Ga direct naar de content

Conjunctuurbericht maart 1988

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 23 1988

maart 1988

Conjunctuurbericht
Centraal bureau voor de statistiek

Samengesteld doorde hoofdafdeling Nationals rekeningen

De meest recente gegevens maken het mogelijk om voor een aantal belangrijke economische variabelen een terugblik op het jaar 1987 te geven. De produktiecijfers geven een gedifferentieerd beeld.
De volumegroei van de industriele produktie was, ondanks een verbetering in de loop van het jaar, over
het jaar 1987 alsgeheel lets geringer dan in 1986. Deproduktie-ontwikkeling indedelfstoffenwinning
gaf een omgekeerde ontwikkeling te zien; tegenover een sterke daling in 1986 stond een lichte toename van de produktie in 1987. De volumegroei van de buitenlandse handel was groterdan in 1986;
vooral in het laatste kwartaal trokken de groeicijfers van de in- en uitvoer duidelijk aan. De binnenlandse consumptie toonde in de loop van vorig jaar een vrij gelijkmatige ontwikkeling; dit resulteerde
in een groei die watachterbleef bij die van 1986. Voor deinvesteringen is het beeld voor 1987 nog niet
compleet. De thans beschikbare cijfers wijzen op een afnemende groei in de loop van het jaar, waardoor het groeicijfer voor het gehele jaar onder het relatief hoge groeicijfer van 1986 zal uitkomen.
Opmerkelijk was de daling van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie in 1987; in de naoorlogse
periode was dit niet eerder voorgekomen. Na stormachtige ontwikkelingen in oktober is de beurswaarde-index van de Amsterdamse effectenbeurs eind vorig jaar uitgekomen op een niveau dat ca
23% onder dat van eind 1986 lag. De dollarkoers zakte over deze periode ongeveer 18%. Ook de renteontwikkeling werd in 1987 gekenmerkt door sterke fluctuaties. Na een aanvankelijke stijging in de
loop van het jaar, met een top in oktober, daalde de rente in de laatste maanden in hoog tempo tot een
niveau dat duidelijk onder dat van eind 1986 lag.
In de Focus wordt ingegaan op enkele recente ontwikkelingen in de bouwnijverheid.

Orderontvangst en orderpositie
Volgens de resultaten van de conjunctuurtest bleef de orderontvangst in de Industrie in januari ten opzichte van
december onveranderd. Tegenover een daling bij de investeringsgoederen-en consumptiegoederenindustrie stond
een toename bij de intermediaire goederenindustrie; deze
stijging kwam geheel voor rekening van orderontvangsten uit het buitenland. Het indexcijfer van de orderpositie
bleef in januari ongewijzigd ten opzichte van december en
het gemiddelde van het laatste kwartaal van 1987. Na de
eerste drie kwartalen met een betrekkelijk stabiel niveau
daalde in het vierde kwartaal de index met drie procentpunten naar een niveau van circa 100 (1984=100).
Buitenlandse goederenhandel
Het volume van zowel de invoer als de uitvoer van goederen

is in 1987 toegenomen ten opzichte van 1986. De invoer
steeg met 6%; de uitvoer nam met 5% toe. De invoer van
consumptiegoederen steeg meer dan gemiddeld. Bij de uitvoer deed zich een meer dan gemiddelde volumestijging
voor bij de categorieen onbewerkte agrarische produkten,
voedings- en genotmiddelen en chemische produkten. Een
daling werd geregistreerd bij de uitvoer van delfstoffen en
aardolieprodukten. Bij beschouwing van de in- en uitvoerontwikkeling in de loop van 1987 valt op dat het vierde
kwartaal voor zowel de invoer als de uitvoer hoge groeicijfers (beide 10%) te zien geeft. Hierbij moet evenwel worden aangetekend dat door administratieve oorzaken (de
komende invoering van nieuwe documenten) de volumemutaties van de geregistreerde in- en uitvoer in de maand
december enigszins positief zijn be’mvloed. In de voor overloop aangepaste cijfers wordt voor dit effect gecorrigeerd.

