Ga direct naar de content

Bankbesparingen en fiscale informatieplicht

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 30 1988

Bankbesparingen en
fiscale informatieplicht
In dit artikel wordt ingegaan op de
groei van de spaarmiddelen bij de banken in 1987. Uit de onlangs bekend geworden spaargegevens over 1987
blijkt, dat vorig jaar bij de banken per
saldo / 3,7 mrd. meer aan spaargeld is
opgevraagd dan ingelegd. De opvragingen concentreerden zich in de tweede
helft van het jaar en kan niet los worden
gezien van de aangekondigde informatieplicht van banken aan de fiscus over
rente op spaartegoeden. Om de zojuist
genoemde ontwikkeling in een kader te
plaatsen, wordt hierna in het kort ingegaan op het verloop van de spaartegoeden bij banken vanaf 1970. Vervolgens
wordt de situatie in 1987 besproken1.
Daarbij wordt globaal aangegeven in
welke richting het aan banken onttrokken of onthouden spaargeld mogelijk is
aangewend. Tot slot wordt nog iets gezegd over de te verwachten ontwikkeling inzake de vrije gezinsbesparingen
bij banken in het lopende jaar.

Ontwikkeling vanaf 1970
In de eerste helft van de jaren zeventig was sprake van een gemiddelde
jaarlijkse groei van de bankbesparingen met / 4 mrd. (zie de label); het
spaarverschil (inleggingen minus opvragingen) en de rentebijschrijving
droegen daaraan globaal in gelijke
mate bij. Van 1975 tot 1978 werd de
spaargeldontwikkeling vertekend door
de verschuiving van bedragen tussen
spaarrekeningen en termijndeposito’s.
De laatstgenoemde vielen nietonderde
spaargelddefinitie. In 1978 is de definitie aangepast; vanaf toen zijn in de
spaartegoeden ook de particuliere termijndeposito’s tot / 500.000 begrepen.
Sinds 1978 wordt de ontwikkeling van
de spaartegoeden dus niet meer vertekend door de verschuiving tussen de
genoemde spaarvormen.
De spaaraanwas in de tweede helft
van de jaren zeventig was, ook historisch gezien, aanzienlijk. Destaging van
de verkoopopbrengsten van bestaande
woningen, alsmede een door de minder
gunstige economische ontwikkeling optredende verschuiving van de beleggingsvoorkeur van gezinnen van effecten naar spaarrekeningen speelde hierbij een grote rol.

ESB 23-3-1988

In de volgende periode van vijf jaar
werden de mutaties in de totale bankbesparingen voor meer dan de helft bepaald door de bijgeschreven rente. In
1983 was zelfs sprake van een groot
negatief spaarverschil, hetgeen voornamelijk werd veroorzaakt door de
zuigkracht van staatsobligaties op de
spaargelden. Vanaf 1984 begonnen de
besparingen van gezinnen bij de banken weer aan een opwaartse groeibeweging. Aan deze ontwikkeling kwam
vorig jaar een einde.

