Ga direct naar de content

Brood en spelen

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: augustus 5 1998

Brood en spelen
Aute ur(s ):
Ruyter van Steveninck, M.A. de
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4164, pagina 625, 28 augustus 1998 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
media

Vijftien jaar geleden hadden we alleen Nederland 1 en 2. Hierna hebben de publieke zenders terrein verloren aan particuliere
concurrenten. Weliswaar zag Nederland 3 het licht, maar daar stond de komst van Rtl (eerst alleen -4, later ook -5), Sbs-6 en de
overstap van Veronica tegenover. De publieke omroepen zijn tijdens de verzuiling ontstaan toen alle maatschappelijke groeperingen
hun eigen spreekbuis wilden hebben: de Kro voor de katholieken, de Vara voor de socialisten, enz. Maar door de ‘vertrossing’ (naar de
Tros) en de ‘vervoozing’ (naar Veronica) gingen de omroepen steeds meer op elkaar lijken.
Voorstanders van een publiek bestel wijzen meestal op vage en voor velerlei interpretaties vatbare facetten als ‘pluriformiteit’ en ‘hoge
kwaliteit’ van het aanbod 1. In welk opzicht hebben publieke omroepen eigenlijk bestaansrecht, c.q. recht op gemeenschapsgeld? De
enige twee relevante criteria hierbij zijn dat zij (a) iets extra’s moeten bieden dat de commerciële omroepen niet kunnen of willen bieden, en
(b) dat dit een positief extern effect of een ‘merit good’-karakter heeft.
Vergelijking van de programma’s van de publieke en commerciële zenders leert dat de verschillen niet erg groot zijn. De commerciëlen
zenden iets meer ‘kneukfilms’ uit, terwijl ook hun documentaires gemiddeld iets ranziger zijn. Sowieso wordt bij beide ongeveer de helft
van de programma’s (documentaires, films, series) in het buitenland gekocht.
De publieken lijken al hun kaarten te hebben gezet op de sport. Inderdaad leverden de wedstrijden van het Nederlands elftal tijdens het
wereldkampioenschap extreem hoge kijkcijfers op. Maar het lijkt onwaarschijnlijk dat dit aan de kwaliteiten van de Nos te danken was.
Het is niet onrealistisch te stellen dat onder de commerciële de kijkcijfers net zo hoog waren geweest. Volgens velen werd het beste WKprogramma door Barend en Van Dorp (Rtl-4) gemaakt.
Maar misschien is voetbal inmiddels echt een ‘merit good’ geworden. Volgens de Europese Commissie in ieder geval wel. Brussel heeft
het Nederlandse ministerie van Onderwijs, cultuur en wetenschappen gedicteerd welke programma’s niet onder een decoder mogen
komen omdat ze voor iedereen toegankelijk moeten zijn 2. Kennelijk vormen voetbalwedstrijden (en natuurlijk het Songfestival!)
tegenwoordig een recht voor iedereen, vergelijkbaar met onderwijs, openbaar vervoer, en gezondheidszorg.
Vroeger werd onder ‘merit goods’ iets heel anders verstaan. Programma’s van hoge kwaliteit en met een vormend karakter, die daardoor
niet populair zijn bij een groot publiek verdienen op basis van dit argument steun. Deze zijn tegenwoordig echter sterk in de minderheid.
Bij de verreweg de meeste publieke en commerciële programma’s is er erg veel goede wil voor nodig om überhaupt van ‘kwaliteit’ te
spreken.
Misschien is er zelfs wel sprake van een negatief extern effect. Er wordt eerder te veel dan te weinig TV gekeken, vooral door jongeren.
Bij hen gaat dit vaak ten koste van schoolgaan en huiswerk maken, wat later weer kan zorgen voor problemen op de arbeidsmarkt. In dit
verband is het verbazingwekkend dat (geheel los van het kwaliteitsaspect) de speciaal op jongeren gerichte zender ‘Bnn’ van Bart de
Graaf straks tot het publieke bestel mag toetreden.
Momenteel hebben van de grote omroepen eigenlijk alleen de Vpro en de Eo een echt eigen identiteit. De Eo neemt hierbij in zoverre een
speciale positie in omdat haar zelf gemaakte programma’s vooral door een zeer select groepje leden bekeken worden, en vrijwel niet
daarbuiten (een incidentele natuurfilm daargelaten). Ook geen sterk argument voor subsidiëring dus. Alleen van de Vpro kan met recht
gezegd worden dat zij veel programma’s maakt die zowel een echt merit good karakter hebben, als ook commercieel niet haalbaar zijn. De
Tros, Avro, Vara, Kro, en de Ncrv doen weinig of niets wat de commerciëlen niet ook al doen.
Elke belastinggulden gespendeerd aan deze omroepen is weggegooid geld. Zij zouden zo snel mogelijk het voorbeeld van Veronica
moeten volgen en de markt opgaan. Via sponsoring en het verkopen van reclametijd zullen ze dan het wegvallen van overheidsbijdragen
moeten opvangen. Sommige zal dit niet lukken: zij zullen ophouden te bestaan. Maar of het algemeen belang daar ook maar enigszins
onder zal lijden valt ernstig te betwijfelen.
Daarom hoeft de overheid eigenlijk alleen maar zorg te dragen voor de financiering van slechts één publieke zender, waarop ruimte is
voor de Vpro en de Nos, alsmede enige kleine omroepen zoals de Teleac, de Nmo, en de Ikon. De weerstand van de diverse
belangengroeperingen zal ongetwijfeld groot zijn. Hier ligt nog een mooie taak voor Paars-II.
Het publieke bestel wordt momenteel gefinancierd door zowel reclame-inkomsten als de opbrengst van de kijk- en luistergelden. Deze

belasting is niet alleen inefficiënt maar ook onrechtvaardig. Iedereen betaalt een vast bedrag, dat noch rekening houdt met het inkomen
van de betaler noch met de mate waarin hij of zij profiteert van de wijze waarop de opbrengsten besteed worden. Hervorming van de
omroepwereld zou daarom meteen aanleiding kunnen zijn om de kijk- en luisterbelasting drastisch te verlagen, en liever nog af te schaffen

1 G.D. Dales, Publieke omroep moet blijven zoals hij is, NRC Handelsblad, 6 augustus 1998.
2 de Volkskrant, 15 augustus 1998.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur