Ga direct naar de content

Belastingplan 1983

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 29 1982

Fisconomie

Belastingplan 1983
DR. L. G. M. STEVENS

Onbeheersbaarheid
In de inleiding van zijn Miljoenennota
merkt de minister van Financien op dat de
komende jaren orde op zaken zal moeten
worden gesteld in de overheidsfinancien.
Hij stelt terecht dat de collectieve sector tekenen van Onbeheersbaarheid vertoont. De
problemen worden vooral toegeschreven
aan economische factoren. Maar ook bestuurlijke, procedurele en financieel-technische tekortkomingen worden als oorzaak
aangeduid van de gebrekkige beleidsvoorbereidende, besluitvormende en uitvoerende werkzaamheden.
In Nederland heeft de publieke sector
zich in ruirn 20 jaar tijd weten te verdubbelen. In 1960 bedroeg deze ruim 30% van
het nationale inkomen; thans ruim 60%.
Deze explosieve groei van de collectieve
sector is in belangrijke mate toe te schrijven aan de inkomensoverdrachten. Dit is
enerzijds het gevolg van de sterke groei van
het aantal uitkeringstrekkers. Anderzijds
ligt door het strakke koppelingsmechanisme het uitkeringsniveau aan de niet-actieven structureel op een te hoog niveau.
Aannemende dat het reele loon de arbeidsproduktiviteitsontwikkeling in de bedrijven volgt. trekt de strikte koppeling van de
inkomensoverdrachten voor niet-actieven
aan dit loonniveau een te zware wissel op
het draagvermogen van de gemeenschap.
Immers, tegenover de inkomensoverdracht
staat geen produktiviteitsverbetering, althans niet in economische zin.
De Onbeheersbaarheid van de publieke
sector wordt veelal toegeschreven aan de
onmacht van de regering om uitgavenstromen in te dammen. De geldstroom wordt
geleid door een ingewikkeld netwerk van
wettelijke en pseudo-wettelijke regelingen
die aan talloze personen rechtens afdwingbare uitkeringen garanderen. Wetgevende
arbeid die erop is gericht bepaalde rechten
op uitkeringen in te korten, wordt in technische zin ernstig belemmerd door de complexiteit van de regelingen. Hike regeling
houdt immers wel weer verband met een of
meer andere regelingen en kan daarom niet
los van deze samenhangen worden beschouwd. Ook in politiek opzicht is het
moeilijk de uitgavenstroom in de greep te
krijgen. Actie- en pressiegroepen klimmen
voor behoud van hun rechten op de barricaden. De vrees voor electoraal verlies veroorzaakt een halfslachtige opstelling van

het parlement en maakt de wetgever vleugellam. De besluitvorming verloopt daardoor te traag. De regering holt hijgend als
een span paarden voor een wildwestpostkoets achter de feiten aan.
Het is derhalve een goede zaak dat het
streven erop is gericht tot betere besluitvormingsprocedures te komen. Er meet
evenwichtiger beleid worden ontwikkeld
en een vaste koers worden uitgezet. Het
heeft er al te zeer de schijn van gekregen
dat slechts de wal het schip kan keren. De
roep tot handhaving van verworven rechten kan klaarblijkelijk pas verstommen als
het schip van staat dreigt te bezwijken onder de rentelasten en voor iedereen het risico van schipbreuk duidelijk wordt. Nu in
brede lagen van de bevolking het besefaanwezig is dat de gigantische herverdelingsoperatie niet langer is vol te houden, zou
men — ook van een demissionair interimkabinet — meer aandacht voor een zorgvuldige afweging van de beleidsalternatieven hebben mogen venvachten. Toegegeven, de regering staat thans nagenoeg met
de rug tegen de muur. Maar daarom hoeft
nog niet zo eenzijdig aandacht aan de beperking van uitgaven te worden besteed als
in de huidige Miljoenennota het geval is.
Het belastingplan is in dit opzicht ronduit
teleurstellend.
De groei van de publieke sector is voor
een deel gefmancierd door een verhoging
van de belasting- en premiedruk en van de
niet-belastingmiddelen. Door de kostenopdrijvende werking die hiervan direct en indirect is uitgegaan, zijn echter vooral de
particuliere investeringen in het gedrang
gekomen; dit terwijl de investeringsbereidheid door de hoge reele rentevoeten toch al
ernstig werd uitgehold. Het hoge kostenpeil heeft ook de concurrentiepositie van
het bedrijfsleven verzwakt, hetgeen heeft
geleid tot een niet onbelangrijke groeiachterstand van onze nationale economie. Het
besef is gegroeid dat de heffingsmogelijkheden. hetzij in de vorm van belastingen of
premies, hetzij in de vorm van niet-belastingmiddelen, het punt van volledige uitputting gevaarlijk dicht zijn genaderd. Wie
dit niet in een vroeger stadium wilde zien,
werd pijnlijk verrast toen ,,minder meer”
omsloeg in ,,minder”. Allerlei woorden
moesten worden bedacht om de noodzaak
tot inlevering van koopkracht minder pijnlijk te doen klinken. Overde maatschappelijke aanvaarding van de noodzaak tot te-

