Ga direct naar de content

Arbeid en arbeidsmarkt

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 4 1992

Arbeid en arbeidsmarkt
J. Hartog en J.J.M. Theeuwes*

H

et nationaal economiedebat heeft veel voorstellen opgeleverd op bet terrein van
arbeid en arbeidsmarkt. Vaak klinkt daarin ontgoocheling door over de
effectiviteit van bet overheidsbeleid. De markt moet bet nu maar eensproberen.
Daarmee sluiten veel ideeen nauw aan bij de gangbare discussie over arbeid en
arbeidsmarktbeleid. Flexibelepensionering, verlenging van de bedrijfstijd,
activerend arbeidsmarktbeleid en meer scholing voor werkenden zijn daar
voorbeelden van. Het aantal echt originele ideeen is beperkt, maar ze mogen er
wel wezen.

De Amerikaanse bruid
Als we een prijs voor het meest originele voorstel
hadden mogen uitreiken dan hadden we die zonder
aarzelen gegeven aan het idee om kindercreches te
vestigen in bejaardenhuizen. In plaats van met bingo en verplicht knutselen, zouden de bejaarden zich
bezighouden met voorlezen, spelletjes, misschien
wel dieffie-met-verlos. Jong en oud zou er voordeel
bij kunnen hebben en er wordt bovendien efficient
gebruik gemaakt van braakliggende bejaardencapaciteit.
Het bejaardenhuis-cum-kindercreche voorstel (Morgenrood en Avondzon ineen) is ook aantrekkelijk
omdat het twee belangrijke arbeidsmarktfacetten
combineert: de participatie van ouders met jonge
kinderen en de vergrijzing van de bevolking. Het is
tevens een oplossing zonder extra overheidsbemoeienis. Of staan er misschien toch net weer wetten in de weg tussen voorstel en uitvoering?
In dit eerste artikel over de verschillende deelterreinen van het nationale economiedebat willen we de
voorstellen over de arbeidsmarkt de revue laten passeren. We kunnen met de beste wil van de wereld
niet alles bespreken. Wat we behandelen is een selectie van een selectie. Hopelijk hebben we hiermee
de essentie van de verbeelding van arbeidsmarkthervormers te pakken en doen we niets tekort aan
de originaliteit van de bedenkers.
We zullen de voorstellen op een rijtje zetten en er tevens vaak impliciet of expliciet een oordeel over vellen. Onze impliciete criteria zijn niet altijd duidelijk,
maar we zijn ons in elk geval bewust van de volgende twee uitgangspunten.
Ten eerste vertonen we zeer veel begrip voor het
terugdringen van de overheidsbemoeienis in de arbeidsmarkt. We laten ons hierbij voor een stuk meeslepen door de wereldwijde omslag naar meer
marktwerking in elke economic, maar er is ook ontgoocheling over de effectiviteit van het overheidsbeleid in de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid.
Voorstellen voor meer overheid moeten nu wel heel
sterk uit de hoek komen.
De tweede wegingsfactor is economische efficientie: voorstellen die worden gedaan uit rechtvaardig-

heidsoverwegingen, om een moreel betere maatschappij te creeren, zijn ons weliswaar sympathiek,
maar indien de efficientieverliezen op het eerste gezicht al verschrikkelijk groot uitvallen zullen we niet
nalaten daar op te hameren.
Om enige ordening aan te brengen in de veelheid
van voorstellen Helen we ons inspireren door de
Amerikaanse bruid. Een Amerikaanse bruid wordt
verondersteld in haar bruidskleding de volgende ingredienten te verwerken: “something old, something new, something borrowed, something blue”.
De reeks voorstellen die over arbeid en de arbeidsmarkt binnenkwamen vomit ook een wat bijzonder
assortment van oude en nieuwe dingen, van geleende en gekke dingen. ‘Blue’ heeft veel betekenissen
in het Engels: conservatief, obsceen, dronken en
triest. Wij vertalen het hier als ‘gek’, maar daar mag
u zich rustig blauw aan ergeren.
‘Oude dingen’ zijn voorstellen die naar ons oordeel
hun tijd hebben gehad en kunnen worden afgeschreven. ‘Geleende dingen’ behelzen voorstellen
die al in de maatschappelijke discussie zijn geweest
of daar nog inzitten en in die zin niet echt origineel
zijn. ‘Gekke dingen’ zijn gewoon dolle, dwaze of onuitvoerbare voorstellen en ten slotte de meest waardevolle: de echt nieuwe, volgens ons aantrekkelijke, voorstellen.