In- en uitvoer van goederen (volume)

Ruilvoet

130-

110-

’85

(unit value)
Indeicijfers 1980 • 100

‘SB

1
I

II

III

IV

1984

ESB 16-3-1988

I

II
III
1985

IV

II
III
1986

IV

I

II
III
1987

IV

I

1
II
III
1984

IV

I

II

III

1985

1
IV

I

1
II
III
198E

1
IV

I

1

1
II

III

IV

1987

293

Tabel 1. Kerngegevens recente ontwikkelingen in Nederland
Procentuele mutaties t.o.v. dezelfde periode het jaar daarvoor, tenzij anders aangegeven
198V8 5 1986
gemidd

1987

1987
e

1 kw.

2 e kw.

3 e kw.

4 e kw.

nov.

Trend21

1988

1987

dec.

Jan.

febr.

VOLUMEGEGEVENS
Pmduktie in de nijverheid

Nijverheid (excl. bouwnijverheid)

0
-6

2
2
1
1
5
7
-1
0

2
2
-1
4
-1
7
5
-4

3
2
2
-5

2
0
5
15

-2
-2
1
-11

4
3
9
11

6
6
11
4

3

Buitenlandse handel (goederen)
Invoer, totaal
Grondstoffen en halffabrikaten
Consumptiegoederen
Investeringsgoederen
Algemene goederen
Uitvoer, totaal
Onbewerkte agrarische produkten
Delfstoffen
Fabrikaten

2
1

5
5
2
10

Delfstoffenwinning
Industrie
Voedings- en genotmiddelenindustrie
Textiel-, kleding- en lederindustrie
Papier- en grafische Industrie
Chemische Industrie
Rubber- en kunststofverw. Industrie
Hout- en bouwmaterialenindustrie
Basismetaalindustrie
Elektrotechnische Industrie
Rest metaal- en overlge Industrie
Openbare nutsbedrijven
Bouwnijverheid: begonnen woningen

-10
4
5
-15
5

3

4
4

-3
5

Consumptieve bestedingen van gezinnen
Binnenlandse consumptie, totaal
Voedings- en genotmiddelen
Duurzame Consumptiegoederen
Textiel, kleding, schoeisel e.d.
Huish. artikelen en woninginrichting
Transportmiddelen
Rest duurzame Consumptiegoederen
Overige goederen en diensten
Huur, verwarming, verllchting en water
Rest overige goederen en diensten
Investeringen in vaste activa
Bruto investeringen, totaal
Bedrijven

0
0
-1
-2
-1

3
-3
1
2
0

3
1
6
5
5
11
5
2
2
3

1
1
1
0
-4

3
7

3
2
4

5
6
-1

5

2

0

8
-1
-1
-4
-1

-7

6
3
2
-3
2
-5
7

6
-2
-3
1

-3

-8

8
8
11
9
-6

2
1

4
6
4
5

2

3

2

2
4
-1
8
6
4

4

2
7
4

3
2

3
2

3
4

2

2

8

10
-9

8

1,4
1,5
1,8

Overheid

7

3

2,3

2,5
2.5
1

-12,0
-21.7

-2.2
-4,6

2

2

-17

-3
-6

3

-16
0,2

-3

Kwartaairekeningen
Bruto Binnenlands Produkt
Bruto Nationaal Produkt
Bruto Nationaal Inkomen