I

rughoudendheid in het stellen van hogere

looneisen kan in Nederland, zeker de laatste tijd, weinig reden tot klagen zijn. De
door loonkostenmatiging moeizaam bevochten verbetering van de concurrentiepositie dreigt echter door de appreciate

van de gulden weer geheel of gedeeltelijk
verloren te gaan. De omstandigheid dat
thans door iedereen wordt onderkend dat
de collectieve sector het einde van zijn
groeimogelijkheden heeft bereikt, is een
belangrijk pluspunt voor de ontwikkeling
van een herstelprogramma. Met deze be-

reidheid moet behoedzaam worden omge-

Tabel I. Sociale lasten 1982 en 1983
Werknemers

Werkgevers

1982

1983

1982

1983

Werkloosheidswet. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

3.05

5.35

1.00
4.60

1.00

1.85
0.30
5.20

0.50

Ziektewet (gemiddeld voor bedrijven) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

6.35

AAW . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Ziekenfondswet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

2.55
5.30

5.10

4.55

4.70

4.55
3.30

4.70
4.30

AOW . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

11.05

11.35
1.30
1.85

4.30
0.30
25.60

Premiepercentages sociale verzekeringen in procenlen van het premieplichtig loon

1.45

VUT-regelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

0.05

sprongen.

0.05
30,10

25.20

0.30

0.30

4.50
1.60

Sociale lasten bedrijven in procenten van het bruto loon

Sociale lasten en belastingplan

24.30

20.00

1.95

1.95

5.10
1.10

22.80

Pensioenpremies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Rechtstreeks betaalde sociale lasten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

26.65

26.20

20.10
4.90
1.10
26.10

– 3.05

– 5.15
– 0.4

– 0.10

De sociale lasten dient men te onderscheiden in volksverzekeringen en sociale
werknemersverzekeringen. Aan de volksverzekeringen is in beginsel elke ingezetene
onderworpen. Aan de sociale werknemersverzekeringen zijn onderworpen degenen

Op het beschikbaar inkomen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Op de loonsom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

die in loondienst of een daarmee gelijk te

Marginaal premiepercentage. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

stellen arbeidsverhouding werkzaam zijn.
Kenmerkend verschil tussen beide heffingssystemen is dat de volksverzekeringen
nauwelijks meer de kwalificatie ,,verzekering” verdieircn, terwijl de sociale werknemersverzekeringen grosso modo wel als zodanig kunnen worden aangemerkt.

inzake de volksverzekeringen en de loon-

zich dan tevens de aanbeveling van de Stu-

en inkomstenbelasting mogelijk. Hierdoor

diegroep Begrotingsruimte ter harte moe-

wordt beter inzicht verkregen in de gecombineerde tariefstructuur en neemt de be-

ten nemen.
De Studiegroep is van oordeel dat ten
aanzien van de sector van de sociale verzekeringen de strikte eis dient te worden ge-

Gemiddeld effect per werknemer bedrijven in procenten

Premieheffing WAO

88

heersbaarheid van de heffing toe. Thans is
De volksverzekeringen
De premieheffing voor de volksverzekeringen staat in geen enkel opzicht in relatie
tot de uitkeringen. De AOW- en AWWpremies worden naar een vast percentage
geheven over het premie-inkomen. Over
het inkomen boven de premiegrens wordt
geen premie meer geheven. Deze premiegrens volgt in beginsel de loonindex. Voor
premieplichtigen wier premies niet door
inhouding worden voldaan, geldt een premievrijstelling- en -reductieregeling als zij

een juist inzicht in het verloop van de gecombineerde belasting- en premiedruk inzake de volksverzekeringen vertroebeld

11.90

94
16.75

88

6.50

94
4.25

steld dat ,,van jaar tot jaar een zodanige

vloed is op de heffingsgrondslag van de

premiestelling plaatsvindt, dat ex ante
wordt voldaan aan de normatieve vermogenspositie van de sociale fondsen (…). Via

loon- en inkomstenbelasting. Ook zou na

de premiestelling in het volgende jaar die-

integratie het denivellerende karakter van
de premieheffing beter in het oog springen,

nen afwijkingen weer recht te worden getrokken” (biz. 146). Op deze wijze wordt

zodat de inkomenspolitieke consequenties

de profijtgedachte in de sociale verzeke-

van een premieverhoging nadrukkelijker
aandacht vragen. Gefaseerde doorvoering
van de integratiegedachte door geleidelijke
verhoging van de premiegrens, afschaffing
van de aftrekbaarheid van de premies als
persoonlijke verplichting voor de loon- en

ringssector benadrukt. Het terugtrekken
van rijksbijdragen aan de sociale fondsen
ter grootte van een bedrag van f. 6,4 mrd,
weerspiegelt de wens om te komen tot kospremieverhogingen zijn daarvan het ge-

lijks worden aangepast. De premie AAW,

inkomstenbelasting en optrekking van de

volg. Aangezien ook deze premies een be-

AWBZ en AKW worden als opslagpremies
geheven. De heffingsgrondslag wordt gevormd door de ingehouden resp. verschuldigde AOW/AWW-premies. Ingeval een
, inhoudingsplichtige de AOW/AWWpremie moet inhouden, is hij verplicht
over de ingehouden AOW/AWW-premies
ook de opslagpremies als werkgeverslasten
te voldoen. In andere gevallen is de opslagpremie verschuldigd door degene die een
premieaanslag AOW/AWW krijgt.