Oude dingen
We hebben het geprobeerd en het heeft niet gewerkt. Desondanks zijn er nog mensen die onvervaard suggereren om de arbeidstijd te verkorten. De
voorstellen komen in allerlei varianten: naar 32 uur
per week of minder, afhankelijk van de bedrijfstak;
naar 4,5 uur per dag met behoud van inkomen in de
zware beroepen (verpleging, bouwvak); naar 35 uur
per week in 3,5 werkdag in bedrijven die 7 dagen
per week draaien; of verlenging van de bedrijfstijd
tot 6 dagen per week zodat partners duo-banen van
drie dagen per week kunnen combineren.

* De auteurs zijn hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, respectievelijk de Rijksuniversiteit Leiden.

Voor al deze voorstelschrijvers is arbeidstijd zoiets

als een lange eenheidsworst die je naar believen in
stukjes kan hakken en verdelen. Het maakt niet uit

of men de worst in een keer gebruikt of in kleine
stukjes. Dat is alleen maar waar als de rest van de samenleving boerenkool is. Maar die is een stuk ingewikkelder en de ene werknemer laat zich niet zo-

NATIONAAL
ECONOMIE
DEBAT

maar door een andere vervangen of opvullen.

In dezelfde sfeer liggen de voorstellen voor vervroegde uittreding of voor verlaging van de pensioenleeftijd zodat ouderen plaats kunnen maken
voor jongeren. Dat was een onderwerp waaraan

nog redelijkerwijs kon worden gedacht in een periode waarin de toestroom van jongeren op de arbeidsmarkt de uitstroom van ouderen verre overtrof.
Maar nu de demografische vooruitzichten eerder op

het omgekeerde wijzen is dit een onderwerp uit de
verleden tijd.
Uit de vroege Middeleeuwen stamt het voorstel om
een sociale (burgerlijke) dienstplicht in te voeren

In de tweede fase van het nationaal economiedebat zijn circa 600 ideeen ingestuurd die mogelijkerwijs kunnen bijdragen aan het verminderen van knelpunten in de Nederlandse

economic. Een selectie van deze voorstellen
wordt besproken in een reeks van zeven ESBartikelen. Deze week het eerste artikel, dat
handelt over de voorstellen op het terrein van
arbeid en arbeidsmarkt.

van 1,5 jaar voor mannen en vrouwen ter bevorde-

Participate van vrouwen

ring van de emancipatie en ter vervulling van vele
onvervulde maatschappelijke behoeften. Dit voorstel roept het beeld op van lijfeigenen die werkzaamheden verrichten voor de slotheer in mil waarvoor ze dan binnen de muren van het slot mogen
als er gevaar dreigt. Natuurlijk, we hebben in Den
Haag een Binnenhof met een slotgracht en een minister-president in een torentje, maar dat is nog
geen reden om naar de Middeleeuwen terug te keren. ledere burger betaalt als het goed is netjes belasting en daar moet de overheid niet nog een werkbelasting overheen leggen. Als er nog onvervulde
maatschappelijke behoeften bestaan dan moet de
overheid daarvoor belasting heffen en met dat geld
ambtenaren inhuren om die werkzaamheden uit te
voeren. Op die wijze wordt de overheid gedwongen
een afweging te maken tussen de kosten van extra
belastingheffing en de baten van uit te voeren werkzaamheden. Deze afweging vind helemaal niet
plaats wanneer de overheid de arbeidstijd van jongeren kan confisceren en vervolgens in overvloed ter
beschikking heeft voor werkzaamheden waarvan de
maatschappelijke waarde niet opweegt tegen wat
die jongeren met die tijd hadden kunnen doen.