realiseren. Op 1 juli 1987 vond door het
ministerie de daadwerkelijke aankondiging van de maatregelen plaats.
Gedurende de eerste helft van 1987
was, ten opzichte van de overeenkomstige periode een jaar eerder, reeds
sprake van een enigszins achterblijvende spaargeldontwikkeling. Kennelijk
werd er toen al geanticipeerd op de
aankondiging van de beleidsmaatregelen inzake rente-inkomsten.
Na de bekendmaking van de fiscale
informatieplicht begin juli deed zich tot
eind vorig jaar maandelijks een forse
ontsparing voor. Aanvankelijk werd nog
verwacht dat deze ontwikkeling slechts
De ontwikkeling in 1987
tijdelijk zou zijn, mede samenhangend
met de vakanties. In het verdere verMede naar aanleiding van een ren- loop van het jaar versterkte de ingezettesteekproef van het CBS, waaruit te beweging zich echter. De beslissing
bleek dat jaarlijks zo’n / 1,5 mrd. aan van de Minister van Financien in oktobelastbare rente-ontvangsten werd ver- ber, dat een rentevrijstelling van maxizwegen voor de fiscus, werd eind 1986 maal / 500 per kind en afschaffing van
door het Ministerie van Financien in de de saldering van ontvangen met betaalnota Uitvoering van de financiele taak- de hypotheekrente reeds met terugwerstelling ten aanzien van fraudebestrijkende kracht vanaf 1 januari 1987 zouding in de fiscale sfeer, tot verruiming den gelden, kon het tij niet meer doen
van de verplichting tot informatievoor- keren. In het laatste kwartaal van vorig
ziening door het bankwezen aan de be- jaar was zelfs sprake van een aanzienlastingdienst inzake de rentebetalingen lijk ongunstiger spaargeldontwikkeling
besloten. Dit was een van de drie maat- dan in het derde kwartaal. In december
regelen om te voldoen aan het in het beliepen de netto opvragingen maar
Regeerakkoord gestelde doel in de pe- liefst / 1,6 mrd., ofte wel het hoogste
riode tot en met 1990 structureel / 1 bedrag dat ooit in een maand netto aan
mrd. extra aan belastingopbrengsten te spaargeld werd onttrokken aan het
bankwezen.
Voor het jaar als geheel resulteerde
Tabel. Ontwikkeling spaartegoeden, in een negatief spaarverschil van / 3,7
mrd. Dank zij de rentebijschrijving van
mln. gld.
/ 5,1 mrd. kon toch nog een positief
Jaar
Toeneming
waarvan:
spaarsaldo van / 1,4 mrd. worden gespaartegoed spaar- renteregistreerd, waardoor het totale spaar(gem. per jaar) verschil bijschr.
tegoed ultimo 1987 op bijna / 152 mrd.
uitkwam.
1970-1974
4.013
2.112
1.901
De netto opvragingen van / 3,7 mrd.
1975-1979
10.710
4.074
6.636
in 1987 staan tegenover netto inleggin1980-1984
7.321
1.843
5.478
gen van / 2,3 mrd. in 1986. Hieruit volgt
5.858
1985a
849
5.009
dat in 1987 de ontwikkeling / 6 mrd. on7.444
1986
2.315
5.129
gunstiger was dan in het daaraan voor-3.727
1987
1.406
5.133
afgaande jaar. Als de achterliggende
bruto stromen in ogenschouw worden
a. In verband met een definitie-aanpassing zijn de
gegevens vanaf 1985 niel geheel vergelijkbaar met
genomen, blijkt dat vorig jaar in totaal
die in voorgaande jaren. Vanaf 1985 bestaan de
/ 2,5 mrd. meer werd ingelegd en / 8,5
spaargegevens alleen uit tegoeden van ingezetemrd. meer werd opgevraagd dan in
nen, zowel in guldens als in vreemde valuta; voorts
1986.
bevatten ze de werkelijk bijgeschreven rente. Voor
1985 behoorden tot de spaartegoeden ook de tegoeden van niet-ingezetenen (in guldens) en bevatten de cijfers een toegerekende rente.
Bron: CBS.

1. Zie ook het Economisch Kwartaalbericht
1988/1 van de Stafgroep Economisch Onderzoek, Rabobank Nederland.

315

H.J. Docter en C.T.M.Stokman: Het
innovatieproces; een stapsgewijze
benadering. Economisch Instituut voor
het Midden- en Kleinbedrijf, Zoetermeer, 1988.
M.J. Huiskamp: Ondernemingsstrategie en arbeidsverhoudingen. Research memorandum 1987-46, Economische Faculteit, Vrije Universiteit, Amsterdam, 1987.

H. Visser: Austrian thinking on international economics. Research meDe ontwikkeling van de koopkracht,
de particuliere bestedingen en de consumptieve kredietverlening waren vorig
jaar zodanig dat bij afwezigheid van de
renterenseigneringsmaatregelen een
overeenkomstige spaargeldontwikkeling als in 1986 kon worden verwacht.
Gegeven de feitelijke ontwikkeling kan
hieruit dus worden afgeleid dat vorig
jaar zo’n / 6 mrd. aan spaargeld aan
het bankwezen is onthouden of onttrokken.
Uit het verloop van de bankbiljettencirculatie kan worden geconcludeerd
dat een groot gedeelte van het (potentiele) spaargeld in de oude sok is terechtgekomen. Vanaf juli is het aantal
bankbiljetten in omloop namelijk aanzienlijk gestegen, zoals de figuur laat
zien. Weliswaar komen er elk jaar in de
zomermaanden meer bankbiljetten in
omloop in verband met de vakanties,
maar na enige weken keren die dan
doorgaans weerterug bij de Nederlandsche Bank. Daarna is dan meestal weer
sprake van een normaal weekpatroon,
zij het op een wat hoger niveau. Vorig
jaar deed dit laatste zich echter niet
voor; een gedeelte van het extra aantal
bankbiljetten in omloop keerde niet terug en werd dus in contanten aangehouden. In de figuur is duidelijk te zien
dat de extra groei in de tweede helft van
het jaar, vergeleken metdezelfde periode van 1986, steeds grater werd. Op het
einde van 1987 was de groei zelfs 10%
ten opzichte van eind 1986. Het nationale inkomen, dat als indicator voor de
trendmatige ontwikkeling van de bankbiljettenuitgifte kan worden beschouwd,
kende vorig jaar slechts een marginale
stijging. Hieruit kan worden afgeleid dat
vorig jaar zo’n / 2,5 mrd. aan
(spaar)geld uiteindelijk in de oude sok
is verdwenen.
Voorts zijn door particulieren eind oktober en in november als reactie op de
val van de beurskoersen aanzienlijke
aankooporders voor effecten geplaatst
die gedeeltelijk werden gefinancierd
met spaargeld. Bovendien was in het
vierde kwartaal, en dan met name in december, sprake van een sterker con-