2
3
-1
4
13
6
5

8
2
0
2
4

-18
2

2
3
4
4

8
7
3
1
1
1

-1
-11
1
-1
-5
4
6
1
2
8
-2
-1
-2
-1

-1

1

-4
1

1
1
_

5

1

+

5

8

6

++
+

6
-3

-1
1

13

-2
-24

0
-16

-1
-28

7
7
15
0
8
3
11
-19
3

10
11
13
1
13

15
14
19
13
18
15
5
25
15

13
15
13
1
24
8

2
1

3
1
5
6
6

1

4

1+

-3
1
-1
5
-2

4

1

2
0

10
4
13
10

_

+

1
—1
I++
I++
I++
1+
1+
1+

2

I++

0
9

1
1+

8

1+

5
7
17

1+
I++
1+

8
-4

4

4
2

3
3

0

3

5
3

1+
1+

2

4
2

5

4

1+

2

3

1

2

4
4
2

2
2
-1

2,2
2,9
-0,7

3,3

4
11
2

4

4

1,7

1
4
1

0,6
0,6
-0.9

0,5
1,5

-2,5

0,8
0,5

I++
I++
1

f

1
1
1

0,2

PRIJZEN
Producentenprijzen Industrie, tot. afzet
Producentenprijzen Industrie, verbruik
Ruilvoet, unit value (goederen}
Invoerprijzen, unit value
Uitvoerprijzen, unit value
Prijzen gezinsconsumptie (werknemers)
Regelingslonen particular bedrijf
Regelingslonen overheid
Regelingslonen trendvolgers
Dollarkoers, contante notering

7

1,4
0,6
0.1
-26

1,4
0,7
-17

-7,1
-13,0
-5
-13
-18
-1.2
0,8
1,2
0,6
-22

24
7

9
15
-17

-1
5
-15

84
108
-13
6

84
102
-15
3

3,6
3,0
-0,6

0,8

-9

-0.5
0,4

-4,2
-5
-7
-11

-1.0

-3
-2
-5
0,2
0,3

0,4
-0,6

3
-4
-2
-0,1
0,3
1,5
0,7
-15

-0,2
-0,8
3
-4
-1

-0,2

-0,1
0,3

-0,2

0,5

0,5

0,3
1.4
0,7
-18

0,2
0,4
-0,1
-11

-7

0
-13
2

-1,8

5
-6
-1

0,4
1,2
0,6
-20

1,4
0,5
-12

8
6
-6

-1
9
-23

-3
16
-13

-13

-8
-19

-17

-28

-7
-23
-3

-2
-18
-13

84
103
-14

84
102
-16
4

84
103
-16
2

84
100
-15
3

100
-18
3

100
-11
4

100
-12
5

1
7
1

1.4
0,7
-17

OVERIGE INDICATOREN
Consumentenvertrouwen ^
Beurswaarde-index, algemeen
Uitgesproken faillissementen

(in %)

Conjunctuurtest Industrie
Bezettingsgraad
(in %)
Orderpositie
(1984=100)
Beoordeling orderontvangsten ‘ >
(in %)
Beoordeling voorr. eindprodukten11 (in %)
Arbeidsmarkt
Aantal banen van werknemers, totaal
Landbouw en visserij
Nijverheid (excl. bouwnijverheid)
Bouwnijverheid
Handel, horeca en vervoer
Overige dienstverlening
Geld en krediet
Spaartegoeden
Verstrekt consumptief krediet
Binnenlandse liquiditeitenmassa
Geldhoeveelheid
Secundaire liquiditeiten
Officieel wisseldisconto
Daggeldmarktrente
Rendement op staatsobligaties

5

0

3

1

2

0

4

-2
-6
1

2
5

-4
1
1

4
1
0

3
4

3
1

4
1

4,7
15
4
7
0
4,5

4,7
5
3
7
-1
4,5

5,6
6,1

5,2
6,1

2

3,8
0
8
(in %)
(in %)
(in %)

7
10
6,2
7,3
9,0

4,7

13
6
8
4
4,6
5,8
6,3

3,7
8

4,4
5,8
6,3

-7

+
+
+

6
4
7

1,8
6

1.8

1.1

+

6

13

++
+
++

4,1
4,9
6,5

4,0
4,7
6,3

3,75
4,5
6,2

0
4,5
5,0
6.5

* Saldo van positieve en negatieve antwoorden in procenten van het totaal.
* Trend: procentuele jaarmutatie van het meest recente voortschrijdend 12-maands (4-kwartaals} gemiddelde.
—I: kleiner dan -5%; -I: tussen -2% en -5%; I: tussen -2% en 2%; l+: tussen 2% en 5%; I++: groter dan 5%.