De respons bevatte vele suggesties waarin het be-

Geleende dingen
Veel voorstellen zijn ge’inspireerd door discussies in
de media over arbeidsmarkt en sociale zekerheid.
Soms wordt een stelling ingenomen in deze discussie of een nuance aangebracht. De voorstellen concentreren zich als het ware rond de populairste
items.
Er zijn zes arbeidsmarktonderwerpen die zeer sterk
in de belangstelling staan: de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, de uittreding van ouderen uit de arbeidsmarkt, het weer aan het werk krijgen van uitkeringstrekkers, de hoogte van de uitkeringen en
het minimumloon, arbeidsbemiddeling en scholingsmaatregelen. De eerste vier onderwerpen sluiten
aan bij het WRR-rapport uit 1990 Een werkendperspectief: arbeidsparticipatie in dejaren ’90. Van de
arbeidsbemiddeling- en scholingsvoorstellen zou
men kunnen zeggen dat ze aansluiten op een nog
eerder WRR-rapport (uit 1987) waarvan de titel precies zegt wat men wil namelijk Activerend arbeidsmarktbeleid.

ESB 4-3-1992

lang van de rol van vrouwen op de arbeidsmarkt

doorklinkt. Er worden voorstellen gedaan om de
toestroom van vrouwen tot de arbeidsmarkt te be-

vorderen door deeltijdwerk aantrekkelijker te maken (bij voorbeeld via relatief lagere sociale lasten
al naar gelang er minder uren per week gewerkt
wordt) en door de kosten van kinderverzorging

en -oppas geheel aftrekbaar te maken voor de inkomstenbelasting.
Vrouwenparticipatie in Nederland, in personen gemeten, is vergelijkbaar met de buurlanden, maar in
arbeidstijd gemeten zitten we nog in de onderste regionen. De participatie van vrouwen is in de afgelopen jaren flink gestegen, maar vooral in de vorm

van deeltijdwerk. We hebben in Nederland internationaal gezien relatief veel deeltijdwerk. Met dit in
het achterhoofd ligt het niet voor de hand om deeltijdwerk nog extra te bevorderen. Het lijkt crop dat
het hard genoeg gaat.
Kinderen hebben positieve externe effecten op de
rest van de samenleving. Kinderen zijn er voor zichzelf, voor de ouders en voor de samenleving. De ouders investeren in hun kinderen en de samenleving
profiteert daar straks van. Daarom ook dat de samenleving fors bijdraagt aan de kosten van kinderen: het onderwijs en de medische verzorging bij
voorbeeld worden behoorlijk gesubsidieerd en er is

de kinderbijslag. De vraag is dus of daarnaast ook
de kosten van kinderverzorging en -opvang voor
een deel door de samenleving gedragen dienen te
worden, hetzij in de vorm van belastingaftrek, hetzij

in de vorm van subsidising van creches, peuterspeelzalen enzovoort. Misschien moet de oplossing
hier gezocht worden in een aanpassing van de kinderbijslag. In de hoogte van de aangepaste kinderbijslag breng je het maatschappelijke belang van kinderen en van de economische onafhankelijkheid
van mannen en vrouwen tot uitdrukking.

Participatie van ouderen
Vergrijzing en de gevolgen voor gepensioneerden
staan duidelijk in de belangstelling. Misschien zitten
de meeste voorstelschrijvers in de leeftijdscategorie
waarvoor dit (op korte termijn) een relevante persoonlijke bekommernis wordt. Zeker is dat de leef-

tijd en de wijze waarop ouderen zullen uittreden de
arbeidsmarktdiscussies in de komende decennia
fors zullen beheersen. Ook de financiele kant van
het pensioen zal een enorme rol spelen, tenminste
als we mogen afgaan op het aantal voorstellen dat
hierover lets te zeggen had.
Met de participate of eerder non-participatie van
ouderen (55-plussers) zitten we in een overgangssituatie. Indien we een verlaging van de participatie

