van ouderen.
Als de aantallen jongeren en ouderen in constante verhouding tot elkaar zouden blijven, dan zou er geen probleem zijn. Als jongeren dan oud worden, krijgen ze weer terug wat ze teveel hebben betaald toen ze jong waren. Maar de verhouding tussen jong en oud loopt scheef door de vergrijzing. Het aantal 65-plussers ten opzichte van 65-minners zal tot aan 2040 ongeveer verdubbelen (zie ook de vergrijzingsstudie van het CPB). Daarnaast zijn het juist de jongere generaties die veel langer zullen blijven werken en hun betaalde premies veel langer zien aangroeien.
Door de vergrijzing gaat het kapitaalgedekte aanvullende pensioen met doorsneepremies zich steeds meer gedragen als een omslagpensioen, zoals de AOW. Werkenden gaan steeds meer betalen voor de gepensioneerden en steeds minder voor zichzelf. Oudere generaties hebben steeds minder voor zichzelf gespaard en ontlenen een steeds groter deel van hun pensioen aan de inleg van jongeren.
Dat kan om heel veel geld gaan. Het CPB heeft berekend dat gemiddeld 8% van de pensioenopbouw een subsidie is van jong naar oud. Het CPB concludeert: “Doorsneesysteem belast opbouw jongeren, subsidieert opbouw ouderen.” De volgende figuur uit het CPB-rapport laat het verschil zien tussen de werkelijke premie die werknemers betalen (‘doorsneepremie’) en de premie ze zouden betalen als de subsidie van jong naar oud wordt weggelaten. Voor jongeren gaat het om zo’n 3-4% van het bruto loon dat ze teveel aan pensioenpremie betalen, terwijl ouderen tot wel 4-8% van het bruto loon aan pensioensubsidie ontvangen. Het omslagpunt van netto betaler naar netto ontvanger ligt rond de 45 jaar.
Het percentage van 8% is bovendien een gemiddelde. Iemand die vroegtijdig stopt om pensioen op te bouwen bij een bepaald fonds – bijvoorbeeld om zelfstandige te worden – betaalt veel meer van zijn inleg aan subsidie voor de ouderen. Het omgekeerde gebeurt indien iemand zich pas op hogere leeftijd aansluit bij een pensioenfonds. Werknemers bij grijze pensioenfondsen (met veel ouderen) betalen veel meer premie voor hetzelfde pensioen dan werknemers bij groene pensioenfondsen (met weinig ouderen).
Door de doorsneepremie wordt ook inkomen herverdeeld: van lage naar hoge inkomens en van mannen naar vrouwen, zie ook de figuur. Mensen met een lage levensverwachting (mannen, lager opgeleiden) betalen veel meer premie voor hun pensioen dan voor mensen met een hoge levensverwachting (vrouwen, hoger opgeleiden). Laagopgeleide mannen ontvangen 15% te weinig pensioen, hoogopgeleide vrouwen 5% teveel.
De totale waarde van de subsidie van jong naar oud in het bestaande pensioenstelsel heeft het CPB geschat op maar liefst 97 miljard euro. Dat is 16% van het bruto binnenlands product. Dat is een gigantisch bedrag. En het is mij een raadsel waarom dit geen maatschappelijke discussie is.
Of die doorsneepremie economisch verstandig is of niet, dat is een ander verhaal. Daarover later mogelijk meer.
Maar het dunkt me dat over de doorsneepremie wel een publiek debat moet komen. Immers, pensioenfondsen herverdelen bijna 100 miljard euro tussen de generaties zonder dat hierover enige vorm van politieke verantwoording wordt afgelegd. De doorsneepremie is taxation without representation. Niemand heeft de pensioenfondsbesturen democratisch gekozen. Het helpt dan bepaald niet als staatsecretaris Klijnsma de indruk wekt die discussie te willen vermijden, het CPB daaraan meewerkt en de journalistiek deze giga-subsidie kennelijk niet opmerkt.
* Naschrift: Deze blog is op twee plekken aangepast ten opzichte van het origineel. In de originele blog schreef ik dat het CPB de indruk wekt een discussie over de doorsneepremie te willen voorkomen. Dat was geen goede weergave. Het CPB voelde zich genoodzaakt het rapport over de doorsneepremie te publiceren nadat Staatssecretaris Kleinsma de kamerbrief over het CPB-rapport had verstuurd. Dat had het CPB bij publicatie eigenlijk moeten melden. En, bij bedragen die in de orde van 100 miljard euro liggen, had een begeleidend persbericht met duiding niet misstaan. Door ontbreken van belangrijke informatie over de context van het rapport werd ik op het verkeerde been gezet.
Auteur
Categorieën