Ga direct naar de content

Canon deel 6: innovatie

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 21 2013

Innovatie is een proces van constante interactie tussen technologische en organisatorische innovatie en tussen radicale en incrementele innovatie. Fundamenteel onderzoek vergroot het vermogen om benodigde kennis te absorberen.

ESB Ondernemerschap & Innovatie

ondernemerschap

&

i n n o vat i e

Canon deel 6:
Innovatie
Bart Verspagen
Hoogleraar aam de
Universiteit Maastricht
Alfred
Kleinknecht
Hoogleraar aan de
Technische Universiteit Delft
Koen Frenken
Hoogleraar aan de
Technische Universiteit Eindhoven

1

innovatie is geen lineair proces

Aan Schumpeter danken we het onderscheid tussen
inventie (een technische uitvinding) en innovatie (de
commerciële toepassing van een inventie). Impliciet ligt in
dit onderscheid een volgorde besloten: innovatie komt na inventie. We kunnen eraan toevoegen dat na innovatie diffusie
volgt, de verspreiding van de innovatie door de economie. De
volgorde: inventie– innovatie–diffusie is een voorbeeld van
lineair denken. Een ander voorbeeld van lineair denken over
innovatie is de volgorde: fundamenteel onderzoek–toegepast
onderzoek–uitvinding–ontwikkeling–prototype–productie–marketing. Deze lineaire modellen voldoen niet, omdat
ze geen aandacht hebben voor de interactie die bestaat tussen
de verschillende actoren en fases in het innovatieproces. In de
praktijk lopen de stadia door elkaar heen, is er interactie tussen actoren die niet in ‘opeenvolgende’ fases zitten, en komt
het innovatieproces doodlopende wegen tegen omdat kennis
en vooruitzicht imperfect zijn. Voorbeelden van interactie
zijn onderzoekers op de O&O-afdeling van een bedrijf die
communiceren met de afdeling Marketing, en met onderzoekers aan universiteiten. Consumenten kiezen tussen verschillende ontwerpen, en geven zo informatie aan de ontwerpers.
De verschillende vormen van interactie in het innovatieproces zijn geen eenrichtingsverkeer, en zo ontstaat feedback tussen de innovatie-fases. Uiteindelijk is innovatie een systeem,
waarbij alle actoren elkaar, direct of indirect, beïnvloeden.

boort nieuwe markten aan, incrementele innovatie exploiteert
bestaande markten. Radicale innovatie vernietigt bestaande
technologische capaciteiten in een proces van ‘creatieve destructie’, incrementele innovatie bouwt juist op eerdere ontwikkelingen voort. Radicale innovatie heeft een brede economische en maatschappelijke invloed, incrementele innovatie is
‘klein bier’. Maar deze tweedelingen gaan voorbij aan het samenspel tussen radicale en incrementele innovatie dat kenmerkend is voor technologische innovatie op de lange termijn. Een
radicale innovatie opent technologisch en economisch potentieel, en een reeks op elkaar voortbouwende incrementele innovaties realiseert het potentieel. De eerste microchip maakte
een personal computer mogelijk, incrementele innovaties bij
microchips zorgden ervoor dat we met deze pc’s oneindig veel
méér kunnen dan met de mainframes van de jaren zestig en
zeventig. Economische schaarste en knelpunten – in productiesystemen of bij gebruikers – bepalen het soort traject dat de
reeks van incrementele innovaties oplevert. Het ontwerp voor
een stoommachine van James Watt was een radicale innovatie die door incrementele innovatie werd aangepast voor een
breed scala van toepassingen, en dat zodoende tot een reeks
van verschillende ontwerpen evolueerde – van het enorme
stoomgemaal van Cruquius tot een compacte machine als de
mobiele stoomwals. Zie ook venster 8.
Dosi, G. (1982) Technological paradigms and technological trajectories.
A suggested interpretation of the determinants and directions of tech-

Kline, S.J. en N. Rosenberg (1986) An overview of innovation. In: Landau, R. en N. Rosenberg (red.) The positive sum strategy: harnessing tech-

nical change. Research Policy, 11(3), 147–162.