van ouderen als beleidsdoelstelling hebben gehad,
dan is die met vlag en wimpel gehaald, dank zij
WAO, vut en bijzondere WW voor 57,5-plussers. In
1972 nam 80% van de mannen tussen de 55 en 64
jaar deel aan het arbeidsproces, in 1989 was dat nog
slechts 30%. Voor vrouwen in die leeftijdsgroep was
het participatiepercentage in 1972 circa 10 en dat is
sindsdien niet verbeterd. In Nederland gaat de daling van de participatie van ouderen wel bijzonder
hard, maar zij past in een lange historische ontwikkeling in vele industrielanden. Als we nu de participatie van ouderen willen vergroten, moeten we een
bijna eeuwenoude trend ombuigen.
Er is het zeer lovenswaardige voorstel om, naar analogic van de m/v-discriminatie, bij aangeboden
werk het stellen van leeftijdsgrenzen te verbieden.
Dit voorstel zou eventueel gecombineerd kunnen
worden met een Postbus 51-campagne tegen leeftijdsdiscriminatie, waardoor in elk geval oudere
acteurs en actrices aan het werk kunnen.
Een reeks van voorstellen voor ouderen heeft betrekking op de overgang van werk naar pensioen.
Die is op dit moment met te veel rigiditeiten omgeven. Er is een leeftijdsgrens: 65 jaar. Die is wel niet
wettelijk vastgelegd maar op die leeftijd heeft men
recht op AOW en valt een groot deel van de overige
sociale-zekerheidsbescherming weg. Het ligt voor
de hand om hier meer flexibiliteit in te bouwen. Er
is een voorstel om in plaats van de starre grens van
65 jaar een individuele, variabele pensioenleeftijd
tussen de 60 en de 75 in te voeren. Maar waarom
niet consequent elke leeftijdsgrens afschaffen? ledereen gaat wanneer hij of zij dat wil. De individuele
beslissing is dan een afweging van de lol in het
werk versus de financiele consequenties voor de opbouw van pensioenrechten. Deze individuele vrijheid moet dan vermoedelijk (en zal ook) gepaard
gaan met meer functie- en baanmobiliteit op hogere
leeftijd.
De overgang van een baan naar het pensioen gaat
nu vrij bruusk. Men stopt meestal vanuit de baan die
de kroon op de carriere vormde. In het huidige stelsel met een duidelijke eindstreep kunnen werknemer en werkgever het verloop van de carriere zo
plannen dat de top net op de streep wordt gehaald.
Met vijftig wordt men directeur, niet alleen omdat
men in het verleden goed heeft gepresteerd maar
ook omdat de vijftien jaar die men nog te gaan heeft
net genoeg zijn om een stempel op de organisatie te
drukken en dan het stokje door te geven. Het doorgeven van het stokje, het wisselen van de macht, is
noodzakelijk om verstarring tegen te gaan. Daarom
hebben carnavalsverenigingen regelmatig verkiezingen, daarom heeft een ‘think-tank’ als de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid een beperkte raadsperiode en heeft een arbeidsorganisatie
een starre pensioenleeftijd. Als we die starre pensioenleeftijd weghalen moet er een nieuw mechanis-

me ingebouwd worden om het gevaar van te lang
blijven zitten weg te werken.
Vandaar dat een van de voorstellen is om aan het
eind van de carriere aan mensen die langer willen “
blijven mogelijkheden te bieden om op een ander
(lager) niveau, eventueel in deeltijd, verder te blijven werken. Een prima idee. Onze toevoeging zou
zijn dat de overheid er voor moet zorgen dat het belasting- en sociale-zekerheidsregime bij dit soort
overgangswerk neutraal uitpakt.
De financiele aspecten van pensioenvoorzieningen
staan ook duidelijk in de belangstelling. Er zijn de
bekende voorstellen om in de Nederlandse pensioenregelingen het gebruikelijke ‘eindloonstelsel’
(uitkeringen op basis van het laatst verdiende inkomen) door een ‘middelloonstelsel’ (uitkeringen op