premievrije som tot de belastingvrije som
zou derhalve overweging verdienen. Het is
opmerkelijk dat thans wordt voorgesteld
forse premieverhogingen door te voeren,
zonder dat aan de hier geschetste aspecten
aandacht is besteed. De volksverzekeringen zouden in wezen veel nadrukkelijker
als onderdeel van het belastingplan moeten
worden beschouwd en als zodanig ook
worden beoordeeld.

De sociale werknemersverzekeringen
vertonen veel meer gelijkenis met echte
verzekeringsovereenkomsten. Tot het ma-

langrijke denivellerende invloed hebben op
de inkomensverdeling mag men niet nalaten een dergelijke maatregel tevens te toetsen op zijn effecten voor de inkomensverdeling.
Het kabinet is er van uitgegaan dat deze
premieverhoging geen loonkostenstijging
tot gevolg zal hebben. Het veronderstelt de
bereidheid van de werknemers dit koopkrachtverlies zonder meer te accepteren.
Het incasseringsvermogen wordt zelfs voldoende groot geacht om een omvangrijke
premieverschuiving van de werkgevers
naar de werknemers mogelijk te maken.
Het zijn hero’ische vooronderstellingen,
waarvan men mag hopen dat zij voldoende

ximale premieloon is zowel de premie als

realiteitsgehalte zullen hebben.

de uitkering afhankelijk van het laatstgenoten dagloon. Uitzonderingen op het
equivalentiebeginsel zijn de Ziekenfondswet en de franchiseregeling in de WAO. In

Het belang van de voorgestelde premieverschuiving van de werkgevers naar de

behoren tot de lage inkomensgroepen. Ook
hiervoor gelden inkomensgrenzen die jaar-

Aangezien een inkomensafhankelijke
premie wordt betaald voor een inkomensonafhankelijke uitkering, waarvoor trouwens ook de overheid een bijdrage in de financiering levert via de algemene middelen, is het misleidend te spreken over verzekeringen. Er bestaat geen wezenlijk verschil tussen de AOW-uitkering enerzijds en
de individuele huursubsidie, studiebeurs of

bijstandsuitkering anderzijds. De rechten

door het feit dat de premieheffing van in-

De sociale werknemersverzekeringen

zijn weliswaar in afzonderlijke wetten vastgelegd, doch de premieheffing kan zonder

het kader van verbetering van de beheers-

bezwaar via de algemene middelen lopen.

vanging van de ZW, WAO en WW (WWV)

Dit maakt integratie van de premieheffing

worden overwogen. In dat kader zou men

ESB 6-10-1982

baarheid kan een loondervingswet ter ver-

tendekkende financiering. Niet geringe

werknemers betreft niet alleen de particuliere sector. Er ligt tevens een zwaarwegend
belang in de collectieve sfeer. De premieverschuiving werkt door in het trendbeleid
(nou ja, beleid?) voor ambtenaren die bij
gelijkblijvende bruto lonen meer via de z.g.
1089

inhoudingspost zullen moeten inleveren,
en in de sociale uitkeringen door de nettonetto-koppeling en vereveningsbijdragen.
Met het streven op basis van de profijtgedachte de sociale werknemerspremies

kostendekkend te maken (en daarmee het
verzekeringstechnische uitgangspunt dat er
evenwicht moet zijn tussen premies en uitkeringen meer te benadrukken) wordt op
een merkwaardige manier gebroken bij de

formulering van het inkomensbeleid. Uitkeringstrekkers die niet tot de ,,echte minima” worden gerekend, zullen in grotere
mate worden gekort dan de andere minima. Deze maatregel introduceert een ongerechtvaardigde ongelijkheid. Het is voor de
structuur van de loonvervangende verzekeringen immers irrelevant of er binnen een
huishouding een of meer inkomens binnenvloeien. Samenloop van inkomens
dient geen reden te zijn op een uitkering te
korten als daarvoor wel premie moet wor-

Tabel 2. Raining belastingopbrengsten op kasbasis
Vermoedetijke
mlkomsten
1982

Kostprijsverhogende belastingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
waarvan:
— omzetbelasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Ontwerpbegroting
1983

38.730

38.850

24.800

7.290
Belastingen op inkomen, winst en vermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
waarvan:
— inkomstenbelasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
— loonbelasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
— vennootschapsbelasting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
— overige . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

