Ga direct naar de content

‘Artsen en ziekenhuizen hebben totaal geen baat bij preventie, vanuit gezondheidseconomie kunnen we dat verbeteren’

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 19 2024

Hans van Kippersluis is Hoogleraar Toegepaste Economie aan Erasmus School of Economics en werkzaam voor het Erasmus Centre for Health Economics Rotterdam (EsCHER). Met meer dan 100 gezondheidseconomen speelt EsCHER een prominente rol in methoden die bijdragen aan effectiever, op feiten gebaseerd beleid en rechtvaardigere en efficiëntere gezondheidszorgstelsels.

Over de interviewreeks Economische Invloeden

Dit interview is deel 5 van een reeks interviews die journalist Peter Olsthoorn onafhankelijk hield met economische wetenschappers voor het project De Uitdagingen van Transitie van de decanen economie en bedrijfskunde.

 

Bekijk hier de overzichtspagina.

Van Kippersluis onderzoekt wisselwerking tussen genen en omgeving en ongelijkheden in onderwijs- en gezondheidsresultaten. Hij publiceerde in toptijdschriften als Journal of Health Economics, Journal of Human Resources, Nature Human Behaviour, Nature Communications en AEJ: Applied Economics, and Economic Journal.

In 2013 ontving Van Kippersluis een VENI-beurs, in 2017 een grote Norface subsidie en onlangs bijna drie miljoen euro Marie Curie Doctoral Network subsidie voor het opzetten van het European Social Science Genetic Network.

In een april 2022 hield Van Kippersluis zijn oratie: een reflectie op de genetica, en in het bijzonder op wat vooruitgang in het begrip van nature en nurture betekent voor kansengelijkheid. Hoe moeten we omgaan met ongelijke kansen als gevolg van genetische nadelen?

In het tweede deel van de inaugurele lezing richtte Van Kippersluis zich op het ontwerp van interventies die een duurzame adoptie van gezondere gewoonten bewerkstelligen, en hoe artsen actiever kunnen worden in dit soort preventie.

Hans van Kippersluis – Foto: Chris Gorzeman

Van Kippersluis leidt een onderzoek met de i2be app van bedrijf Avegen. Deelnemers meten met een Fitbit hun fysieke activiteit gedurende acht weken en krijgen verbetersuggesties. De app biedt spelelementen zoals beloningen. Dit is toegepast bij vrouwen die gedurende zwangerschap hoge bloeddruk ervoeren en werden aangezet tot fysieke activiteiten. Werkte het?

“De app is heel goed ervaren en het niveau van de activiteiten ging omhoog. Echter, verschillende interventies zoals mindfulness en vormen van ‘commitment’ bleken geen extra effect te sorteren. Het lijkt erop dat meedoen aan onderzoek met observatie op zich effectief blijkt, grotendeels onafhankelijk van de precieze content van de app. Wellicht was deze groep te gemotiveerd dat het type interventie niet uitmaakte; wat teleurstellend was.”

Misschien moet u eens een groep stratenmakers proberen?

“De samenwerking tussen psychologen en gezondheidswetenschappers van Erasmus Medisch Centrum en gedragseconomen van ESE was interessant, maar dit was erg gericht op de hypothese dat individuele hulp met informatie en aanreiken van vaardigheden effect sorteert. De sociale omgeving is wellicht minstens zo belangrijk. We moeten inderdaad het effect van de verschillende stimuli voor gezonder leven bekijken in verschillende sociale omgevingen. Kunnen we barrières tot fysieke activiteit helpen slechten?”

Dus jullie moeten ook sociologie erbij betrekken? En nog breder?

“Jawel, voor de volgende test doen we dat zeker. Er zijn met economie nog veel stappen te maken om tot breder multidisciplinair onderzoek te komen. Dit wordt vaak met de mond beleden en voor het verkrijgen van beurzen is multidisciplinair onderzoek vaak een vereiste. Maar aan economische faculteiten word je als onderzoeker vooral beoordeeld op het publiceren in puur economische tijdschriften.”

Wat gaat u eraan doen nu u hoogleraar bent?