294

1
-1

0
3
1
3,7

1
—1

3,25
4,1
6,1

3,25
4,1
5,9

Consumptie
Voorde binnenlandse consumptie is, met het beschikbaar
komen van de detailgegevens voor de verschillende bestedingscategorieen, het beeld voor 1987 verder gecompleteerd. Vergelijking met 1986 leert dat de volumegroei van
de binnenlandse consumptie in 1987 (2,4%) wat achter
bleef bij de groei over 1986 (2,8%), een beeld watoverigens
ook bij andere landen zoals de Verenigde Staten, de Bondsrepubliek Duitsland en het Verenigd Koninkrijk te zien is.
Evenalsin 1986 namen ook in 1987 deaankopen van duur-

zame consumptiegoederen meer dan gemiddeld toe. In
1987 had de toename evenwel met name betrekking
op de categorie huishoudelijke artikelen en woninginrichting (7%), terwijl in 1986 de aankopen van transportmiddelen (voornamelijk auto’s) de grootste groei kenden (11 %).
Bij de analyse van de maandcijfers wordt er in het Conjunctuurbericht regelmatig op gewezen dat de maand – op maandmutaties van de consumptieve bestedingen be’invloed kunnen worden door het koopdagenpatroon van de
maanden die in de vergelijking worden betrokken. Dit koopdagenpatroon is belangrijk omdat bijvoorbeeld op een
zaterdag meer gekocht wordt dan op een maandag, terwijl
het aantal zaterdagen en maandagen in de vergeleken
maanden niet constant is. Het CBS heeft onlangs de resultaten bekend gemaakt van een onderzoek naar het belang

van de verschillende dagen in de weekomzet. Het bleek dat
de zaterdag weliswaar nog steeds de belangrijkste koopdag
is, maardat het aandeel van de omzet van een zaterdag in de
weekomzet tussen 1975 en 1987 sterkisgedaald. Ditgeldt
zowel voor de voedings- en genotmiddelensector als de

non-food sector. Het afnemende belang van de zaterdag
kwam het duidelijkst naar voren bij de meubelzaken en de
• juweliers. Gemeten aan de index van het consumentenvertrouwen is het oordeel van de consumenten over de ontwikkeling van de economie in februari ten opzichte van januari

-2%) maar in het vierde kwartaal (-4%) werd deze lijn niet
voortgezet. Over het gehele jaar 1987 leidden deze ontwikkelingen tot een prijsdaling bij de invoer van 6% en een
prijsdaling bij de uitvoer van 9%. De ruilvoet van het goederenverkeer met het buitenland toonde -als resultante van
bovenstaande ontwikkelingen- in de loop van 1987 een
opmerkelijk beeld. In de eerste drie kwartalen verslechterde
de ruilvoet omdat de invoerprijzen minder sterk daalden

dan de uitvoerprijzen. In het vierde kwartaal waarin de prijsdaling bij de uitvoer verder afnam en de prijsdaling van de
invoer weer wat sterker werd, verbeterde de ruilvoet echter
aanzienlijk (3%). Over het gehele jaar 1987 verslechterde

de ruilvoet nog met 3%. Bezien over een langere periode
volgen de prijs-en ruilvoetontwikkelingen in 1987 op een
periode (1982-1986) van gematigde prijsontwikkelingen,

met een verbeterende ruilvoet. Daarvoor, in de jaren 19791981, stegen de in- en uitvoerprijzen explosief en verslechterde de ruilvoet.
Faillissementen
In februari werden 347 faillissementen uitgesproken, 2%
meer dan in februari 1987. Vanaf januari 1983 is het aantal

faillissementen vrijwel elke maand gedaald. In 1987 als
geheel was de daling 15% ten opzichte van het jaar daarvoor. De relatief grootste daling in 1987 heeft zich voorge-

daan in de bedrijfstak handel, horeca en reparatiebedrijven
(-18%), gevolgd door de industrie (-16%). In de bedrijfstak
vervoer werd een stijging van het aantal faillissementen
geregistreerd. Overigens dient bij deze ontwikkelingen te
worden opgemerkt dat hieraan ook andere dan conjucturele

oorzaken ten grondslag kunnen liggen.
Geld en Krediet
Het totale spaartegoed nam in de laatste maand van vorig
jaar met 1,1% toe ten opzichte van december 1986. Over

positiever geworden. Op de vijf vragen waarop de index is
gebaseerd werden nagenoeg evenveel positieve als negatieve antwoorden gegeven. In januari was dit saldo nog
negatief. Met name werd minder negatief geoordeeld over
de algemene economische situatie. Op de vraag of de tijd
‘gunstig wordt geacht om grote aankopen te doen werd duidelijk positiever geantwoord. Het vertrouwen van de consument bereikte in november 1987 een dieptepunt, waarna
een herstel optrad.