24.800
7.265

6.640

6.785

53.020

50.250

6.100
32.400
11.700
2.820

120

procenlueel
0.3

6.100

25
145

-0.3

Belastingplan. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
91.750

-2.770

-5.2

10.800
2.800

-1.850
– 900
20

-5.7
-7.7
-0,7

89.100

-2.650

-2.9

1.600

91.750

Totaal-generaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Verschil
absoluut

1.600

90.700

-1.050

30.550

-1.1

niet langer gezegd kan worden dat het verlaagde BTW-tarief in het bijzonder ten
goede komt aan de minder draagkrachti-

gingsoperatie bepaald niet vergroten. Ook

draagkracht opleveren, waardoor ook van
die kant een grotere bijdrage kan worden
verwacht in het lenigen van de nood van
‘s rijks schatkist, hoort thuis in de belastingsfeer. Het kabinet kaart het probleem

gen 1). Toch kan men mijns inziens — al is

de plannen die de minister ontvouwt in

het alleen al om de sociaal-pychologische
werking — verhoging van het lage BTWtarief niet doorvoeren zonder een serieuze
beschouwing te wijden aan de inkomens-

zijn Contourennota zullen werken als een
rode lap op een stier. Het lijkt mij niet ver-

van de dubbele inkomens derhalve binnen

politieke aspecten van die keuze.

den betaald. Het vraagstuk of dubbele inkomens in een huishouding een grotere

de verkeerde context aan.
Wanneer de drukverhoging van de sociale werknemersverzekeringen, anders dan
de regering hoopt of veronderstelt, wel tot

De endogene groei van de belastingop-

intensieve bedrijven de grootste premielast
te dragen krijgen, hetgeen tot versnelde uitstoot van arbeidskrachten kan leiden met
alle consequenties van dien. Dit is een belangrijk gevaar van de thans gekozen oplossing.

brengst is vanwege de ontwikkeling van inkomen en besteding nagenoeg op een nul-

punt aangekomen. De toename van de premiedruk versmalt de heffingsbasis van de

een pagina tekst nodig om zijn belastingbeleid uiteen te zetten. Misschien zou een
blanco pagina nog sprekender zijn geweest.
De Miljoenennota zegt over het belastingplan namelijk niets! Het belastingplan
houdt in dat de regering nog een plan zal
maken…. ,,Met het oog op het bereiken

met name de opbrengst van de loonbelasting terugloopt. Ook leidt een voortgaande
nivellering van inkomens tot daling van de
belastingopbrengst. Het is thans voor het

tingen naar verwachting in absolute zin
minder zullen gaan opbrengen dan in het

vorige jaar. Zie label 2.
Alhoewel op biz. 7 van de Miljoenenno-

tenverzwaring een doodlopende weg is,
wordt de collectieve-lastendruk verder verhoogd. Zie label 3.

Tabel 3. Collectieve lastendruk (in procenten van het nationale inkomen)

de maatregelen zullen, na overleg met de
resp. MEV

Ontwerpbegroting

Vermoedelijke
uitkomsten

resp. MEV

1982

1982

1983

Belastingen. . . . . . . . . . .
Premies. . . . . . . . . . . . . .
Niet-belastingmiddelen.

30.2
22.1
7.4

8.9
22.5

7.2

28.0
24.5
7.6

Totaal. . . . . . . . . . . . . . .

59.7

58.6

60.1

sociale partners, zo spoedig mogelijk voorstellen worden ingediend, opdat de maatregelen met ingang van 1 januari 1983 in
werking zullen treden” (biz. 84-85). Kijkt
men in de MEV 1983 dan blijkt in welke
richting men moet zoeken. Op biz. 19
wordt aangenomen dat deze f. 1.600 mln.

worden bijeenvergaard door beide BTWtarieven met 5%-punt te verhogen. Omtrent de motieven die ten grondslag liggen
aan toedeling van de belastingverhoging
aan het normale tarief van 18% en het ver-

laagde tarief van 4% kan men slechts gissen. In de Tariefnota omzetbelastingwoTdt
gesteld dat er geen duidelijke verschillen
meer bestaan tussen de bestedingspatronen
van de meeste inkomensgroepen, zodat
1090

de module werknemer (bruto loon in 1982
f . 36.000) alsmede voor enkele andere inkomensgroepen in bedrijven in 1983 a)
Naar inkomenscategorie
(exclusief incidenteel)

Mutaties t.o.v. voorafgaand jaar
in procenten
bedrijven

Minimumloon. . . . . . . . . . . . . . .
Even boven het minimumloon .
Modaal inkomen. . . . . . . . . . . . .
2 x modaal inkomen. . . . . . . . . .

overheid

-4.5
-2.5
-3
-3

-4,5

-5
-5

a) Gecorrigeerd voor de prijsstijging van het s
deel van de medische diensten.

