Ga direct naar de content

Betalingstermijnen in de internationale handel

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 4 1993

.Internationale financiering

Betalingstermijnen in de
Internationale handel
Over de betalingstermijnen in de Internationale handel is weinig
bekend. In dit artikel warden schattingen gepresenteerd gebaseerd op
de goederenleveringen en -betalingen van Nederlandse importeurs en

exporteurs. Hieruit blijkt dat defeitelijke betalingstermijnen grotendeels doorgebruik ofgewoonte warden bepaald.

Van oudsher is de belangstelling
voor handelskrediet en betalingstermijnen in de Internationale handel
vooral ingegeven door de vrees dat
fluctuaties hierin het monetaire beleid van een land kunnen doorkruisen1. Enerzijds kan een op verkrapping gericht monetair beleid worden
geneutraliseerd door een ongewenste toestroming van deze kapitaalvorm. Anderzijds kunnen bestaande
wisselkoersverwachtingen door speculatieve handelskredietstromen worden versterkt2. Voor de monetaire
autoriteiten is deze kapitaalstroom
moeilijk beheersbaar. Exporteurs en
importeurs kunnen bestaande krediet- of kapitaalrestricties immers
betrekkelijk eenvoudig en onopgemerkt omzeilen door het laten vieren
of aantrekken van de betalingstermijnen die zij overeenkomen met hun
handelsrelaties.
Het monetair politieke aspect van
de korte handelskredieten heeft met
de liberalisering van het internationale kapitaalverkeer weliswaar sterk
aan belang ingeboet, vanuit economisch perspectief blijft inzicht in het
gedrag van deze voor bedrijven zo
belangrijke financieringsbron onverminderd relevant. Zo hadden Nederlandse bedrijven ultimo 1989 voor
een bedrag van/ 41 miljard korte
handelskredietschulden . Ongeveer
een kwart daarvan had betrekking
op ontvangen krediet uit het buitenland. Daartegenover stond in dat jaar
voor/ 60 miljard korte handelskredietvorderingen, waarvan bijna een
derde op het buitenland. Ter vergelijking: Nederlandse bedrijven hadden
in dat jaar voor/ 81 miljard kortlopende schulden bij banken.
De ontwikkeling van de gerealiseerde betalingstermijnen in de buitenlandse goederenhandel van Ne-

derland staat centraal in dit artikel.
Onderzocht is of zich bij de Nederlandse import en export sinds de eerste oliecrisis belangrijke verschuivingen in betalingstermijnen hebben
voorgedaan. In hoeverre zijn ze bepaald door usance en in hoeverre
door andere factoren als kosten- en
concurrentie-overwegingen, wisselkoersverwachtingen en kredietrantsoenering? Deze vraag wordt beantwoord door toepassing van een
variabel betalingstermijnmodel op
betalingsgegevens (ontleend aan
rapportages aan de Nederlandsche
Bank) en transactiegegevens (ontleend aan douanewaarnemingen)
voor de goederenuit- en invoer. Het
artikel wordt ingeleid met een kort
overzicht van de relevante theoretische en empirische literatuur.

Handelskrediet in de literatuur
Kenmerkend voor het handelskrediet
is dat het door bedrijven onderling
wordt gebruikt ter financiering van
aangeschafte goederen en diensten.
Aanvankelijk werd het handelskrediet in de literatuur net als het maken van reclame beschouwd als een
middel van een ondernemer om zijn
afzet te stimuleren . Met het tot ontwikkeling komen van de ‘economics
of information’ wordt de betekenis
van het handelskrediet vooral gezocht in een meer efficiente allocatie
van informatie over de kredietopnemer, dit omdat bedrijven beter geinformeerd zouden zijn over hun afnemers dan banken .
Een ander aspect van het handelskrediet, dat in de literatuur naar voren komt, is dat het vooral door kleinere bedrijven gezien zou worden
als belangrijk alternatief voor bancair
krediet. Zij hebben namelijk in verge-