“Vooral voor jongere onderzoekers moeten we duidelijker guidance bieden: kunnen ze carrière maken met multidisciplinair onderzoek samen met medici, biologen etc. of moeten ze zich vooral in de economische wetenschap bewijzen?”

In hoeverre denkt u menselijk gedrag voor preventie te kunnen beïnvloeden of verbeteren?

“Richard Thaler won een Nobelprijs met nudging, met subtiele aanwijzingen tot gedragsverandering aanzetten. Maar je moet mensen in charge laten om van de gewenste keuze af te wijken. Je mag koekjes in de supermarkt minder opvallend aanbieden, maar niet weghalen. Je kunt mensen premievoordelen bieden met een zorgverzekering aangepast aan het gedrag, maar niet uitsluiten van verzekeringen. Keuze moet blijven.”

Dat is de ethiek, maar welk onderzoek wilt u doen naar grenzen van gedragsverandering voor gezondheid?

“Nudges en andere interventies werken op korte termijn vaak goed, op lange termijn beperkt. Kleine interventies schieten veelal tekort. We moeten de hele context onderzoeken, inclusief sociale druk, psychisch ervaren, de rol van nurture en nature in menselijk gedrag en in het effect van interventies.

Met preventie telt de hele zorgketen inclusief artsen en ziekenhuizen. Die hebben nu totaal geen baat bij preventie. Ze worden betaald voor genezing met nauwelijks economische prikkels om bezoek en behandeling te voorkomen. Economen zijn bij uitstek geschikt om die prikkels voor preventie te ontwikkelen, ook materieel. Daar moet de samenleving echt over debatteren, het reikt veel verder dan het effect van een app testen.”

U noemde verzekeringen, hoe kunnen die bijdragen aan economisch interveniëren?

“Ik heb daar wel twijfels bij, nog afgezien van de ethische vraag of je dan het solidariteitsprincipe van verzekeringen uitholt. Op de eerste plaats is het niet duidelijk dat mensen die ongezond leven en eerder sterven over hun hele leven meer zorgkosten genereren. Ten tweede toont onderzoek tot nu toe aan dat beloningen duidelijk en direct moeten zijn. Een lagere verzekeringspremie is niet tastbaar genoeg, omdat deze eenmalig wordt geïnd. Voor een besluit om te gaan hardlopen op een middag in oktober weegt de verzekeringspremie niet mee.”

U bent ook Academic Lead of the Erasmus Initiative Smarter Choices for Better Health. Hoe ziet dat eruit en wat is het doel? Doet het bedrijfsleven mee?

“Dit is een initiatief van de Erasmus Universiteit om kennis en kunde op het thema gezondheid te bundelen over faculteiten heen. Met het Erasmus MC als belangrijk onderdeel van de Erasmus Universiteit, en de grootste groep gezondheidseconomen van Europa bij Erasmus is het logische doel om verschillende expertises te koppelen voor maatschappelijk relevant onderzoek. Bijvoorbeeld ‘kunnen we ongelijkheid in gezondheid meenemen in kosteneffectiviteit van nieuwe medische technologie?’, of ‘wat zijn goede kwaliteitsindicatoren van ziekenhuizen en hoe reageert medisch personeel op feedback?’

U toont als econoom grote belangstelling voor genetica en mag drie miljoen euro verspijkeren van het European Social Science Genetic Network. Wat wilt u onderzoeken en hoe?

“Wij passen allerhande genetische data toe om al lang onderzochte thema’s op nieuwe wijze te benaderen. Ten eerste de samenhang tussen nurture en nature in gedrag, dat waren tot voor kort volledig gescheiden terreinen voor bèta en alfawetenschap, zoals biologie versus sociologie. Sociale wetenschappen negeerden de genetica, en biologen onderzochten genetische factoren vooral in hun lab. Nu verbinden we onderzoek naar de interacties tussen nature en nurture en dit is reuze boeiend: welke genetisch aanleg brengt in welke sociale omstandigheden welk gedrag teweeg? Onder welke omstandigheden zijn genetische factoren en omgevingsfactoren complementair in gezondheid en onderwijs?