1987 als geheel werd een stijging van 3,7% gemeten.

‘Prijzen

hun vorderingen op particulieren met 8,8 miljard toenamen.
In de jaren tot en met 1978 kwam de markt van het consumptieve krediet sterk tot ontwikkeling, met groeipercen-

Hetprijsindexcijfervan degezinsconsumptie is tussen midden januari en midden februari met 0,2% gestegen. Ten
opzichte van februari 1987 stegen de consumptieprijzen

met 0,5%.
i ‘De prijzen van de invoer en uitvoer van goederen lagen in
ifhet vierde kwartaal van 1987 onder die van het overeenkomstige kwartaal van 1986. De daling bij de invoer (-4%)
.was echter groter dan bij de uitvoer (-2%). Voor de uitvoer
wordt hiermee de tendens van afnemende prijsdalingen
; igecontinueerd. iln de eerste drie kwartalen van 1987
bedroeg de prijsdaling namelijk -18%, -11% en -5%.
Bij de invoer was in de eerste drie kwartalen van 1987 ook

sprake van afnemende prijsdalingen (resp. -13%, -7% en

Ultimo december bedroeg het spaartegoed 151,9 miljard
gulden.
In 1987 werd 8% meer aan consumptiefkrediet verstrekt
dan in het jaar daarvoor. Dit percentage ligt duidelijk onder

het hoge groeicijfer van 1986 (13%). In het afgelopen jaar
werd door particulieren in totaal 7,4 miljard gulden krediet
opgenomen voor consumptieve doeleinden. Door kredietverschaffers werd daarbij een kredietvergoeding (rente en
kosten) van 1,4 miljard gulden in rekening gebracht, zodat

tages tot 30% per jaar. In de daaropvolgende jaren liep de
kredietverlening terug, het sterkst in 1981. De eerste teke-

nen van een hernieuwde toename werden in 1984 waargenomen. Dejaarlijkse groei nam daarna verder toe, met 1986
als voorlopig hoogtepunt.

Het rendement op staatsobligaties, indicator voor de ontwikkeling van de lange termijn rente, daalde in februari naar
een gemiddeld niveau van 5,9%.
Mutaties hebben betrekking op de overeenkomstige periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld.
Verbeterde cijfers worden niet als zodanig gekenmerkt.

Verstrekt consumptief krediet

Uitgesproken faillissementen
200-

115-—-———————————————————————————

IA)

Indexcijfers 191

|A] = voortschrt jrJend 12-maandsgemiarJeldi

150-

t.o.v

voorgaand jaar

100—/———H————————————/-————

100-

; 16-3-1988

295

label 2.

Recente ontwikkelingen in net buitenland
1981/’85
gemidd.

1986

1987

1987
e

1 kw.
Produktie nijverheid,
excl. bouwnijv. (volume)

2 kw.

e

e

3 kw.

dec.

4 kw.

3
5
4

Trend21

1988

1987

e

jan.

febr.

j mutatie t.o.v. dezelfde periode het jaar daarvoor

Bondsrepubliek Duitsland
Belgie

2
2
1
3
0

2
2
1
1
3

0

0

-1

2
3
3

-2
1
2
1

4

Frankrijk
Verenigd Koninkrijk
Italie

2
4

0
-1
2
4
2

Verenigde Staten
Japan

3
5

1

4

0

1
1

3
1

5
5

Europese Gemeenschap
Buitenland (gewogen)”