basis van het gemiddeld verdiende loon) te vervangen. Er is een voorstel om alle pensioenvoorzieningen te individualiseren ter voorkoming van de reeds
vaker betreurde ‘pensioenbreuk’.
Er is ten slotte een wat ongebruikelijk doch niet
onaantrekkelijk voorstel. lemand wil de premies anders over leeftijd verdelen. Voorgesteld wordt dat
werknemers vanaf hun 50-ste jaar een progressief
toenemende eigen bijdrage leveren aan de pensioenopbouw, oplopend tot bij voorbeeld 25 a 30%
van het inkomen. Dit voorstel beantwoordt beter
aan de grotere bestedingsruimte op latere leeftijd.
We vermoeden zelfs dat dit beter aansluit bij wat de
werknemer zou kiezen als hij vrijelijk zijn pensioenbijdrage mocht spreiden over zijn levenscyclus.

Participatie van uitkeringstrekkers
Veel voorstelschrijvers streven naar verhoging van
de arbeidsparticipatie van WW-ers, WAO-ers en bijstandstrekkers.
Men wil werkloosheidsuitkeringen binden aan de
verplichting tot scholing, men wil alle uitkeringsgerechtigden maatschappelijk nuttig werk laten verrichten in dienst van de gemeentes. Deze voorstellen zijn duidelijk gei’nspireerd door het ‘Zweedse
model’ van actief arbeidsmarktbeleid, een aanpak
waar niet alleen wij maar ook de huidige regering
van is gecharmeerd, getuige bij voorbeeld de werkgarantiewetten en arbeidsinpassingsregelingen. Er
worden ook voorstellen gedaan voor een actieve
aanpak van de begeleiding van gedeeltelijk arbeidsongeschikten bij herintreding op de arbeidsmarkt
door de werkgevers- en werknemersorganisaties en
de overheid. Deze voorstellen worden vaak gecombineerd met suggesties omtrent de hoogte van het
minimumloon en de uitkeringen, vermoedelijk met
de bedoeling om extra financiele participatieprikkels te geven aan de onderkant van de arbeidsmarkt
en bij de uitkeringstrekkers.

Uitkeringen en minimumloon
lemand wil het bruto minimumloon verlagen onder
gelijktijdige verhoging van de belastingvrije voet
(het arbeidskostenforfait?) en/of verlaging van de sociale lasten, zodat het netto minimumloon onaangetast blijft. Een ander wil alle uitkeringen terugbrengen naar 60% van het huidige niveau. Deze uitkeringen kunnen dan aangevuld worden tot 100%
door de vervulling van maatschappelijke taken. Dit
is dus een combinatie van werkgarantie en uitkeringsverlaging.

van, is terug te vinden in het voorstel om alle uitke-

boot vallen. De taak van de Centrale Bureaus voor
Arbeidsvoorziening (CBA) moet liggen bij deze hopeloze gevallen.

ringen te verlagen tot het ‘bijstandsniveau’. lemand

Een aantal voorstellen gaat ook in op de bemidde-

wil het minimumloon afschaffen voor voltijdse ba-

van een eventuele verlaging maar eerder een alternatief biedt voor de koppeling, is de hoogte van het

lingswerkzaamheden voor arbeidsbureaus. Sommigen willen arbeidsbureaus beoordelen op basis van
hun aantal geslaagde bemiddelingen. In het voorstel
wordt dit criterium trouwens ook toegepast op andere uitvoeringsinstanties (sociale diensten op het aantal klanten waarvoor een andere dan de ‘uitkerings’oplossing wordt gevonden). Indien output het enige

minimumloon afhankelijk te stellen van de conjunc-

beoordelingscriterium is moet worden gewezen op

turele situatie van het land. Die gedachte is eigenlijk
ten dele al verwerkt in de koppelingswet.

inherente gevaren zoals onverantwoord snelle plaat-

Een pleidooi voor het ministelsel van de sociale

zekerheid, althans voor een belangrijk onderdeel er-

nen en de toepassing beperken tot mensen die in
deeltijd werken (minder dan 28 uur per week).
Een laatste voorstel over het minimumloon, dat niet
zozeer inspeelt op de werkgelegenheidseffecten

sing voor werk om maar zo hoog mogelijk te scoren

en te veel nadruk op makkelijk plaatsbaren.