Inkomensbeleid

ta wordt gesteld dat de weg van verdere las-

van de taakstelling voor de additionele tekortbeperkende maatregelen heeft het kabinet besloten tot een belastingplan van
f. 1.600 miljoen. Voor de hiermee gemoei-

slandig de inkomenseffeclen zozeer le negeren als lhans hel geval is. Zie label 4.

loon- en inkomstenbelasting, waardoor

eerst in de naoorlogse periode dat de belasDe minister van Financien heeft slechts

vakbonden om mee te buigen in de ombui-

Tabel 4. Reeel beschikbaar inkomen van
De collectieve druk

loonkostenstijging leidt zullen de arbeids-

Het belastingplan in enge zin

te ontzien. Het zal de bereidheid van de

Ontwerpbegroting

De collectieve-lastendruk zegt op zich
zelf beschouwd weinig over het probleem
van de personele lastenverdeling. Wanneer
men evenwel de inkomensontwikkeling
per inkomensgroep beziet, kan men zich
afvragen of het politiek realistisch is de
hoogste inkomensgroepen bij het inleveren

In het voorgaande is reeds aangestipt dat
bij de collectieve-drukverhoging nauwelijks aandacht is besleed aan de inkomenspolitieke aspecten van de lastenverdeling.
Wel wordt in het kader van hel inkomensbeleid gewezen op de vertekening die de individuele inkomensverdeling impliceert,
omdat zij andere aspeclen van de inkomensproblematiek op de achtergrond
drukl. Onvoldoende aandachl wordl, naar
de mening van de regering, geschonken aan
de male waarin dubbele inkomens binnen
een huishouding plegen voor le komen.

Wanneer binnen een huishouding sprake is
van deze dubbele inkomens kan hel gebeu-

ren dat de partners individueel laag scoren
op de inkomensladder, doch gezamenlijk
vrij hoog op de ladder zitten.
Deze beschouwing kan ik onderschrijven en trek daaruit de conclusie dat de re-

I) S. Cnossen, ESB, 19 april 1981, nr. 3302.

gering kennelijk het gezamenlijke inkomen

zien de vermogensaftrek is gerelateerd aan

een betere maatstaf van draagkracht voor

het fiscale vermogen bij het begin van het

de inkomstenbelastingheffing vindt dan
het individuele inkomen. Dit aldus gekozen uitgangspunt is echter moeilijk te rijmen met het eerder in de nota Op weg 2)
ingenomen standpunt dat op het gebied
van de loon- en inkomstenbelasting dient
te worden gekozen voor een meer gei’ndividualiseerd stelsel van heffing. Betekent een
en ander een principiele koerswijziging?
De tijd zal het leren.

jaar wordt uiteraard op erg gebrekkige wijze compensatie verleend voor belastingheffing over schijnwinst.
Parallel aan de vermogensaftrek loopt de
voorraadaftrek. Deze faciliteit, eveneens in
1981 ingevoerd, voorziet in een extracomptabele kostenpost ter grootte van
2,25% over de fiscale waarde van de beginvoorraad, tenzij deze wordt gewaardeerd
volgens een substantialistisch waarderingsstelsel (lifo- of ijzeren-voorraadstelsel). Ter
voorkoming van cumulatie met de vermogensaftrek zal het eigen vermogen dat in de
voorraad is geinvesteerd en waarvoor voorraadaftrek wordt verkregen, voor de bepaling van de vermogensaftrek buiten aanmerking moeten blijven. Deze tegemoetkoming beoogt de financieringslasten te verlichten die met voorraadvorming samen-

Contourennota

Naast de opmerking dat de inflatiecorrectie volledig zal worden toegepast en dat
de z.g. solidariteitsheffing niet zal worden
gecontinueerd, trekt vooral de aankondiging van de Contourennota de aandacht.
De strekking van deze nota is te komen tot
een tariefsmatiging in de inkomstenbelasting en in samenhang daarmee tot een beperking van de aftrekposten. Een verbre-

ding van de heffingsbasis in ruil voor tariefverlaging. De minister heeft reeds eerder
plannen in deze richting bekend gemaakt.
Plannen in deze richting zullen echter kritisch moeten worden gevolgd, aangezien:
a. het schrappen van aftrekposten die een
draagkrachtverlagend effect hebben een
rechtvaardige verdeling van de belastingdruk kan verstoren;
b. tariefverlaging door de toptarieven te
verlagen eenzijdig voordeel biedt aan de
hoogste-inkomensgroepen;
c. de weg wordt vrijgemaakt voor nieuwe
tariefverhogingen op verbrede basis, zodat een nieuwe oneigenlijke progressie
wordt ingebouwd.

