.
ESB Boeken
190 Jaargang 98 (4656) 22 maart 2013
Boeken
Ik ben niet meer een van de
jongsten; daarom is me het
gaan opvallen dat om de zoveel
jaar een nieuwe, derde,
industriële revolutie wordt aangekondigd.
Toen ik klein was had die te maken
met kernenergie, later met computers.
In 1982 kondigde de Vlaamse
regering het actieprogramma Derde
Industriële Revolutie in Vlaanderen
(DIRV) af. Het logo ervan was een
robothand die een mensenhand de
hand schudde. Precies 25 jaar later
was het de beurt aan het Europees
Parlement om die derde industriële
revolutie aan te kondigen. Volgens
de Engelstalige Wikipedia waren ze
daarbij geïnspireerd door de ideeën
van Jeremy Rifkind. In zijn boek The
Third Industrial Revolution: how lateral
power is transforming energy, the
economy, and the world uit 2011 vertelt
hij dat het hem in de jaren negentig
begon te dagen dat er een nieuwe
industriële revolutie zat aan te komen.
Daarbij gaat het vooral om een
mix van nieuwe economische praktijken
die met hernieuwbare energiebronnen te maken hebben.
Mede door al die derde industriële revoluties was ik blij met
het boek van Financial Times-journalist Peter Marsh die
in één keer de vijfde industriële revolutie aankondigt. In tegenstelling
tot politieke revoluties komen de industriële niet
in één klap tot stand, maar vergen ze de nodige tijd om tot
volle wasdom te komen. Het zijn wel revoluties, omdat ze op
termijn tot geheel nieuwe praktijken en concurrentieverhoudingen
leiden. Terwijl de vorige revoluties gekenmerkt werden
door één centrale vernieuwing – de industriële revolutie, de
transportrevolutie, de wetenschapsrevolutie en de computerrevolutie
– gaat het bij de vijfde revolutie volgens Marsh om
een combinatie van diepgaande ecologisering, massamaatwerk
(‘mass personalization’) in plaats van massaproductie, verregaande
specialisatie en nichevorming en meer eenvoudig werk
in de lagekostenlanden. Eerlijk gezegd komt dit alles me vrij
bekend voor. Bij die hybride internationale arbeidsdeling heeft
Marsh het bijvoorbeeld over design-only companies die wij in
het Nederlands al geruime tijd ‘kop-staartbedrijven’ noemen:
ontwerp en marketing plus verkoop vinden hier plaats, terwijl
de productie internationaal is uitbesteed aan derden. Meer dan
twintig jaar geleden leerde ik bij DAF al dat elke vrachtwagen
een unieke combinatie is van talloze ontwerpvariabelen.
Daar was die mass personalization dus
al gerealiseerd. Ik zou dus niet weten
waarom zijn Vijfde Industriële Revolutie
pas in 2005 van start zou gaan.
De belangrijkste verandering van het
afgelopen decennium is wellicht de
snelle opkomst van China als industriële
wereldmacht, waardoor dit land
in 2010 op dit punt de Verenigde Staten
weer voorbij stak.
Dit neemt niet weg dat Marsh als
journalist van de beste internationale
zakenkrant kan putten uit een grote
verzameling casusbeschrijvingen om
een en ander te verhelderen. Illustratief
is zijn berekening van waar de
waarde van een Apple iPhone gecreëerd
wordt en terecht komt. Daarmee
relativeert hij feitelijk de nieuwe rol
van China. In 2009 werden er in dat
land 11,2 miljoen iPhones geproduceerd
tegen een kostprijs van 179 dollar
en een Amerikaanse verkoopprijs
van 500 dollar. Het Chinese product
bevatte evenwel voor 172,50 dollar
componenten die uit andere landen
zoals Japan, Zuid-Korea en Duitsland
afkomstig waren. In China werd dus slechts 6,5 dollar waarde
toegevoegd. Marsh schat dat de marge van 321 dollar ongeveer
gelijk verdeeld werd tussen Apple zelf en zijn distributeurs,
waarvan bij Apple nog ongeveer 100 dollar de O&O-investeringen
compenseren.
Marsh is een echte industrie-adept die enerzijds aantoont dat
industriearbeiders die de economische ontwikkeling blijven
aanvuren kwantitatief steeds een kleine minderheid hebben
gevormd – nooit veel meer dan vijftien procent van de arbeidskrachten
op wereldvlak – maar anderzijds in absolute aantallen
nog steeds toenemen. In 2010 was dit leger van industriële
shock troops aangegroeid tot ongeveer 328 miljoen industriearbeiders,
plusminus tien procent van het aantal werknemers
wereldwijd.
Ondanks dit soort cijfers kan Marsh niet aangeven hoe belangrijk
kwantitatief gezien de ontwikkelingen zijn die hij beschrijft.
Het feit dat hij denkt dat we nog maar aan het begin
staan van zijn vijfde revolutie, toont aan dat hij een en ander
nog niet overschat. Zijn goed leesbare boek biedt dan ook een
nuchter, maar tezelfdertijd rijk en inspirerend palet van de
belangrijkste kwesties die op dit moment in de industrie op
wereldniveau spelen.
Auteur Marsh, P. (2012)
Titel The New Industrial Revolution.
Consumers, globalization and the end
of mass production
Uitgever New Haven: Yale University Press
Dany Jacobs
Hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam
en lector bij de ArtEZ hogeschool voor de kunsten
en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.