Opleiding en scholing
Opleiding en scholing kregen verrassend veel aandacht. Het meehelpen aan het opvoeren van de kwaliteit en kwantiteit van het menselijk kapitaal voor
de arbeidsmarkt is vermoedelijk een weinig betwiste overheidstaak.

Een ander voorstel gaat over een fusie tussen de sociale diensten en de arbeidsvoorziening om bemid-

deling naar vacatures en beoordeling van het recht
op uitkering onder een noemer te brengen. Ten slotte is er een voorstel dat wil dat het CBA een los van
andere activiteiten werkend ‘acquisitiebureau’ in-

Er was een voorstander van de substantiate opwaar-

richt, belast met het intensiveren van contacten met

dering van de ‘handvaardigheids’-component in de

werkgevers. Op die manier kunnen CBA’s meer be-

toegepaste systemen voor functiewaardering, ten behoeve van een verbetering van het imago en de beloning van de (lagere) technische beroepen. Gezien
de signalen van moeilijk vervulbare vacatures voor
technische beroepen, en de minachting voor technische Ibo-opleidingen ligt dit voor de hand, zou je
denken. Je vraagt je eerder af waarom deze contradictie kan blijven voortbestaan.
Werkenden wil men tijdens de carriere allerlei mogelijkheden geven om bij te tanken. Soms wordt het
geformuleerd als een ‘recht’ dat van overheidswege
wordt gei’ntroduceerd, soms wordt het gei’ntroduceerd als iets wat binnen de bedrijven moet worden
aangemoedigd bij voorbeeld via afspraken in cao’s.
Deze voorstellen hebben niet alleen te maken met
de persoonlijke verrijking van de werknemer maar
ook met het inspelen op de te verwachten snelle
technologische ontwikkelingen en de noodzaak van
een creatieve en flexibele inzet van de factor arbeid
op mondiale markten met een steeds grotere concurrentie. Men zou dit het ‘Japanse model’ kunnen noe-

reiken voor moeilijk bemiddelbare personen (ar-

men.

Er is zelfs een voorstel om het arbeidsleven op te
splitsen in drie carriere-periodes telkens voorafgegaan door een nieuwe scholingsperiode. Dit voorstel wordt gecombineerd met een pensioenleeftijd
van 75 jaar. Men heeft dan een carriere als jonge
wolf (wolvin), in plaats van ten prooi te vallen aan
een ‘midlife crisis’ leert men een nieuw vak en gaat
er weer tegenaan en uiteindelijk als oudere werknemer zoekt men een positie die past bij de toegenomen wijsheid en de afgenomen dynamiek. Te mooi
om waar te zijn?

Activerend arbeidsmarktbeleid
Sympathie hebben we in de eerste plaats voor voorstellen die de mogelijkheden voor arbeidsbemiddeling verruimen. Arbeidsbemiddeling is in Nederland
een taak die zeer sterk bij de overheid zit. Ten onrechte, vinden wij. Wij steunen het voorstel om de

arbeidsbemiddeling vrij te laten voor particuliere uitzendbureaus en bemiddelingsbureaus. In een netwerk van particuliere bemiddelingsbureaus zullen
de moeilijk bemiddelbare werkzoekers echter uit de

ESB 4-3-1992

beidsongeschikten, langdurige werklozen). Acquisi-

tie lijkt ons voortreffelijk, maar het is misschien
effectiever om dat te integreren in het bemiddelingswerk, in plaats van het af te zonderen.