Het zou fraaier zijn geweest als ten minste de hoofdlijnen van de Contourennota in
het belastingplan zouden zijn uiteengezet.
De relevante informatie wordt thans te
zeer in verbrokkelde vorm aan de parlementariers aangeboden en ook dat komt de
beheersbaarheid niet ten goede.
Lastenverlichting bedrijfsleven

Als tweede tranche in de lastenverlichting voor het bedrijfsleven wordt aan deze
sector f. 500 mln. toegespeeld. Daartoe
zullen de percentages van de voorraadaftrek en de vermogensaftrek worden verhoogd. In 1981 werd de vermogensaftrek
gei’ntroduceerd. Het is een extra-comptabele aftrekpost op de winst ter grootte van

2,25% van de fiscale waarde van het ondernemingsvermogen op de openingsbalans
van het desbetreffende boekjaar 3).
De bedoeling van de faciliteit is te komen tot een versterking van de eigen-vermogenspositie van het bedrijfsleven. Zowel
door de belastingheffing over de schijnwinst, als door de economische dubbele
heffing van ons klassieke stelsel van vennootschapsbelasting is dit vermogen extra
sterk aangetast. Het aandeel van het eigen
vermogen in het totale vermogen voor de
groep industriele beurs-NV’s is geslonken
van 46% in 1965 tot 22% in 1980. AangeESB 6-10-1982

waar het belastbare inkomen of premie-inkomen niet leidt tot een heffing vanwege de
belastingvrije som heeft de zelfstandigenaftrek geen effect. De toepassing van deze aftrek is aan weinig criteria gebonden, zodat
deze door de kleine zelfstandigen die daar-

voor in aanmerking komen vrij algemeen
wordt toegepast. Met name in deze kring
zal de maatregel worden toegejuicht.
Reeds aanhangige wetsontwerpen

In het kader van de ombuiging op het
terrein van de sociale zekerheid wordt
voorgesteld de bejaarden- en arbeidsongeschiktheidsaftrek definitief af te schaffen.
In de Miljoenennota 1982 was reeds beslo-

ten tot een bevriezing en verlaging van deze
aftrekposten. De thans voorgestelde afschaffing leidt tot een extra opbrengst in de

hangen. Het is een specifiek op de voorraad

belasting- en sociale-premiesfeer van f. 475

gericht instrument, dat voor andere financieringsbehoeften geen tegemoetkoming
inhoudt.
De tijdelijke zelfstandigenaftrek krijgt
thans een permanent karakter. Wel wordt
de mogelijkheid open gelaten dat in een later stadium de vormgeving zal worden aangepast in het licht van de uitkomsten van

mln. Door het koppelingsmechanisme
wordt op het niveau van de sociale-minimumuitkeringen voor f. 350 mln. gecompenseerd.
Ook de intensivering van de controle en
de bestrijding van misbruik en fraude is een
aambeeld waarop men blijft hameren. Het
demonstreert hoezeer de heffingsinstanties

een nadere bezinning op de belastingheffing over de winst.
Met name bij de invoering van de tijdelijke zelfstandigenaftrek is aandacht besteed aan het verschil tussen het winstinkomen en het looninkomen voor de draagkracht van de ontvanger. Een winstinkomen is veelal niet of slechts gedeeltelijk
voor consumptie beschikbaar, omdat de financiering van de onderneming — en dus
de instandhouding van de inkomstenbron
— in hoge mate afhankelijk is van de zelffinanciering. Belastingheffing over deze
voor de continu’iteitshandhaving aan de
onderneming gebonden winst leidt — zeker
indien deze winst slechts schijnwinst omvat — tot uitholling van een gezonde financieringsstructuur van ondernemingen die
aangewezen zijn op zelffinanciering. Vooruitlopend op de uitkomsten van de studieHofstra betreffende een stelsel van inflatieneutrale belastingheffing, werd dan ook in
de vorm van de zelfstandigenaftrek een tijdelijke regeling getroffen die moest voorzien in een extra-comptabele aftrekpost op
het onzuivere inkomen, afhankelijk van de
hoogte van de winst. In 1982 geldt voor een
winst lager dan f. 67.000 een zelfstandigenaftrek van f. 2.200 verminderd met f. 220
voor elke f. 1.000 die de winst hoger is dan
f. 67.000. Deze aftrek wordt verhoogd met
een bedrag van f. 400 voor ondernemers
met een onzuiver inkomen en winst lager
dan f. 30.000 verminderd met f. 40 voor
elk bedrag van f. 1.000 waarmee de winst
f. 30.000 te boven gaat. Aangezien deze
post in mindering wordt gebracht op het

over de bodem moeten schrapen om de benodigde geldmiddelen bij elkaar te krijgen.
Ook de WIR moet op onderdelen weer in
de revisie. Nieuwe wetsontwerpen zijn ingediend met betrekking tot de uitsluiting

van de agrarische sector van enige toeslagen, alsmede met betrekking tot de verhoging van de energietoeslag. Een wetsontwerp dat zich richt op het tegengaan van
het oneigenlijk gebruik van de WIR door
de non-profitsector is in voorbereiding.
De fiscale aspecten van het gebruik ma-

ken door werkgevers met projecten in het
Midden-Oosten van de z.g. Cyprus-route
zijn nog in studie. Het belang van de Cyprus-route is ontstaan doordat onze regelingen ter voorkoming van dubbele belasting slechts in werking treden als het looninkomen in het buitenland aan de belastingheffing wordt onderworpen. Daartoe
worden werknemers ,,gestald” in Cyprus,
waar een zeer mild tarief wordt gehanteerd.
Op die wijze krijgen de werknemers een
grote belastingaftrek in Nederland. Zou
men zich beperken tot de bestrijding van de
Cyprus-route, dan dient men zich te reali-