_____________

nology for economic growth. Washington, DC: National Academy Press,
275–305.

_____________

2

Radicale en incrementele innovaties
zijn cumulatief

Het onderscheid tussen radicale en incrementele innovatie is op veel manieren te maken. Radicale innovatie

184

3

Evenwichtsdenken (Walras) is
minder attractief dan dynamisch
denken (Schumpeter)

Het rationele denken dat ten grondslag ligt aan het mensbeeld dat door de economische wetenschap geschetst wordt,
en de evenwichtsmodellen die daaruit voorkomen zijn problematisch in situaties waarin er sprake is van sterke onzeker-

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 98 (4656) 22 maart 2013

Ondernemerschap & Innovatie ESB

heid. Wiskundige analyse van risico is een nuttig instrument,
maar de waarde hiervan is beperkt als onzekerheid niet kan
worden weergegeven door middel van een kansverdeling.
Voor de slaagkansen en de impact van (radicale) innovaties
bestaat geen a-priori-kansverdeling. Dit soort innovaties creëren overwinsten en leiden de economie weg van het ideaal van
volledig vrije mededinging. Voor schumpeteriaanse ondernemers is innovatie een poging om de basisaannames en uitkomsten van het model van volledig vrije mededinging onderuit
te halen. Innovatoren proberen door middel van de ontwikkeling en toepassing van unieke en lastig imiteerbare kennis
systematische barrières voor markttoetreding op te bouwen
als bron van monopoliewinsten. Daarnaast probeert men
pad-afhankelijkheden in de technologische ontwikkeling,
lock-in door verzonken kosten en informatie-asymmetrie te
exploiteren. Naarmate dit beter lukt, zijn er hogere monopoliewinsten en dus sterkere prikkels tot innovatie. Walrasiaans
denken ziet de economie als een efficiënt evenwicht, in het
schumpeteriaanse denken is de economie onder invloed van
innovatie altijd onderweg naar het volgende evenwicht. Wat
de efficiëntie van het walrasiaanse evenwicht bevordert – bijvoorbeeld concurrentie –, hoeft niet goed te zijn vanuit het
oogpunt van schumpeteriaanse dynamiek.
Nelson, R.R. en S.G. Winter (1982) An evolutionary theory of economic
change. Cambridge, Mass.: Harvard University Press.

_____________

4

Het octrooisysteem heeft
vele ­gezichten

Octrooien scheppen een kunstmatig monopolie om
innovatie te bevorderen. Ze beschermen innovatoren tegen
imitatie, en vergroten daarmee de prikkel om te investeren in
nieuwe kennis. Anderzijds belet een octrooi ook de snelle diffusie van de innovatie, waardoor schaarse middelen niet welvaart-maximerend worden aangewend. Bovendien zijn imitaties, of incrementele verbeteringen van een basisontwerp, ook
een bron van economische welvaart. Wanneer een octrooi
imitatie en incrementele verbeteringen van een basisontwerp
tegenhoudt, is het gedeeltelijk contraproductief. Een octrooi
is dus een afruil, en de vraag is daarom niet zozeer of er wel of
niet een octrooisysteem moet bestaan, als wel hoe sterk een
octrooi moet zijn. Octrooien kunnen te veel bescherming
bieden, waarmee de welvaartseffecten van de innovatie teniet
gedaan worden, of te weinig bescherming bieden, waardoor
de monopoliewinsten uit innovatie te snel eroderen en de
prikkel tot innovatie verzwakt. Bovendien worden octrooien
vaak strategisch door bedrijven gebruikt om concurrenten te
blokkeren in plaats van om een eigen innovatie op de markt te
brengen. Op die manier vormen octrooien een belemmering
voor de dynamiek van het innovatieproces.

David, P.A. (1993) Intellectual property institutions and the panda’s
thumb: patents, copyrights, and trade secrets in economic theory and
history. In: Wallerstein, M., M. Mogee en R. Schoen (red.) Global dimensions of intellectual property protection in science and technology. Washington, DC: National Academy Press, 19–62.