lijking met grote bedrijven in veel
mindere mate toegang tot nationale
en internationale kapitaalmarkten.
Grote bedrijven treden dan, met
name in periodes van monetaire
krapte, in de plaats van banken als
kredietverschaffer op .
Bij de beSchquwing van internationaal handelskrediet spelen naast de
bovengenoemde factoren ook wisselkoersverwachtingen een rol. Zo zal
een afnemer wanneer hij een depreciatie van de eigen munt verwacht
de afwikkeling van zijn handelskredietschuld, voor zover luidend in
vreemde valuta’s, trachten te vervroegen. Voorziet hij daarentegen een
waardestijging dan zal de aflossing
worden uitgesteld. Dit gedrag versterkt reeds levende wisselkoersverwachtingen. Volgens Einzig vormen
speculatieve handelskredietstromen
dan ook verreweg de voornaamste
oorzaak van devaluaties, zoals Engeland die bij voorbeeld heeft doorgemaakt in 1949 en 19677. Of een handelaar werkelijk zal afwijken van
normale betalingstermijnen hangt
mede af van zijn mogelijkheden om
anderszins de gevolgen van wisselkoersfluctuaties tegemoet te treden.
Empirische studies over internationaal handelskrediet zijn in beperkte
mate voorhanden. Uit enquetegegevens voor het Zweedse bedrijfsleven
blijkt dat handelskredieten belangrijk
zijn qua omvang ensterk worden bepaald door andere dan ‘zuivere’ kredietmarktfactoren8. Met name het
groeitempo van in- en uitvoer is van
belang. Voorts lijkt een verband aanwezig met het algemeen economische klimaat. De gemiddelde duur
1. Radcliffe-report, Committee on the Working of the Monetary System, Her Majesty’s Stationary Office, Londen, 1959.
2. P. Einzig, Leads en lags: the main cause
of devaluation, McMillan, Londen, 1968.
3. CBS, Statistiek Financien voor Ondernemingen, 1989.
4. M. Nadiri, The determinants of trade
credit in the US total manufacturing sector, Econometrica, 1969, biz. 408-423.
5. J. Duca, Trade credit and credit rationing: a theoretical model, Research Papers in Banking and Financial Economics, Boards of Governors of the Federal
Reserve System, 1986.
6. A. Melzer, Mercantile credit, monetary
policy and the size of firms, Review of Economics and Statistics, I960, biz. 429-437.
7. P. Einzig, op.cit., 1968.
8. B. Hansen en T. Nilsson, Foreign trade
credits, Scandinaviska Banken Quarterly
Review, I960, biz. 91-98.

de Britse export laten zien, dat in de

ne constateringen. Allereerst speelt
gewoonte of gebruik een belangrijke
rol bij de overeen te komen betalingstermijnen. Ten tweede heeft de afnemer van het korte handelskrediet
dank zij het veel toegepaste open
krediet een grote vrijheid in de keuze van het tijdstip van betaling. Deze

periode 1966-1978 gemiddeld geno-

kredietvorm geeft de leverancier

men 57% van de leveringen binnen

daarentegen op korte termijn weinig
mogelijkheden om maatregelen te
nemen bij overschrijding van de
maximum termijnen. Wij formuleren
derhalve de krediettermijnen ai in
vergelijking (1) in termen van door
vraagfactoren bepaalde fluctuaties

van het krediet bij zowel de Zweedse uitvoer als de invoer varieert, afhankelijk van de categoric goederen
waarop de transacties betrekking
hebben, van bijna een maand tot
ruim 3,5 maanden. Gegevens over

contractuele betalingstermijnen voor

zestig dagen diende te worden afgerekend en 33% tussen zestig dagen

en een half jaar. Hierin deden zich
van jaar op jaar nauwelijks wijzigingen voor . Deze zogenaamde ‘open’
kredietvorm, waarbij alleen maximum betalingstermijnen worden geformuleerd, is een veel voorkomende betalingsconditie in internationale
contracten.
Voor Nederland stemmen de uitkomsten in grote lijn overeen met
die van de buitenlandse studies .
Van Nieuwkerks resultaten wijzen
crop, dat in de periode 1957-1971

fi(t), i.e. ‘leads’ en ‘lags’, rond een in
de tijd bezien vaste usantiele betalingstermijn ii. Als determinanten
van de eerste zijn in navolging van
de theoretische en empirische literatuur beschouwd de bankrente als
maatstaf voor de alternatieve kosten,
het verschil tussen de lange en korte
rente als indicator voor de krapte