1
2
2

2
2
0

2

1
1

2

2
1
-1

3

1

1
1
0

3,3
6,9
8,7
6,0

-0,3
1,3

0.3
1.5
3,3

0,1
1.6
3,4
4,2
4,4

0,6
2,0
3,4
4,3
4,9

Nederland

2

1

3
0
4
4
4

1
4
5
1

1+
1+
1+

4
3

3

I

1

4

-1

I

1,0
1.5
3,2

1,0
1,4
3,1
3,7
5,3

0.7
0,9
2,4
3,3
5,1

5

1+

Prijzen consumptie
Bondsrepubliek Duitsland
Belgie
Frankrijk

2,5
3,4
5,8

4,1

12,7

4,7

-0,5
1,1
3,2
3,9
4,3

5,4

1,0
1,5
3,2
4,2
5,5

Verenigde Staten
Japan

4,3
2,2

1.9
0,6

3,6
0,0

2,2
-0,9

3,8
0,1

4,2
0,4

4.5
0,7

4,6
0,7

4,5
0,8

4,1
1.1

Europese Gemeenschap
Nederland

7,8

3.6
0.2

3.2
-0,5

3,0
-1,2

3,3
-1,0

3,3

3,6

0,2

3.4
-0,1

3,4
-0,1

3,3
-0.2

0.5

,
I
1+
1+
1+

Verenigd Koninkrijk

Italie

4,1

1.0
1.0
4,9

1+
1
1+
0.5

Bron voor gegevens buitenland: Eurostat.
I1 Het gemiddelde van de 6 belangrijkste exportlanden. gewogen met hun aandeel in de Nederlandse export in 1985.
21
Trend: procentuele jaarmutatie van het meest recente voortschrijdend 12-maands (4-kwartaals) gemiddelde.
—I: kleiner dan -5%; -I: tussen -2% en -5%; I: tussen -2% en 2%; l+: tussen 2% en 5%; I++: groter dan 5%.

Focus: Bouwnijverheid in 1987
Het Conjunctuurbericht geeft de reeks ‘begonnen woningen’ als enige indicator van de produktie in de bouwnijverheid. Op maandbasis is nog geen andere volume-indicator
voor de bouw beschikbaar. De reeks signaleert vroegtijdig
ontwikkelingen binnen debedrijfstak, maardemutatiesvan
deze indicator kunnen afwijken van de produktiegroei van
de totale bouwnijverheid. Zo zullen mutaties in de aantallen
begonnen woningen pas met een zekere vertraging doorwerken in de bouwproduktiecijfers. Daarnaast maakt de
woningbouw maar een betrekkelijk gering deel (ca. 20%)

1987 tot uiting in een daling van het volume van dewoningproduktie. Over het gehele jaar 1987 daalde het aantal
begonnen woningen ten opzichte van 1986 met 11%. De
woningbouwproduktie steeg daarentegen met 1,5%.

van de totale bouwproduktie uit. De grond-, water- en

Grafiek 6 geeft een indrukvandeverschillen in groei vande

wegenbouw en de utiliteitsbouw zijn andere belangrijke
bestanddelen. De totale bouwproduktie wordt door het CBS
geraamd in het kader van de Kwartaalrekeningen. Hierbij
wordt gebruik gemaakt van (op kwartaalbasis beschikbare)

produktie van woningen en die van de totale binnenlandse
afzet van de bouwnijverheid. Het vierde kwartaal van 1987
is gebaseerd op voorlopige cijfers. Opvallend is het afnemend groeicijfer van de totale afzet in de loop van 1987.
Voor het gehele jaar 1987 resulteerde een volumegroei van
4%. In 1986 bedroeg het accres 5,5%.

waarde-, volume- en prijsindicatoren voor de verschillende
onderdelen van de bouwnijverheid. Als onderdeel wordt
ook de produktie van woningen geraamd. De relatie tussen

begonnen woningen is weergegeven in grafiek 5. Het in
1987 sterk dalend verloop van de reeks begonnen woningen en de tot en met het derde kwartaal van 1987 stijgende
woningbouwproduktie illustreert de gesignaleerde vertraging tussen beide reeksen. In het vierde kwartaal komt de

daling van het aantal begonnen woningen in het begin van

het niet afzonderlijk gepubliceerde cijfer over de volumeontwikkeling van de produktie van woningen en de reeks

Bouw van noningen

n m iv
1964

296

BouHproduktie (afzetvolume)

i

u

in

19B5

a

]

U

III
1986

11

I

II

III
1987

IV

I

II

111

I

II

III

11