seren dat men bezig is met symptoombestrijding. De diepere oorzaak schuilt in het
door ons gekozen stelsel ter voorkoming
van internationale dubbele-belastingheffing.
Uit de vorige Miljoenennota houden we
drie nog steeds aanhangige wetsontwerpen
over:
1. wetsontwerp 16 404 tot beperking van
de T-biljetten. Dit wetsontwerp is in

onzuivere inkomen verlaagt hij de ver-

schuldigde inkomstenbelasting en premieheffing volksverzekeringen. De waarde van
de aftrekpost neemt toe naarmate de marginale belasting- en premiedruk op het aldus verlaagde inkomen hoger is. In verliessituaties verhoogt de zelfstandigenaftrek
slechts het compensabele verlies. Daar

2) Nina fiscale hehandeling van gehuwden en
van andere mrmen van samenleren (Nota Op
H’eg), kamerstuk 15 835.
3) Het vermogensbegrip is voor toepassing van
deze faciliteit beperkt gedefmieerd. Sommige bestanddelen blijven buiten aanmerking.

1091

april 1982 opnieuw gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen zijn:

— geen extra verhoging van de aanslaggrens (oorspronkelijk was voorgesteld
een eenmalige verhoging van deze grens
tot f. 60.000);
— verdere verhoging van de grens voor
neveninkomsten tot f. 1.000 (oorspronkelijk was een verhoging van deze grens
tot f. 800 voorgesteld);
— beperking van het aantal T-biljetten
door verdere verhoging van de vaste teruggaafdrempel tot f. 300 in cijfers
1982 (eerder was voorgesteld deze beperking te bereiken via een verhoging
van de teruggaafdrempel tot f. 175 en
invoering van een nieuwe voorwaarde

— renten van schulden aangegaan ter zake
van de verwerving van de woning die de
belastingplichtige tot hoofdverblijf
dient, zijn volledig aftrekbaar voor
zover de schulden niet meer belopen

— de aanvankelijk voorgestelde overgangsregeling voor op 27 februari 1981
bestaande verplichtingen tot het doen
van periodieke uitkeringen waartegenover een prestatie is genoten vervalt.

dan het voor de verwerving van die woning aangewende bedrag tot ten hoogste

Uit hoofde van deze verplichtingen na

f. 430.000 (oorspronkelijk voorstel van
maart 1981 f. 540.000). Het bedrag van
f. 430.000, dat met ingang van 1 janua-

ri 1984 jaarlijks zal worden gei’ndexeerd, is de uitkomst van de indexering op basis van 1980 van het in de regeringsverklaring van het vorige kabi-

net genoemde bedrag van f. 375.000
(voor de toepassing van de regeling
wordt onder verwerving onder bepaalde

voor teruggaaf; die voorwaarde hield in

voorwaarden mede begrepen: verbete-

dat men in geval van looninkomsten genoten over loontijdvakken van in totaal

ring en onderhoud);

6 maanden of minder een grens van
f. 600 aan ,,aftrekposten” moest over-

schrijden; deze voorwaarde vervalt in
het herziene wetsontwerp);
— de procentuele grens voor teruggaaf
loonbelasting vervalt (in het oorspronkelijke wetsontwerp werd een verlaging
van deze grens van 5% naar 3% voorgesteld);

— de grens voor teruggaaf van ingehouden

Deze rubriek wordt verzorgd
door het Fiscaal-Economisch Instituut
van de Erasmus Universiteit Rotterdam

de ingangsdatum van het wetsontwerp
te verrichten betalingen zouden nog alleen in aftrek komen voor zover en nadat zij de destijds ontvangen prestatie te

boven zouden gaan. Thans wordt voorgesteld dat zij in aftrek blijven komen,
behoudens voor zover er voor de ingangsdatum van het wetsontwerp min-

der is betaald dan de waarde van de ontvangen prestatie. Aldus worden overeenkomstig een vanuit de Tweede Kamer geuite wens bestaande contracten
meer ontzien naarmate zij in een verder
verleden zijn aangegaan;

— de voorgestelde ingangsdatum van 1 januari 1982 wordt verschoven naar 1 januari 1983 ten einde terugwerkende
kracht te voorkomen.