Vergelijking (1) is geschat voor de
totale Nederlandse goederenexport
en -import over het tijdvak 19731989 op basis van kwartaalcijfers12.
Om vast te stellen of de usantiele betalingstermijn stabiel is in de loop
der tijd, is deze voor twee deelperioden 1973-1982 en 1983-1989 geschat.

Usantiele betalingstermijnen
Gebruik of usance speelt volgens de
schattingsresultaten bij de kredietverlening van de Nederlandse goederenhandel een belangrijke rol. Dit kan
worden opgemaakt uit het feit, dat
de usantiele betalingstermijnen in de
beschouwde deelperioden statistisch

niet significant zijn veranderd met
hoge t-waarden voor de individuele
aVs. Bij de export blijkt circa 52% te
worden afgerekend in het kwartaal
van levering, 35% in het kwartaal

daarop en 13% wordt vooruit betaald
(figuur 1). Deze percentages verto-

ondernemers in het buitenlands han-

van het monetaire beleid, de arbeids-

nen een grote mate van overeen-

delsverkeer vrij strikt de hand heb-

inkomensquote en de prijsconcurrentiepositie van het buitenland ten opzichte van het binnenland als proxy
voor de kredietwaardigheid/gezondheid van bedrijven, wisselkoersverwachtingen en seizoen. Uitstel van
betalingen doet zich volgens de theorie voor bij een stijging van de bankrente, bij een toeneming van de
arbeidsinkomensquote of een verslechtering van de concurrentiepositie, bij een krap monetair beleid in
eigen land en een verwachte appreciatie van de nationale munt.

komst met die gevonden in studies
voor de Britse export, maar wijken
daarentegen aanzienlijk af van die gevonden door Van der Toorn voor de
Nederlandse export. De enquete
waarop hij zich baseert beslaat echter een fractie van de totale export.
Bij de import wordt een veel groter
deel betaald in het kwartaal van levering, namelijk 78%. Ongeveer 16%
wordt in het daarop volgende kwar-

ben gehouden aan de betalingsvoorwaarden. Van der Toorn stelt op

basis van een steekproef, gehouden
in 1983 onder Nederlandse bedrijven, vast dat meer dan de helft van
de importeurs geen enkel krediet ontvangt (58%). Voor zover wel krediet
wordt ontvangen bedraagt de betalingstermijn in de meeste gevallen
minder dan drie maanden. Buitenlandse afnemers van Nederlandse
produkten ontvangen daarentegen in
bijna alle gevallen krediet. In 89%

van de gevallen vindt de afwikkeling
hier binnen drie maanden plaats.

Een econometrisch onderzoek volgens de hierboven geschetste opzet

Betalingen en leveringen van produkten zijn met elkaar verbonden door
krediettermijnen. We veronderstellen, dat een fractie ai van de lopende
export- of importleveringen i periodes (in ons geval kwartalen) later betaald wordt. Bij i = 0 is sprake van betaling in het kwartaal van levering,
bij i < 0 is sprake van een vooruitbetaling. De relatie tussen de ontvangen betalingen O(t) in kwartaal t en
de export X (t) kan nu als volgt wor-

is alleen mogelijk indien afzonderlijke waarnemingen beschikbaar zijn
van de betalingsstromen en de fysieke stromen. Voor Nederland is dit het
geval. De eerste zijn ontleend aan
rapportages aan de Nederlandsche
Bank over het internationaal betalingsverkeer. De fysieke goederenstromen kunnen worden afgeleid uit
de Statistiek van de Buitenlandse
Handel van het CBS. Ten behoeve
van de betalingsbalansopstelling op
transactiebasis en op kasbasis worden beide waarnemingen conform
internationale richtlijnen ter zake zo-

den beschreven:

veel mogelijk op een noemer ge-

Het model

0(0

> • X(t-i)