Overig
Onder deze restcategorie willen we nog twee voorstellen onder de aandacht brengen. Een voorstel
had te maken met het opheffen van alle beperkingen ten aanzien van de bedrijfstijden (de tijden en
dagen waarop bedrijven, winkels en instellingen
open of in bedrijf zijn), ten behoeve van een betere
concurrentiepositie als gevolg van een hoger rendement van gebouwen, bedrijfsoutillage en infrastructuur (grotere spreiding van het spitsverkeer). Een
voorstel dat we, met in het achterhoofd de recente
pietluttige aanpak van de verlenging van de winkeltijden (een half uurtje per dag, ja, ja), alleen maar
kunnen toejuichen.
Ten slotte willen we hier vermelden een voorstel
om het bijna automatisch ‘algemeen-verbindendverklaren’ van cao-afspraken door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te beeindigen. De
directeur van het Centraal Planbureau krijgt dus
steun, ook van ons, maar nog niet van minister
De Vries, zo liet deze pas de Tweede Kamer weten.

Gekke dingen
Onderin ons builtje zitten nu nog de onbetaalbare,

de vrome-wens en de hopeloze voorstellen. Toegegeven dat we daarbij af en toe een beetje narrig en
dus enigszins ongenadig tegen een voorstel hebben
aangekeken. De criteria om voorstellen in deze categoric onder te brengen zijn ofwel dat ze berusten
op een Sinterklaasgeloof in de mogelijkheden van
regulering, of dat het voorstellen zijn waarvan men
nu al kan zien dat de financieringsproblemen helemaal uit de hand zullen lopen.
Wat dacht u van het plan om werklozen royaal te laten bijverdienen zonder korting op de (werkloosheids-)uitkering? Er wordt gedacht aan iets van
/ 250 per week (dit is circa 50% van het minimumloon). Een laaggeschoolde werkloze (de meerder-

heid) die in de buurt van het minimumloon werk

teren. Zo worden kosten en baten netjes afgewogen

zoekt zou dan als ‘werkloze’ ongeveer 50% meer

op de pick des onheils zelf.

inkomen hebben (uitkering + bijverdiensten) dan
wanneer hij pech heeft en een volledige baan vindt.
Een prima prikkel om een bijbaan te zoeken, maar
niet om van de uitkering af te komen. Zo wordt
langdurige werkloosheid de beste carriere.
Dan zijn er voorstellen die verschrikkelijk bureaucratisch en onrechtvaardig ingrijpen in de werking van de arbeidsmarkt zonder duidelijke voordelen. Er wordt bij voorbeeld voorgesteld om de
mogelijkheid van bijbanen voor scholieren te beperken tot een maximum van bij voorbeeld vier
uur per week, ten behoeve van reguliere werkgelegenheid voor kansarme jongeren, van betere
schoolresultaten en ter vermindering van de kleine criminaliteit. Dat speelt zich af in de marge
van de arbeidsmarkt: schappenvullers op koopavond in de supermarkt, krantenbezorgers, ijsjesverkopers op sport- en popmanifestaties. Daarvoor kun je de werkgevers niet opzadelen met
onmogelijke controleverplichtingen.
Nog ingrijpender is het voorstel om alle jongeren tot
27 jaar een basisinkomen te geven (gelijk aan een
studiebeurs) onder gelijktijdige verhoging van het

minimumloon als prikkel tot werken. De rechtvaardigheidsoverwegingen zijn duidelijk. Waarom krijgen studenten wel een beurs van de overheid en
werkende jongeren niet? Hoe onrechtvaardig ook,
het antwoord is dat de overheid studeren wil stimuleren omdat een beter opgeleide beroepsbevolking
voor de hele samenleving voordelig is. We denken
dat het daarbij relevanter is om te discussieren over
bezuinigingen en beperkingen van het bestaande
beurssysteem, dan over een uitbreiding naar de gehele jongerenbevolking.
We komen nu bij wat we zelf de twee gekste voorstellen vinden. Het eerste is een voorstel om in geval van vacatures werkzoekenden zonder werk verplicht positief te discrimineren boven sollicitanten
met werk, waardoor de kansen voor werklozen toenemen en een onnodige reeks van doorschuivingen
elders wordt voorkomen. De totale werkgelegenheid kan immers maximaal met een plaats toenemen, en dat alleen nog bij een uitbreidingsvacature.
De voorstelschrijver wil het doorschuifproces blokkeren, maar hij blokkeert daarmee de hele arbeidsmarkt. Het belemmert de mobiliteit die de allocatie
op de arbeidsmarkt verbetert (de juiste man of
vrouw op de juiste plaats brengt) en die de arbeidsproduktiviteit verhoogt. Nee, in dat plan zien wij