— voor zover de voor verwerving van die
woning aangegane schulden het maximum van f. 430.000 te boven gaan,

Alleen het laatstgenoemde wetsontwerp
is sedert de indiening wezenlijk gewijzigd.

geldt voor het daarop betrekking hebbende deel van de renten de algemene
rentemaatregel;

De in de vakliteratuur opgeworpen kritiek
is op een constructieve manier in het wetsontwerp verwerkt. De kritiek die op de andere twee wetsontwerpen is ingebracht,

AOW/AWW blijft gehandhaafd op
f. 117 in plaats van de eerder voorgestelde verhoging tot f. 175; in gevallen
waarin teruggaaf van loonbelasting
wordt verleend, wordt de grens voor teruggaafpremies AOW/AWW verhoogd
tot f. 300 (eerder was voorgesteld een
verhoging tot f. 175);

— de hypothecair met die woning verbonden, maar niet voor de verwerving

— de datum van inwerkingtreding van de

paald maximum volledig in aftrek toe

voorgestelde wetswijzigingen wordt
verschoven naar 1 januari 1983 (was 1

te laten (de zogenaamde 60%-regeling)
vervalt;

De Miljoenennota geeft nauwelijks blijk
van enig beleid op het gebied van de belas-

— renten van op 19 maart 1982 bestaan-

tingheffing. Op het gebied van de premie-

de, door hypotheek op de woning verzekerde schulden worden steeds beschouwd als renten van schulden aangegaan ter zake van de verwerving van
die woning;

heffing inzake sociale verzekeringen wordt
een forse lastenverzwaring doorgevoerd,
zonder dat acht wordt geslagen op de inkomenspolitieke aspecten. Wederom is van

januari 1982);
2. wetsontwerp 16 677 tot beperking van
de renteaftrek. Ook dit wetsontwerp is
inmiddels weer een paar keer gewijzigd.
De thans voorgestelde algemene rentemaatregel komt na de wijzigingen in het
kort hierop neer:
— renten van tot het prive-vermogen be-

horende schulden kunnen, als er geen
vermogensinkomsten zijn, tot f. 7.500
volledig worden afgetrokken en het be-

drag aan renten daarboven voor de helft
(oorspronkelijk voorstel: f. 5.000 plus

de helft; de eerder in maart jl. aangekondigde wijziging: f. 3.500 plus de
helft);
— zijn er vermogensinkomsten, dan zijn
vorenbedoelde renten van schulden af-

daarvan aangegane schulden vallen onder de algemene rentemaatregel; het
oorspronkelijke voorstel om renten van
hypothecair met de woning verbonden
schulden die niet voor verwerving van
de woning zijn aangegaan, tot een be-

3. wetsontwerp 16 787 tot beperking van
de aftrekbaarheid van termijnen van
lijfrenten en andere periodieke uitkeringen. De belangrijkste thans bij Nota
van wijziging aangebrachte veranderin-

gen in het wetsontwerp houden het volgende in:
— ontvangen termijnen van lijfrenten en
andere periodieke uitkeringen welke
thans volledig zijn belast, worden nog

slechts in de belastingheffmg betrokken
voor zover en nadat zij de daarvoor op-

trekbaartot — globaal aangeduid — het

geofferde bedragen als betaalde lijfren-

verschil tussen de inkomsten uit vermogen en de op die inkomsten betrekking
renten, toetsbedrag genaamd, vermeer-

tepremies e.d. overtreffen (de zogenaamde saldomethode). Daarbij worden tot die opgeofferde bedragen niet
gerekend de premies e.d. die op het in-

derd met f. 7.500 en daarboven voor de

toetsbedrag, doch ten minste f. 3.500,

gebracht en de wegens een stamrechtvrijstelling onbelast gebleven baten. Dit
aanvullende voorstel voor ontvangen
termijnen van lijfrenten enz. waarvoor

plus de helft).

nen leiden. De eerder vermelde bezwaren
zijn in grote lijnen nog steeds van

kracht 4).
Conclusie

een gericht inkomensbeleid geen sprake.
Op het gebied van de behandeling van de
dubbele inkomens binnen een huishouding
is zelfs sprake van tegenstrijdigheid in beleidsuitgangspunten.
De wetgevende arbeid op het fiscale terrein verloopt traag en moeizaam. Aan een
fundamentele herziening van het belastingstelsel komt men niet toe. De aangekondigde Contourennota — die overigens
ook al in de vorige Miljoenennota was aangekondigd — kan daartoe een eerste stap
zijn. Het lijkt mij evenwel wenselijkdat de
regering de hoofdlijnen van haar beleidsvoornemens zoveel mogelijk in de Miljoenennota neerlegt. Aankondiging van allerlei al of niet op korte termijn te verschijnen

komen in mindering konden worden

helft (oorspronkelijk voorstel: toetsbedrag plus f. 5.000 plus de helft; in

heeft niet tot een wezenlijke wijziging kun-

premie is betaald vormt een logisch

hebbende aftrekbare kosten, andere dan

maart jl. aangekondigde wijziging:

De voorgestelde maatregel betreffende
de rente-aftrek inzake schulden op de
eigen woning houdt het volgende in:
1092

complement van de reeds in het wetsontwerp opgenomen regeling voor betaalde termijnen van lijfrenten enz.
waartegenover een prestatie is genoten;

afzonderlijke nota’s komt de duidelijkheid
van het beleid niet ten goede.
L. G. M. Stevens

4) Zie Belastingplan 1982, ESB, 30 September
1981.

Auteur