316

sumptiepatroon dan op basis van de
ontwikkeling in de eerste drie kwartalen
en rekening houdend met seizoensinvloeden mocht worden verwacht. Een
en ander leidt tot de raming, dat vorig
jaar ongeveer / 1,5 mrd. aan (potentieel) spaargeld is aangewend voor aandelen en consumptie samen.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid, dat van het aan het bankwezen
onthouden of onttrokken spaargeld circ a / 2 mrd. naar het buitenland is gebracht. Een indicatie voor de plausibiliteit van dit cijfer vormt de stijging van de
netto uitvoer van kort particulier kapitaal
in het derde kwartaal, waarvan volgens
de Nederlandsche Bank een aanzienlijk deel in verband stond met de fiscale informatieplicht van banken2. Naar
verwachting heeft deze ontwikkeling
zich in het vierde kwartaal voortgezet.

L.J.J. van Eekelen: De invloed van de
schuldencrisis op de solvabiliteit
van twaalf zeer grote banken in de
Verenigde Staten. Research memorandum 1987-43, Economische Faculteit, Vrije
1987.

Universiteit, Amsterdam,

P. van Dijck en E. Hoogteijling: The
syndrome of protectionism and the
prospects for trade liberalisation in
developing countries. Research memorandum 1987-56, Economische Faculteit, Vrije Universiteit, Amsterdam,
1987.

P. van Dijck: Towards a global system of trade preferences among developing countries. Research memorandum 1987-55, Economische Faculteit, Vrije Universiteit, Amsterdam.

Tot slot
De maatregelen inzake de fiscale informatieplicht van banken hebben in de
tweede helft van vorig jaar bij het publiek ‘schrikreacties’ uitgelokt die resulteerden in een omvangrijke afvloeiing
van spaarmiddelen. De maatregelen
met betrekking tot de rente-inkomsten,
te weten de verhoging van de vrijstelling, de afschaffing van de saldering
met betaalde hypotheekrente, alsmede
de versoepeling van het navorderingsbeleid, zullen waarschijnlijk leiden tot
enig herstel van de spaarmiddelengroei
van de banken. Daarbij moet niet worden uitgesloten dat het grootste gedeelte van het spaargeld dat vorig jaar in de
oude sok is gestopt, dit jaar reeds de
weg naar de diverse spaarvormen bij
het bankwezen weer weet te vinden.

Annemarie Rijkers
Werkzaam bij de Stafgroep Economisch Onderzoek van Rabobank Nederland. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel.
2. De Nederlandsche Bank, Kwartaalbericht
1987/3, biz. 8.

morandum 1988-1, Economische Faculteit, Vrije Universiteit, Amsterdam,
1988.

J.G. Knol en B. Kee: Economic reality; the problem of the relation between economic science and reality.
Research memorandum 1987-45, Economische Faculteit, Vrije Universiteit,
Amsterdam, 1987.
C.L.J. van der Meer, S. Yamada en F.
Egaitsu: Productivity and income in
dairy farming in Japan and the Netherlands in 1983/84. Research memorandum nr. 230, Instituut voor Economisch Onderzoek, Rijksuniversiteit
Groningen, 1987.
R.P.B. van der Laan Bouma: Ondernemingsvormen in Denemarken.
Rapport 8606, Centrum voor Bedrijfseconomisch Onderzoek, Erasmus Universiteit Rotterdam, 1987.

H. Schaffers: Experimental financial
decision making; theory and methods. Rapport 8619, Centrum voor
Economisch Onderzoek, Erasmus Universiteit Rotterdam, 1986.

Auteur