niet veel goeds.
Ten slotte is er een voorstel voor overheidssubsidies
voor verbetering van de werkplek ter vermindering
van het ziekteverzuim, maar ook, en dat is het
mooiste: “ter verhoging van het plezier in het werk”.
Vanuit gegeven (slechte) omstandigheden kan zo’n
subsidie helpen. Maar het haalt voor de werkgever

Originele dingen
“Well, God has arrived. I met him on the 5.15 train”,
schreef Keynes enthousiast in een brief (18.1.1929)
aan zijn verloofde Lydia Lopokova over de aankomst in het station van het genie Ludwig Wittgenstein. Een dergelijk enthousiasme over genialiteit
mag u van ons hier niet verwachten. Bij het lezen

en nog eens lezen van de voorstellen wordt het gevoel heel sterk dat er ‘eigenlijk niets nieuws onder
de zon’ is. Er zijn eigenlijk maar twee ideeen die
voor ons meteen de glans hadden van het klontje

goud in de zeef, de flonkering tussen de kiezelstenen. Dat is de creche in het bejaardenhuis, en de
met de leeftijd oplopende pensioenpremie. Het eerste bevat haken en ogen, waar we nu niet op in kunnen gaan, maar biedt ook ruimte voor cabareteske
vrolijkheid tussen al die serieuze plannen (mummelende bejaarden en uitgelaten peuters, daar is wel
wat van te maken). Het tweede sluit naar ons gevoel beter aan bij individuele preferenties. Na enig
nadenken weten we ook waarom we die voorstellen zo mooi vinden: het zijn gewoon Pareto-verbeteringen.

Conclusie
Er zijn wel meer goede voorstellen gedaan dan de

laatstgenoemde, maar die kenden we al, of het zijn
variant en op een bekend thema. Wat misschien het
meeste opvalt bij de inventarisatie van de voorstellen is hoe sterk ze aansluiten bij de gangbare discussie. Uiteindelijk lezen we allemaal dezelfde kranten

en kijken we naar dezelfde journaals. Daarbij komt
ook de tijdgeest goed aan bod. De plannen zijn ze-

ker niet allemaal gericht op de overheid. Sommige
voorstellen richten zich rechtstreeks op de onderne-

ming (integratie van ‘outplacement’ in het personeelsbeleid, afschaffing van gangbare systemen van
personeelsbeoordeling). Veel is gericht op de caoonderhandelingen (scholing, pensioenen, verlen-

ging bedrijfstijd). Voor de overheid zijn er suggesties voor efficientere bedrijfsvoering (integratie sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid) en voor

deregulering (opheffing restricties bedrijfstijd). Maar
er zijn ook nog plannen voor verdere regulering:
beperking jeugdbanen, sociale dienstplicht, rapportageplicht bij het afwijzen van werklozen.
De schamele oogst aan volstrekt nieuwe ideeen betekent niet dat het economiedebat geen zinvolle
exercitie is. Een brede maatschappelijke discussie
kan nooit de onzekerheid wegnemen over hoe een
nieuw voorstel in de toekomst zal uitpakken, maar

geeft wel de geruststellende zekerheid dat we alles
gezegd hebben wat erover te zeggen viel. Zelfs op
de avond van een sociale omwenteling kunnen we
dan vredig gaan slapen.

de prikkels weg om van het begin af aan goede banen aan te bieden. Hij kan immers meer subsidie
vangen naarmate hij de werkomgeving slechter
maakt. Wij zien hier meer in versterking van marktwerking. De overheid moet er voor zorgen dat werknemers over de nodige onderhandelingsmacht beschikken om extra vergoeding voor ongemakken af
te dwingen. De werkgever kan vervolgens die vergoeding uitsparen door de werkomgeving te verbe-

Joop Hartog

Jules Theeuwes

Auteurs