Een tweede voorbeeld, nog fascinerender, is de generationele overdracht; we weten al decennia dat er een relatie is tussen uitkomsten van ouders en die van hun kinderen, bijvoorbeeld in onderwijs, inkomen, gezondheid. Wat is de invloed genetische en van sociale overdracht op het doorgeven van rijkdom, opleiding? We kunnen nu met genetische informatie de overdracht beter begrijpen.

Samenvattend is dit een verbreding van het traditionele onderzoek naar gelijkheid van kansen, wat traditioneel vrij eenzijdig sociaaleconomische achtergrond behelst, met weinig aandacht voor de genetische kant. Beide aspecten zijn arbitrair en vaak gratuit: je krijgt beide mee van je ouders. Hoeveel procent van het inkomen van mensen is te danken aan factoren waarvoor individuen de sociale en biologische factoren meekregen van hun ouders en sociaaleconomische context? Je krijgt dan een beter beeld van de kansen en eigen inbreng.”

Maar welke genen neem je dan specifiek?

“Voor 20 dollar kun je het hele DNA van mensen uitlezen. Collega-onderzoekers hebben vervolgens de variaties in DNA tussen mensen in een statistisch model gegoten en gerelateerd aan andere data zoals over inkomen en opleiding. Voor elke uitkomst kun je een gewicht hangen aan een bepaald punt in het DNA. En dat kun je aggregeren tot een score, een index, en deze gebruiken voor generieke uitspraken.

Dus het gaat niet over één specifiek gen, maar ook een brede index die iets zegt over iemands genetische predispositie. Voor de duidelijkheid, dit is geen ‘fortune teller’ of deterministische variabele, en het verklaart slechts een zeer beperkt deel van de uitkomsten die ik noemde. Maar het is wel een interessante nieuwe tool in de toolbox van sociale wetenschappers.”

Ook een risicovol terrein?

“Zeker, met dit onderwerp moeten we ons heel bewust zijn van de gevaren en historische fouten die zijn gemaakt. Maar mijn idee is dat het simpelweg negeren van genetische verschillen tussen mensen niet het juiste tegengif is tegen kwalijke ideeën over genetisch determinisme.”

Wat vindt u zo leuk aan onderzoek?

“De afwisseling tussen onderwijs en onderzoek vind ik fantastisch. Vanuit onderwijs krijg je veel directe waardering en inspiratie voor onderzoek, en onderzoek biedt mij verdieping voor onderwijs. Economie helpt om menselijk gedrag beter te begrijpen en om de wereld en levens van mensen te verbeteren. Ik doe toegepaste economie met bijvoorbeeld empirische technieken om maatschappelijke problemen te begrijpen en te helpen oplossen.”

U was enkele jaren wetenschappelijk actief in Hong Kong, en frequenteert de University of Southern Californië voor onderzoek. Kunt de verschillen duiden?

“In Californië heb ik een fellowship bij de onderzoeksgroep van de Nederlander Arie Kapteyn. De strijd om grants is competitiever dan hier, omdat er geen geldstroom voor onderwijs is. In HongKong had ik een grotere cultuurschok verwacht, maar binnen de universiteit werken veel Chinezen zelfstandig met een Westerse PhD. Wel is in het onderwijs de afstand tot studenten groter dan hier. Studenten hier uiten kritiek, zeker als ze onvoldoendes halen terwijl in Hong Kong ze de oorzaken bij zichzelf zoeken. Ik vond dat zo’n andere ervaring.”

Tot slot een kritische vraag: Rotterdam heeft twee business schools onder één dak, de ESE en RSM. Waarom?

[Lachend] “Als vijandig. Er is een overlapping, vooral in wat de ESE bedrijfseconomie noemt en RSM Bedrijfskunde; vooral thema’s als finance en marketing. Laatst stelde een visitatiecommissie dezelfde vraag; dat het naar de buitenwereld niet te verkopen is, onder één dak twee faculteiten met dezelfde ondersteunende afdelingen. Echter, het zijn ook de twee grootste faculteiten van de Erasmus Universiteit, met elk 7.000 tot 8.000 studenten en honderden medewerkers.”

Auteur

Categorieën

Plaats een reactie