(1)

Een nadere uitwerking van deze vergelijking steunt op twee eerder geda-

ESB 3-2-1993

bracht, uiteraard met uitzondering
van het kas-/transactieverschil
Resterende verschillen hebben naast
het niet geregistreerd kort handelskrediet betrekking op fouten of hiaten in de Statistiek.

9. S. Carse, J. Williamson en G.E. Wood,

The financing procedures of British foreign trade, Cambridge University Press,
Cambridge, 1980; R.E. Cumby, Trade credit, exchange controls and monetary independence: evidence from the United King-

dom, Journal of International Economics,
1983, biz. 53-67.
10. M. van Nieuwkerk, Determinanten
van het handelskrediet, Proefschrift, Amsterdam, 1978; F.B. van der Toorn, International trade credit and exchange rates: a
survey among Dutch firms, De Economist,
1986, biz. 492-496; M.M.G. Fase, P. Kramer en W.C. Boeschoten, MORKMONII:
het DNB-kwartaalmodel voor Nederland,
Monetaire Monografieen, De Nederlandsche Bank, 1990, biz. 51-52.
11. S.E. van Tuijl van Serooskerken, De
goederentransacties in de betalingsbalans,

de Nederlandsche Bank, Kwartaalbericht,
nr. 3, 1986.
12. Voor een uitgebreid verslag van het
model en de schattingsuitkomsten zie

A.C.J. Stokman, Internationaal kort handelskrediet in Nederland: determinanten
en betekenis voor de betalingsbalans, De
Nederlandsche Bank, Onderzoeksrapport
WO&E 9209, 1992.

taal afgerekend. Een niet-significant
deel wordt vooruit betaald. Voor de
export volgt hieruit, onder enkele
aanvullende veronderstellingen, een
gemiddelde krediettermijn van circa
vijftig dagen. Voor de import is de
usantiele krediettermijn met 39 dagen significant korter. Deze termij-

nen komen overeen met die berekend door Van Nieuwkerk over de
periode 1957-1971.
De usantiele krediettermijnen voor
de export en de import blijken ook

Figuur 2. Variatie t.o.v. de usantiele betalingstermijn, in dagen
5

Export

4

3

2
1
0
-1
-2
-3
-4

• Toualbefekeod
• Ufthoofdevaiimonetaire krapte
72747678808284868890

72 74 76 78 80 82 84 86 88 90

Toelichting: + betekent een verlenging van de betalingstermijn, – een verkorting.

een duidelijk seizoenpatroon te kenvan de betalingstermijnen in afwijking van de usantiele betalingtermijn.
Bij de export lopen de leads op tot

nen. Wat daarbij opvalt is, dat de be-

centpunt neemt de handelskrediet-

talingstermijnen in het eerste kwartaal langer en in het vierde kwartaal
korter zijn dan het jaargemiddelde.

vraag van zowel buitenlandse afnein het kwartaal waarin de stijging op-

drie dagen en de lags tot vier dagen.

Dit resultaat zou een uitvloeisel kunnen zijn van het feit, dat veel bedrijven voor het aflopen van het jaar
hun ‘boekhouding gladstrijken’ door
alsnog een aantal betalingen te verrichten. Na het jaarultimo treedt hierin een ontspanning op. Bij de import
is de usantiele krediettermijn in het
eerste kwartaal met 42 dagen bijna
drie dagen langer dan gemiddeld en
in het vierde kwartaal met 36 dagen
even zoveel dagen korter. Bij de export is het seizoeneffect in het eerste
en vierde kwartaal respectievelijk

treedt toe met/ 250 mln. De uitkomsten tonen verder, dat het beroep op
kort handelskrediet significant toeneemt bij een inverser wordende
yieldcurve. Buitenlandse afnemers
doen ten tijde van monetaire krapte
verhoudingsgewijs het grootste beroep op deze kredietvorm. Als in het
buitenland de korte rente ten opzichte van de lange rente met een pro-