_____________

Jaargang 98 (4656) 22 maart 2013

5

Innovatie is meer dan alleen
­technologische ontwikkeling

Technologische ontwikkeling is een belangrijke bron
van innovatie. Maar innovatie is meer dan technologie alleen.
Technologie is ingebed in het brede economische en sociale
systeem, en er is sprake van co-evolutie van technologie en
maatschappelijke instituties. Op macroniveau zien we dat terug in de geschiedenis van innovatie. Doorbraak-innovaties
zoals de spoorwegen en de telegraaf vergemakkelijkten de
opmars van meer grootschalige kapitaalmarkten omdat ze
de kosten van langeafstandscommunicatie omlaag brachten.
En grotere kapitaalmarkten vergemakkelijkten de ontwikkeling van deze en andere innovaties doordat ze risicospreiding
en (financiële) toegang tot schaalvoordelen boden. Ook op
microniveau zien we de interactie tussen technologie en organisatie aan het werk. Computers maakten in de jaren negentig enorme productiviteitsverbeteringen mogelijk, maar
daarvoor waren veranderingen in de organisatiestructuur van
ondernemingen nodig. Die veranderingen werden weer mogelijk gemaakt door computers.

Freeman, C. en L. Soete (1997) The economics of industrial innovation (3e
editie). Londen: Pinter.

_____________

6

Innovatie-activiteiten zijn geconcentreerd in de geografische ruimte

De wereld is een dorp, maar kennisuitwisseling over
lange afstanden blijft moeilijk. Gecodificeerde kennis – bijvoorbeeld in de vorm van een handleiding of een octrooi – is
makkelijk uit te wisselen, maar veel innovaties hangen vooral
van ‘impliciete’, niet-tastbare en slecht gedocumenteerde
(ervarings) kennis af, en die is moeilijk uit te wisselen zonder persoonlijk contact. Daarom hebben innovatoren met
soortgelijke activiteiten de neiging om zich dicht bij elkaar,
in een kleine geografische ruimte, te vestigen. Vaak begint
zo’n kenniscluster met de vestiging van een universiteit of een
publiek kenniscentrum. Daaromheen vestigen zich spinoff
bedrijven en gespecialiseerde leveranciers. Op deze manier
ontstaat een ruimtelijk geconcentreerde arbeidsmarkt voor

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

185

ESB Ondernemerschap & Innovatie

specialisten, en een klimaat waarin kennis makkelijk wordt
uitgewisseld. Dit trekt nieuwe innovatie-activiteiten aan, en
op deze manier breidt het cluster zichzelf uit. Bevorderlijk
voor de onderlinge uitwisseling van kennis zijn de persoonlijke vertrouwensrelaties die binnen een industrial district (Alfred Marshall) ontstaan, aangezien mensen binnen een lokale
gemeenschap sterk sociaal contact hebben. Regionale kennisclusters zijn een gewild beleidsobject, maar slechts weinig
regio’s slagen erin om daadwerkelijk de dynamiek te creëren
die zo beroemd is van Silicon Valley, het kenniscluster in Californië waar ICT-reuzen als Apple en Intel geboren werden.

de wereld te kunnen aftappen. Het belang van absorptiecapaciteit uit zich ook in het proces van industrialisatie en ontwikkeling. De meest efficiënte manier om te ontwikkelen (industrialiseren) is om kennis uit het buitenland toe te passen.
Dat is echter geen automatisch proces, waarbij kennis van de
plank gekocht of geïmiteerd wordt. Industrialisatie vereist investeringen in absorptiecapaciteit, vooral omdat de bestaande
kennis uit het buitenland aangepast moet worden aan lokale
omstandigheden. Daarmee wordt het onderscheid tussen innovatie en absorptie minder relevant.
Cohen, W.M. en D.A. Levinthal (1989) Innovation and learning: the two

Marshall, A. (1890) Principles of economics. Londen: Macmillan.

faces of R&D. The Economic Journal, 99(397), 569–596.

