Ga direct naar de content

Nog een keer over het midden

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 17 2014

Zorgen over de economische en maatschappelijke positie van de middenklasse blijven bestaan. Wetenschappers publiceren verbanden tussen technologische verandering en afnemende werkgelegenheid en verdienvermogen van mensen met een gemiddelde opleiding, opiniebladen (The Economist voorop) besteden er volop aandacht aan, populair wetenschappelijke boeken met als angstaanjagende titels als Race against the machine zijn verschenen, en ook in beleid en politiek is steeds vaker het besef dat de middenklasse onder druk staat. Er zijn echter maar weinig duidelijke feiten op dit gebied. Wanneer het om de arbeidsmarkt gaat, blijven me uit de stroom aan publicaties twee relatief eenvoudige observaties bij.

De eerste is dat de meeste van deze studies over de Verenigde Staten gaan, een land dat al sinds jaar en dag een grote inkomensongelijkheid heeft. Voor Nederland is nauwelijks degelijke empirische onderbouwing beschikbaar (zie hier een eerste poging). Als Nederland wordt meegenomen in een internationale vergelijkende studie, dan valt op dat de negatieve ontwikkeling in ons land relatief klein is. Studies van John Van Reenen en co-auteurs en Maarten Goos en co-auteurs beschrijven de ontwikkelingen in een aantal landen.

In Figuur 1 (op basis van gegevens uit Goos et al.) zijn landen gesorteerd op de toename in het aandeel van hoogopgeleiden in de totale loonsom (een indicator voor de vraag naar arbeid). De volgorde geeft aan dat deze voor hoogopgeleide werknemers in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk sterk is toegenomen en dat dit ook geldt voor Nederland en Finland. De groep laagopgeleide werknemers verliezen vooral inkomensaandelen in het Verenigd Koninkrijk, Finland en Spanje waar het aandeel in de totale loonsom met bijna een derde is gedaald.

Figuur 1. Verandering van de loonsom (staven tellen op tot 0)

De landen in Figuur 2 (gebaseerd op Van Reenen et al.) zijn gesorteerd op dalingen in de werkgelegenheid van gemiddeld betaalde banen. In alle landen is de werkgelegenheidsverandering voor banen in het midden negatief, terwijl het aantal banen aan de bovenkant van de loonverdeling groeit. Aan de onderkant van de loonverdeling lijkt er minder dynamiek aanwezig. Het lijkt er op dat er aan de onderkant van de arbeidsmarkt banen zijn bijgekomen, terwijl de lonen daar onder druk staan (Figuur 1). In Nederland is de dynamiek het geringst. In ons land groeit de werkgelegenheid van banen aan de bovenkant en onderkant van de loonverdeling met ruim 2 procent in de periode 1998-2010. De werkgelegenheid in het midden daalt met 4,5 procent in deze periode. Hiermee is het debat niet voorbij en gaat de ontwikkeling in Nederland in dezelfde richting als die in andere landen. Er lijkt echter op dit moment geen sprake van drastische veranderingen.

Figuur 2. Veranderingen in werkgelegenheid (staven tellen op tot 0)

De twee waarneming is dat het onduidelijk is wie we precies bedoelen met het “midden” op de arbeidsmarkt. In de Verenigde Staten gaat het om mensen met een High School diploma plus de mensen met een aantal jaren College onderwijs, maar geen volledig afgemaakte College opleiding. In Nederland wordt vaak gedacht aan mensen met een Mbo-diploma. Dat is een groep van ongeveer 4 miljoen mensen en daarmee ongeveer de helft van de beroepsbevolking. Binnen deze groep bestaat heterogeniteit en dynamiek. Mensen met een Mbo4 diploma zijn moeilijk te vergelijken met mensen met een Mbo1 diploma (Mbo1 is gemakshalve gedefinieerd als Vmbo, Mbo1 en Avo onderbouw). Het aantal mensen met een Mbo4 diploma neemt gestaag toe, terwijl het aantal mensen met een Mbo1 of Mbo2/3 opleiding daalt. Het aantal mensen met alleen basisonderwijs en het aantal mensen met een Mbo1 of Mbo2/3 opleiding daalt met bijna 400 duizend tot 2,9 miljoen (1996-2010). Daar waar in 1996 de grootste groep in de arbeidsmarkt bestond uit mensen met een Mbo1 of Mbo2/3 opleiding, is op dit moment het aantal mensen met een Hbo of Mbo4 opleiding het grootst. Het aantal mensen met een Mbo4 opleiding is gestegen van bijna 1,2 miljoen naar ruim 1,5 miljoen wat bijna gelijk is aan de daling van het aantal mensen met een lagere opleiding. Tegelijkertijd is het aantal mensen met een Hbo of Wo opleiding gestegen met bijna 1 miljoen tot 2,6 miljoen. Wat ook opvalt, is dat er een groep van ongeveer 700.000 werknemers bestaat met een Havo/Vwo diploma op zak. Welke banen hebben deze mensen? Hun participatie is in elk geval relatief laag.

Wanneer we de werkloosheid de periode 1996-2010 bekijken dan zien we een zelfde hiërarchisch patroon. Werkloosheid is relatief laag onder Mbo4 en hoger en hoog onder Havo/Vwo en lager. Tot begin jaren ’00 zijn er drie groepen te onderscheiden: mensen met alleen een basisopleiding zijn het vaakst werkloos, een middengroep die bestaat uit mensen met een Mbo1 of Havo/Vwo opleiding zijn iets minder vaak werkloos en mensen met een opleiding daarboven zijn het minst vaak werkloos. Vanaf 2002 lijken de kansen voor werknemers met een Mbo2/3 opleiding minder gunstig. De werkloosheidspercentages wijzen op een verslechtering en een beweging richting de groep met een Havo/Vwo opleiding. Figuur 3 laat dit zien.

Figuur 3. Werkloosheid in verschillende opleidingsgroepen

Verder inzoomen op de ontwikkelingen in de groep Mbo2/3 lijkt relevant. Wie zijn deze werknemers? Welk type opleiding hebben ze gevolgd (zorg, economisch, technisch)? Zijn ze relatief jong of juist oud, man of vrouw? Kortom, we hebben meer feiten nodig en ook nadere duiding van de mechanismen kan geen kwaad.

Deze blog is gerelateerd aan twee eerdere blogs (zie hier en hier).

Auteur

Categorieën