.
ESB Boeken
286Jaargang 101 (4732) 14 april 2016
N
a een ontmoeting eind no –
vember 2013 van hoogleraren
economie, bankiers en ban –
kentoezichthouders met financiële spe –
cialisten uit de Tweede Kamer kwamen
Harald Benink, hoogleraar Banking en
Finance aan Tilburg University, en Chris
Buijink, voorzitter van de Nederlandse
Vereniging van Banken, op het idee om
het gesprek tussen bankiers en weten –
schappers op een meer gestructureerde
manier voort te zetten, over issues die
beide partijen tijdens deze hoorzitting
zo duidelijk gescheiden hielden. Het
resultaat van de dialoog die sindsdien
gevoerd is, werd, in licht geredigeerde
vorm, vastgelegd in een boekje waarvan
direct al twee verdiensten opvallen: alle
gespreksdeelnemers drukken zich in
de toch niet zo eenvoudige materie van
bankbalansen en bankentoezicht helder
uit en alle deelnemers verklaren aan het
eind van de gesprekken een beter inzicht in standpunten van de
andere gesprekpartners te hebben gekregen.
Het eerste en meest besproken van vier behandelde hoofdon –
derwerpen is de kapitalisatie van banken. De wetenschappers
pleiten voor een kapitaalratio, simpelweg : kapitaal gedeeld door
balanstotaal. Dit is tegengesteld aan de reeds vele jaren gang –
bare solvabiliteitsratio’s met een risicoweging per activasoort,
waarvoor de bankiers pleiten. De bankiers verwijten hierbij de
wetenschappers dat deze de consequenties van een kapitaalratio
voor de bedrijfsvoering niet doorzien. Bovendien vinden zij de
kritiek van wetenschappers ongepast, die menen dat de interne
modellen die de bankiers gebruiken om risicowegingen voor de
solvabiliteitsratio’s te berekenen, vatbaar zouden zijn voor ma –
nipulatie. Deze modellen worden immers regelmatig gecontro –
leerd door de toezichthouders.
Veel van de wetenschappers die aan het woord komen, spreken
over een wenselijke kapitaalratio van twintig of dertig procent.
Als rechtvaardiging noemen ze dat industriële bedrijven ook
zo’n hoog percentage aanhouden en Nederlandse banken tot
na de Tweede Wereldoorlog ook op twintig procent of hoger
zaten – een stelling die door Wim Boonstra et al . onlangs in
ESB (4729) is betwist. Voorts wijzen wetenschappers in de ge –
sprekken op buitenlandse studies waarin kapitaalratio’s worden
aanbevolen die uiteenlopen van vier tot dertig procent. Al gauw
is de ratio echter zo hoog dat de kapitaalmarkten deze niet op
korte termijn zouden kunnen opbrengen. De verhoging zal dus
geleidelijk moeten plaatsvinden, vooral gevoed door winstin –
houding , daarnaast door aandelenemissies voor zover de markt
deze kan absorberen. De beschikbaarheid van beide bronnen zal
het tempo van de verhoging bepalen. En wat vinden de bankiers? Zij verklaren
dat verhoging van de solvabiliteitsratio
en de kapitaalratio in hun langetermijn
–
planning zit. ABN Amro streeft naar
ratio’s van 25 procent van de gewogen
balans en 8 procent van de ongewogen
balans in 2020 (total capital at risk). ING
en Rabo streven een vergelijkbare of zelfs
sterkere verhoging van de gewogen ratio
na. Over de stelling dat de kapitaalbuf-
fers verder omhoog moeten, bestaat dus
geen verschil van mening meer – wel nog
hoe hoog ze moeten worden en hoe snel
dit moet gebeuren. De bankiers waar –
schuwen hierbij voor ‘overkill’: zij tonen
graag ruime solvabiliteitsratio’s, maar
vrijwillig. Ook vinden zij de kosten van
het toezicht inmiddels heel hoog.
Het tweede hoofdonderwerp van het
boek betreft de vraag wat er met banken
moet gebeuren als het (bijna) misgaat,
ofwel als er onverhoopt toch een sys-
teemcrisis dreigt. Hierover bestond weinig verschil van mening.
Banken zouden dan opgesplitst moeten worden in een voort –
gaande ‘nutsbank’ en een ‘bad bank’ die failliet kan gaan. Een
aparte autoriteit op Europees niveau neemt dan het heft in han –
den. Banken hebben nu reeds in een legacy plan moeten vastleg –
gen hoe ze in geval van nood opgesplitst kunnen worden.
Over de toepasbaarheid van bail in – het afschrijven van een deel
van niet achtergestelde schuld als de verliezen groter geworden
zijn dan het aansprakelijk vermogen – waren de gespreksdeelne –
mers het met elkaar eens. Benink denkt dat, niettegenstaande de
autoriteiten daar nu de bevoegdheid toe hebben, zij afschrijving
niet aandurven als meerdere grote banken tegelijk in moeilijkhe –
den zijn; afschrijving zou dan de crisis verergeren.
En dan het derde onderwerp: de prikkels die goed en slecht ge –
drag uitlokken. Ook hierover waren de deelnemers eensgezind,
al valt het op dat bonussen nauwelijks ter sprake komen, maar
kuddegedrag en belastingprikkels des te meer.
In het vierde en laatste hoofdstuk geven de gesprekspartners een
interessante weergave van de bevindingen van de Macroeconomic
Assessment Group, in februari 2010 opgericht door de Financial
Stability Board en het Basel Committee on Banking Supervision.
Deze groep stelt dat de zwaardere kapitaalseisen vooralsnog geen
schade toebrachten aan de economische groei, maar dat kapi-
taaleisen boven de tien procent de banken niet veiliger maken
terwijl ze de economische groei waarschijnlijk wel in de weg zit –
ten.
Al met al bevat dit boek veel lezenswaardigs over discussiepun –
ten die in en over het bankwezen leven. Door de keuze om de
heikele punten in interviewvorm te presenteren, wordt de mate –
rie levendig en helder gebracht. Kortom, een aanrader.
Boeken
DICK VAN WENSVEEN
Emeritus hoogleraar aan de Universiteit van
Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam
Redactie: Robin Fransman en Rens van Tilburg
Titel: Banken, buffers en belastingbetalers; een dialoog tussen wetenschappers en bankiers Uitgever: Amsterdam University Press