Belangrijkste bron van variatie is de
monetaire krapte gemeten aan het
ecart van de lange en korte rente, in
de figuur aangegeven met een stippellijn. De variatie van de krediettermijn bij de import vertoont in verge-

een twee dagen langere en een twee

wachtingen kon bij het exportkre-

dagen kortere betalingstermijn.

diet, ongeacht de keuze van de indicator, niet worden aangetoond. De
importkredieten daarentegen blijken
wel gevoelig te zijn voor verwachtin-

mers als van Nederlandse importeurs

lijking met de export een grilliger
beloop binnen smallere marges; de
grootste lead is twee en de grootste
lag drie dagen. Ook hier gaat van het

centpunt stijgt neemt de buitenland-

ecart tussen de lange en korte rente

se vraag naar Nederlands exportkre-

de belangrijkste invloed uit.

diet toe met in totaal/ 600 mln.
De invloed van wisselkoersver-

Conclusies

welke laatste fungeert als maatstaf
voor alternatieve kosten. Bij een stij-

Als importeurs verwachten dat de
dollar met tien cent zal stijgen, zullen
zij hun handelskredietschulden, voor
zover luidende in dollars, in het desbetreffende kwartaal met ruim/ 200
mln. vervroegd aflossen. Dit weerspiegelt het feit, dat een groot deel

De betalingstermijnen bij zowel de
Nederlandse goederenexport als bij
de import vertonen in de loop van
de tijd een stabiel beloop. Hierin
heeft de liberalisatie van de financiele markten, zo suggereren de uitkomsten, geen verandering gebracht.
Gebruik of gewoonte lijkt derhalve
een dominante rol te spelen bij de
vaststelling van de lengte van krediettermijnen. Om met McKinnon te spreken: “Though potential speculation

ging van de rentekosten met een pro-

van de Nederlandse export naar lan-

through leading and lagging is large,

den gaat met een relatief stabiele wisselkoers; de invoer is echter voor
een aanzienlijk deel dollargeprijsd.
De ‘gezondheid’ van een onderneming, hier gemeten aan de prijsconcurrentiepositie en de arbeidsinkomensquote, is eveneens een significante factor bij de vaststelling van
het moment van betaling. Bij de export is de eerste maatstaf significant
met het juiste teken, bij de import de
tweede. Buitenlandse afnemers stellen hun betalingen bij een verslechterde concurrentiepositie uit, importeurs doen dit bij een oplopende
arbeidsinkomensquote. Figuur 2
toont voor de import en de export de
totale variatie (gemeten in dagen)

such speculation does require a oneway bet that overcomes the strong
reluctance of merchants to disrupt
normal patterns of commercial payments” . Ook in andere landen blijken gebruik of gewoonte de bepalende factor. Variaties in de betalingstermijnen hangen vooral samen met
de krapte van het monetaire beleid.

Leads en lags
Naast usantiele kredieten spelen blijkens de onderzoeksresultaten leads
en lags een significante rol. De betalingstermijnen voor de export en de
import blijken beide gevoelig voor
veranderingen in de korte bankrente,

Figuur 1. VerdeUng betalingen voor
export en import t.o.v. bet kwartaal
van levering, in procenten

Import

75

Export

M

t+l: betaling eta kwartaal vooruit;
t: betaling in lopend kwartaal;
t-1: betaling een kwartaal achteraf.

gen ten aanzien van de dollarkoers.

A.C J. Stokman
De auteur is werkzaam op afdeling Wetenschappelijk onderzoek en econometric

van De Nederlandsche Bank.
13. Morgan Guaranty Trust Company, The

financing of exports and imports, Morgan
Guaranty Trust Co, New York, 1977.

Auteur