Saxenian, A. (1996) Regional advantage: culture and competition in Silicon

Rosenberg, N. (1990) Why do firms do basic research (with their own

Valley and Route 128. Cambridge (Mass.): Harvard University Press.

money)? Research Policy, 19(2), 165–174.

7

8

_____________

De verwevenheid van innovatie en
absorptie van kennis rechtvaardigt
fundamenteel onderzoek

Om nieuwe kennis te produceren wordt bestaande kennis gebruikt. Efficiënt investeren in innovatie vereist dat de
actoren in het innovatieproces (onderzoekers, bedrijven,
universiteiten) kennis van elders in de wereld kunnen absorberen. De beste manier om te kunnen absorberen is om zelf
mee te doen: om grensverleggende kennis op waarde te kunnen schatten moet men zelf ook grensverleggend onderzoek
doen. Dit verklaart waarom winst-maximaliserende bedrijven
bereid zijn om te investeren in fundamenteel onderzoek, terwijl de resultaten ervan het karakter hebben van een publiek
goed, meestal zonder direct zichtbare opbrengsten voor het
bedrijf. Men doet het vooral om een ‘antenne’ te hebben voor
onderzoek van anderen. Voor een klein land als Nederland
lijkt het directe effect van investeren in fundamenteel onderzoek gering, omdat we slechts een klein aandeel leveren in de
globale kennisproductie. Maar als Nederland wil profiteren
van fundamentele kennis die elders in de wereld ontwikkeld
wordt, zal het moeten investeren in fundamenteel onderzoek,
omwille van absorptiecapaciteit. Juist voor een kleine en open
economie als Nederland is het belangrijk om kennis elders in

_____________

Productinnovaties veroveren de
markt volgens vast patroon

Nieuwe technologie ontwikkelt zich doorgaans in
drie fasen van een productlevenscyclus. Na introductie van
een nieuw product volgt in een eerste fase snelle toetreding
van bedrijven die voor veel technologische variatie van het basisontwerp zorgen. In het proces van concurrentie tussen deze
variaties ontstaat in een tweede fase een dominant ontwerp en
volgt uittreding van een groot aantal bedrijven (de shake-out).
Vaak gaat dit dominante ontwerp gepaard met een lock-in,
dat wil zeggen dat verandering van het dominante ontwerp
vaak moeilijk is, ook al openbaren zich op de langere termijn
evidente verbeteringsmogelijkheden. Daarom nemen verbeteringen van het dominante ontwerp in de derde fase vaak de
vorm aan van een beperkt technologisch traject dat beïnvloed
wordt door specifieke economische omstandigheden (venster
2). In deze laatste fase van de productlevenscyclus ontstaan
sterke barrières voor markttoetreding. De historisch geaccumuleerde en dikwijls persoonsgebonden kennis die veelal het
karakter van ‘verzonken’ kosten heeft, functioneert als barrière voor markttoetreding en is een bron van duurzame monopoliewinsten. De literatuur identificeert ook uitzonderingen
op deze productlevenscyclus. Voorbeelden hiervan zijn markten waarin twee of meer dominante ontwerpen naast elkaar
blijven bestaan, of gevallen waarin het dominante ontwerp na
verloop van tijd vernieuwd wordt onder invloed van nieuwe
(radicale) technologische ontwikkeling.

Abernathy, W.J. en J. Utterback (1978) Patterns of industrial innovation.
Technology Review, 50(7), 41–47.
Klepper, S. (2002) Firm survival and the evolution of industry. Rand Journal of Economics, 33(1), 37–61.

_____________

9

Marktstructuur en
ondernemingsgrootte beïnvloeden
innovatie-inspanningen

Ondernemingen spelen een belangrijke rol in innovatie, en
Onderzoek & Ontwikkeling (O&O) is een van de activiteiten

