Ga direct naar de content

Aristoteliaanse economie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 21 1995

Aristoteliaanse economie
Er wordt beweerd dat de samenleving verzakelijkt.
Zij die dit beweren wijzen op de terugtrekkende overheid, de hausse van privatiseringen, de oprukkende
commerciele mentaliteit, de afnemende solidariteit,
de strakkere regeling van sociale voorzieningen, en
de toenemende neiging van werknemers om Voor
zichzelf te beginnen’. De wereld zou zich dus langzamerhand schikken naar het beeld dat Adam Smith
schetste van de commerciele samenleving: “ieder
voor zich, de onzichtbare hand van God voor ons alien”. Leve homo economicus! Het economenparadijs
is nabij!
Het moge zo zijn, maar dan alleen voor de korte
termijn. Neemt u afstand van het gewoel van de laatste jaren en kijkt u verder dan de economenneus
lang is, dan ziet u een andere, lange-termijntrend die
juist de omgekeerde richting opgaat. Want terwijl een
deel van de samenleving is gecommercialiseerd gedurende de afgelopen drie eeuwen, is een ander deel
gedecommercialiseerd. Terwijl in het ene deel de wetten van de markt gelden, is de moraal oppermachtig
in het andere.
De decommercialisering is het duidelijkst in de
persoonlijke sfeer. Handel in mensen was normaal in
de traditionele gemeenschap, maar is taboe in de moderne maatschappij. Huwelijken zijn gedecommercialiseerd, de traditionele bruidschatten zijn uit den boze.
Huwelijksrelaties behoren geen economische transacties te zijn zoals eertijds, maar moeten gebaseerd zijn
op liefde en als die er niet is op wederzijdse trouw.
Ook kinderen zijn gedecommercialiseerd1. Tot
voor kort — pakweg een eeuw geleden – waren kinderen in de eerste plaats een economisch goed en
dienden als een bron voor additioneel inkomen en
als oudedagsvoorziening. Omdat zoveel kinderen
dood gingen, moesten er veel geproduceerd worden.
Hoe anders is de situatie nu, althans in gemoderniseerde landen. Moderne ouders hechten veel emotionele waarde aan hun kinderen en aflezende aan wat
ze voor hun kinderen overhebben, neemt die waarde
alleen maar toe. Een safari in Kenia heeft een beetje
ouder nu wel voor een kind over. Kinderen hebben
ongetwijfeld veel baat bij een goede opvoeding.
Toch denken we er niet aan een prijskaartje aan de
opvoeding te hangen. Stelt u zich eens voor dat we
onze kinderen de rekening zouden presenteren: “Esmeralda, het is leuk geweest; je bent ons/ 256.457
verschuldigd. Als je nu eens begint met een maandelijkse afbetaling van/ 1000″. Economisch klopt dit,
maar moreel niet. Als ouders mogen we er zelfs niet
aan denken een prijskaartje aan de opvoeding te hangen. (Blijven we zitten met het raadsel waarom we
dan zoveel geld overhebben voor een kind. Want afgaande op het geweeklaag van ouders met oudere
kinderen geven kinderen uiteindelijk niet de emotionele bevrediging die de kosten rechtvaardigt.)
De de-economisering van de ouder-kind-relatie
werd overigens mogelijk gemaakt door de overheid

ESB 21-6-1995

die de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de oude dag van de
ouders op zich heeft genomen. In
het algemeen staat de groeiende
invloed van de overheid gelijk aan
een afnemende invloed van de
markt. De overheid werkt decommercialiserend. Het omgekeerde is
ook waar: een terugtrekkende overheid werkt de commercialisering in
de hand. Maar laten we wel wezen.
Zoveel stelt die terugtrekkende beweging ook niet voor.
De religie is in de Reformatie al
gedecommercialiseerd. Luther met
name wilde af van de commerciele
aflaatpraktijk van de rooms-katholieke kerk die zondaars in staat stelde vergeving te krijgen tegen betaling. Als gevolg betaalt de kerkganger
nog steeds niet aan de ingang en blijft een therapeutisch onderhoud met de dominee of priester gratis.
De kunstwereld is iets scheutiger met het toestaan
van commerciele transacties — voor schilderijen en
opera’s moet per slot van rekening betaald worden maar men doet er alles voor om de geldelijke transactie tot een minimum beperkt te houden. Geld blijft
iets vies in deze wereld. Dit in tegenstelling tot vroeger, toen schilders gedetailleerde contracten afsloten
waarin onder meer gespecificeerd werd welke verf
voor de overeengekomen prijs gebruikt werd.
De voorbeelden geven aan dat grote delen van
de moderne samenleving zich aan het beeld van
Adam Smith onttrekken. De wijze waarop we onze
persoonlijke maar ook zakelijke relaties beleven, beantwoordt eerder aan het morele beeld dat de andere
vader van de economie, Aristoteles, gaf. In de wereld
van Aristoteles draait alles om het goede. Aristoteles
achtte de economische ruil (chrematistike) moreel
verdacht omdat ze de mens af zou leiden van zijn
morele verantwoordelijkheden, zoals participatie in
het burgerlijk debat en zorg voor de huishouding. De
markt werkt demoraliserend, gaf ook Lubbers onlangs toe in een evaluatie van zijn zakelijk beleid.
Het is daarom niet voor niets dat de moderne mens
de markt op allerlei gebieden op een afstand houdt.
Van de markt alleen kunnen we niet leven.
Een bladzijde is te kort om de Aristoteliaanse dimensie van de economie uit te werken. Mijn opzet is
ervoor te pleiten dat economen het werk van Aristoteles, maar ook het eigenlijke meesterwerk van Adam
Smith, zijn Theory of the moral sentiments, eens uit de
bibliotheek halen om hun wortels te herontdekken.
Een andere, niet commerciele, wereld zal voor hen
opengaan. Het zou een verdieping zijn van de economische wetenschap en economische volkswijsheden.
1. Hun verhaal vindt u mooi beschreven in Viviana Zelizer,
Pricing the priceless child, 1985.

A. Klamer

Auteur