“De trucs uit de jaren tachtig zijn natuurlijk vieux jeu, maar er zijn nog wel andere mogelijkheden. Het gaat dan om de fiscale omkeerregel.”
ESB Column
Jaargang 98 (4659) 3 mei 2013 271
PHet sociaal akkoord isrond.
De vrede in de polder
is teruggekeerd maar
allengs realiseert men zich
dat het een uitstel-akkoord is geworden.
Er is weinig beslist en de zaken
zijn uitgesteld tot september. De inhoud
kan voor een belangrijk deel
gekwalificeerd worden als vrome
wensen, waar slechts weinig individuele
bedrijven zich aan zullen houden.
Hierbij is de behandeling van de arbeidsgehandicapten
natuurlijk bijzonder
schrijnend. Het voorstel van
een bindend quotum van vijf procent
wordt afgezwakt tot een ‘aansporing’
aan bedrijven, die natuurlijk maar
door weinig bedrijven vrijwillig zal
worden opgevolgd.
Ik vraag hier speciale aandacht voor de
pensioenparagraaf. Het is symptomatisch
dat deze paragraaf als laatste is genoteerd in de officiële
stukken, terwijl het pensioen toch na het beschikbare loon de
voornaamste component is van het complex van arbeidsvoorwaarden.
Het is ook verwonderlijk omdat de geplande pensioenmaatregelen
de hoogste bijdrage geven aan de ontlasting
van het overheidsbudget. Zo’n mooie krent verdient wel wat
meer ruimte dan de laatste bladzijde.
De pensioenpot dreigt een ‘free for all’ te worden. Het gaat om
een mooie pot van meer dan duizend miljard en wie zou daar
niet wat van willen meepikken? De jaren tachtig met de Brede
Herwaardering, die onzalige uitvinding van Lubbers, Ruding
en Kok, dreigen te herleven. Banken en woningbouwverenigingen,
en last but not least de overheid, kijken er met begerige
ogen naar. De trucs uit de jaren tachtig zijn natuurlijk vieux
jeu, maar er zijn nog wel andere mogelijkheden. Het gaat dan
om de fiscale omkeerregel.
Bij de fiscale omkeerregel wordt de pensioenpremie voor een
deel aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. In ruil daarvoor
wordt het opgebouwde pensioen belast wanneer het tot uitkering
komt na pensionering. Om uitwassen tegen te gaan, is
de werking beperkt tot het zogenaamde Witteveen-kader. Ervan
uitgaande dat men ongeveer 35 jaar werkt en dat gestreefd
wordt naar een pensioen van zeventig procent eindloon, stelde
de commissie-Witteveen een maximumaftrek voor van een
premie die per jaar leidde tot een opbouw van twee procent.
Concreet betekent de omkeerregel dat bij een marginale belastingvoet
van 42 procent er voor elke 1000 euro betaalde
pensioenpremie 420 euro minder belasting wordt geheven van
het huidige inkomen. Uiteraard wordt de pensioenuitkering
belast. Bij de overgang naar het middelloonpensioen werd de
70 procent opgehoogd naar 80 procent
middelloon met een bovengrens
van 2,25 procent.
De overheid voert nu campagne om
de omkeerregel af te schaffen of althans
te beknotten. Een eerste signaal
is het recente advies van de commissie-
Van Dijkhuizen om de omkeerregel
in zijn geheel af te schaffen. Het
sociaal akkoord preludeert hierop
door het Witteveen-kader te willen
verlagen tot 1,75 procent, waarbij
ervan wordt uitgegaan dat werkers
gedurende veertig jaar in de gelegenheid
zijn pensioen op te bouwen. Een
wetsvoorstel hiertoe is inmiddels ingediend
bij de Kamer.
De vraag is of dit wijs is. Allereerst
moeten we ons afvragen waarom de
omkeerregel is ingesteld. De voornaamste
reden is natuurlijk om actieven,
die weinig aan hun pensioen plegen te denken, te stimuleren
om voor hun pensioen te sparen. De aftrekbaarheid is
een grote stimulans. Maar daarnaast is er ook een voordeel
voor de overheid zelf. Het is bekend uit berekeningen van
het ABP dat het pensioen slechts voor een beperkt deel komt
uit de inleg en voor een belangrijk deel, zeg 75 procent, uit
de rendementen op de inleg. Stel dat er 1000 euro premie
wordt betaald, dan leidt dit tot een uitkering van 4000 euro
na pensionering. Wordt die belast met 32 procent in het lage
tarief, dan vangt de overheid toch nog 1280 euro op de pensioenuitkering.
Dat komt omdat de overheid ook belasting
ontvangt over het gemaakte rendement. Zo bezien is het nog
maar de vraag of het structureel zo verstandig is voor de overheid
om de omkeerregel te willen afschaffen. Tenslotte gaat
de overheid ervan uit dat mensen in de praktijk wel veertig
jaar zullen blijven werken in een pensioen-genererende baan.
Gegeven alle flexibiliseringsmaatregelen, de wijzigingen van
het ontslagrecht en de dertig procent kans voor mensen ouder
dan vijftig om binnen een jaar werk te vinden na ontslag
lijkt dit (gezien ook CBS gegevens) wel een heel optimistische
inschatting. De Raad van State, en daarvoor reeds het
ABP, schat dat dit een daling van het op te bouwen pensioen
van zeventig naar vijftig procent zal impliceren. Voeg daarbij
nog eens de in de toekomst om demografische redenen
onvermijdelijke reductie van de AOW, en de gepensioneerde
van de toekomst is niet te benijden. De o zo gevoelige werkgevers
zal dit een zorg zijn. Hun bedrijven zijn dan verplaatst
naar landen waar het klimaat voor ondernemers vriendelijker
is. De vakbonden, als ze dan nog bestaan, zullen hun kortzichtigheid
bewenen.
Bernard van Praag
Emeritus universiteitshoogleraar aan de
Universiteit van Amsterdam
Ons pensioen
gaat over de schutting
De auteur hee verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.