186

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 98 (4656) 22 maart 2013

Ondernemerschap & Innovatie ESB

die ondernemingen uitvoeren om innovatie te verwezenlijken. De hoeveelheid O&O die ondernemingen ondernemen
is afhankelijk van zowel ondernemingsgrootte als marktstructuur. Grote ondernemingen doen meer – en veel vaker
– O&O dan kleine ondernemingen, maar dat effect is minder
dan proportioneel, zodat kleine ondernemingen vaak relatief
O&O-intensiever zijn – áls ze al aan O&O doen. Het empirisch inschatten van de relatie tussen ondernemingsgrootte en
O&O-intensiteit wordt overigens bemoeilijkt door meetproblemen. Met name bij kleine bedrijven is O&O moeilijk op te
sporen door middel van officiële enquêtes. Marktconcentratie
kan de prikkel om O&O te doen positief beïnvloeden, maar
een te hoge marktconcentratie kan weer tot kleinere prikkels
leiden. Het convexe verband tussen concentratie en O&Ointensiteit leidt tot een verschil tussen statische efficiëntie van
een markt – die toeneemt met concurrentie – en dynamische
efficiëntie van een markt – die toeneemt met O&O-intensiteit, en dus kan afnemen met concurrentie. In deze literatuur
is overigens de richting van de causaliteit nog een probleem:
marktmacht kan innovatie bevorderen, maar men zou innovatie ook kunnen definiëren als een poging om marktmacht
te verwerven.
Kamien, M.I. en N.L. Schwartz (1986) Market structure and innovation.
Cambridge: Cambridge University Press.
Scherer, F.M. (1992) Schumpeter and plausible capitalism. Journal of Economic Literature, 30(3), 1416–1433.

_____________

10

We kunnen innovatie niet ­
aan de markt overlaten

Met innovatie zijn (positieve) externaliteiten
gemoeid. Volgens de klassieke welvaartstheorie leidt dat tot
marktfalen. Ook op andere manieren dan door externaliteiten faalt de markt bij innovatie. Fundamenteel onderzoek kan
beschouwd worden als een publiek goed (niet-rivaliserend,
zwakke eigendomsrechten). In veel gevallen bestaan er geen,
of onvoldoende efficiënte, instituties die het innovatieproces

vormgeven. Een gebrek aan samenwerking tussen bedrijven
en universiteiten is een voorbeeld van het laatste (zie venster
1). Om al deze redenen is een innovatiebeleid van de overheid
wenselijk. Het pure idee van marktfalen is vaak leidend bij het
denken over innovatiebeleid, maar dat vormt een te beperkt
perspectief. Subsidies, of belastingvoordelen, alleen lossen
institutioneel falen niet op. Een goed innovatiebeleid grijpt
daarom diepgaand in in de markt, en is niet alleen marktconform. Leren en innovatie zijn bij het vormgeven van beleid
net zo relevante begrippen als voor bedrijven en kennisinstellingen: innovatiebeleid is experimenteel en moeilijk te vatten
in begrippen van statische efficiëntie. Belangrijke technologische systemen, zoals Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) zijn tot stand gekomen door middel van omvangrijk overheidsingrijpen, vooral in de Verenigde Staten, waar
veel fundamenteel en toegepast onderzoek gefinancierd werd
en wordt, onder de vlag van nationale veiligheid. De ICTrevolutie is rechtstreeks terug te voeren op industriebeleid,
dat misschien niet statisch efficiënt was, maar wel een enorme
welvaartsgroei heeft ontlokt.
Arrow, K. (1962) Economic welfare and the allocation of resources for invention. In: The rate and direction of inventive activity: economic and social
factors, p. 609–626. Cambridge, Mass: NBER Inc., 609–626.

ESB canon van de economie
Onderwijseconomie â—Š Monetaire economie â—Š Internationale en ontwikkelingseconomie
◊ Ondernemerschap ◊ Woningmarkt ◊ Innovatie ◊ Openbare financiën ◊ Pensioenen
◊ Personeel & Organisatie ◊ Arbeidsmarkt ◊ Financiële markten ◊ Gedrag ◊ Sociale zekerheid
â—Š Marktordening â—Š Governance â—Š Geschiedenis & Denken â—Š Ruimtelijk â—Š Groei & Conjunctuur â—Š Marketing
VOlGENDE KEER IN DE ESB CANON VAN DE ECONOMIE: Gedrag

Jaargang 98 (4656) 22 maart 2013

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

187

Auteurs