Ga direct naar de content

Amsterdam modestad

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 6 2006

binnenland

Amsterdam modestad
Amsterdam trekt veel startende modeontwerpers aan.
Onderzoek wijst uit dat ontwerpers zonder ervaring of netwerk
weinig kans maken in de harde wereld van het modevak.

N

aar aan leiding van het invloedrijke boek
The Rise of the Creative Class van Richard
Florida wordt de creatieve ondernemer
tegenwoordig gezien als motor van economische ontwikkeling (Florida, 2002). Ook in beleidskringen staan creatieve ondernemers hoog op de agenda
(EZ & OCW, 2005). Creatieve sectoren scheppen
immers meer banen dan andere economische sectoren.
Zo is ook de modeontwerpsector booming: uit een
rapport van Roso bleek dat het aantal ontwerpers de
afgelopen tien jaar is verviervoudigd (Roso, 2005).
Modeontwerp is daarmee één van de snelst groeiende sectoren van de Nederlandse economie, vooral
in Amsterdam. Wat nog ontbreekt, is inzicht in de
dynamiek van ondernemerschap in de modesector.
Via een grootschalige telefonische enquête hebben
we de modesector geanalyseerd om te achterhalen
(i) wat de kenmerken van modeontwerpers zijn, (ii)
waar hun locatiekeuze op gebaseerd wordt en (iii)
wat de sleutels zijn tot commercieel succes.

Opzet van het onderzoek
Studenten van de opleiding Sociale Geografie en
Planologie van de Universiteit Utrecht hebben tussen december 2005 en februari 2006 een telefonische enquête gehouden onder alle geregistreerde
modeontwerpers in Nederland. Daarvoor is gebruik
gemaakt van het Handelsregister van de Kamers van
Koophandel waar eind vorig jaar 1496 bedrijven als
mode- of interieurontwerper stonden ingeschreven.
Na zorgvuldige controle via internet en per telefoon
bleek dat 511 bedrijven daadwerkelijk zelfstandige

figuur 1

Rik Wenting,
Oedgze Atzema en
Koen Frenken

De toptien van modesteden
Amsterdam

Wenting is promovendus

Rotterdam

aan het Urban & Regional

Utrecht

research centre Utrecht

Arnhem

(URU) van de Universiteit

Tilburg

Utrecht. Atzema en

Den Haag

Frenken zijn repectievelijk
hoogleraar Economische

Haarlem

Geografie en docent-

Breda

onderzoeker aan de Facul-

Eindhoven

teit Geowetenschappen
van de Universiteit Utrecht

Amersfoort
0

en tevens verbonden aan

Bron: Wenting et al. (2006)

het URU.

498

ESB 6

oktober 2006

10

20

30

modeontwerpers betroffen. Van hen heeft 54 procent (in totaal 275) aan dit onderzoek meegewerkt.
De hoge respons en de geografische spreiding van
de respons staan garant voor een representatief
beeld van de gehele sector (Wenting et al., 2006).

Kenmerken van modeontwerpers
Het overgrote deel van de modeontwerpers in
Nederland is vrouw (tachtig procent). Dit is een
opvallend gegeven, te meer omdat de bekende
Nederlandse modeontwerpers doorgaans mannen
zijn (Viktor & Rolf, Aziz, Mart Visser, et cetera).
De gemiddelde leeftijd van de modeontwerpers is
44 jaar. Van de modeontwerpers is 75 procent hoogopgeleid. Toch verdient de meerderheid (55 procent)
van de modeontwerpers een jaarinkomen dat beneden modaal ligt (minder dan 20.000 euro per jaar).
De modeontwerpsector bestaat bijna uitsluitend
uit kleine bedrijven. De overgrote meerderheid
(87 procent) van de ondernemingen is een eenmanszaak en de concurrentie is hoog. Zelfstandige modeontwerpers zijn voor de helft (46 procent) starters
– veelal studenten die na de academie een eigen
bedrijf beginnen. De andere helft bestaat voornamelijk uit spin-offs (43 procent) – bedrijven opgericht
door modeontwerpers, mensen die eerst in loondienst
waren in de modesector. De overige elf procent had al
eerder een onderneming in de modeontwerpsector gestart en kan als herstarter worden aangemerkt. Zoals
zal blijken hangen deze verschillen in uitgangssituatie
samen met het bedrijfsmatige succes van ontwerpers.

Geografische spreiding en locatiekeuze
De meeste modeontwerpers zijn gevestigd in steden
(figuur 1). De meest populaire steden in Nederland zijn
Amsterdam (22,2 procent) op afstand gevolgd door
Rotterdam (4,0 procent), Utrecht (3,6 procent) en
Arnhem (2,9 procent). In relatie tot andere Nederlandse
steden met modeopleidingen neemt Amsterdam een
bijzondere positie in: alleen Amsterdam weet meer
afgestudeerden aan te trekken dan dat het zelf opleidt.
Andere steden weten studenten slechts mondjesmaat vast te houden. Zo leidt de prestigieuze Artez
Hogeschool in Arnhem zeventien procent van alle
modeontwerpers op, maar woont nog geen drie procent
van de zelfstandige modeontwerpers in Arnhem.
De geografische spreiding van modeontwerpers
laat dus een concentratie zien in Amsterdam.
Er zijn twee typen mogelijke redenen voor deze
locatiekeuze: zakelijke motieven en woonmotieven
(zie figuur 2). Alle respondenten is gevraagd aan te
geven of een bepaald motief ‘onbelangrijk’ (score 1),
‘belangrijk’ (score 2) of ‘heel belangrijk’ (score 3)
is geweest in de locatiekeuze. De scores in figuur
2 geven de gemiddelde waarden aan van alle respondenten in Nederland (links) en uitgesplitst voor

Succesfactoren
De analyse van succesfactoren betreft een regressieanalyse die nagaat welke variabelen een positieve
invloed hebben op het inkomen van modeontwerpers.
Succes wordt hier dus strikt economisch gedefinieerd
op basis van het jaarinkomen en niet op basis van de
artistieke of maatschappelijke bijdrage van modeontwerpers. We beschouwen ontwerpers met modaal of
hoger inkomen (meer dan 20.000 euro) als succesvol
en ontwerpers met een inkomen beneden modaal
als minder succesvol (minder dan 20.000 euro). De
tabel 1

Resultaten van de binominale logistische
regressie-analysea

Variabeleb
Man
Nederlands
Hoogopgeleid
Fulltimer
Herstarter
Spin-off
Ondernemerservaring
Samenwerking
Amsterdam
Rotterdam
Utrecht
Arnhem
Constante

Bc
-0,886
-1,526
0,148
0,559
0,632
1,112*
2,058**
2,374*
0,034
-0,703
-0,911
0,395
-0,968

Standaardfout
(0,639)
(1,547)
(0,526)
(0,585)
(0,802)
(0,541)
(0,672)
(0,953)
(0,61)
(1,351)
(1,559)
(1,594)
(2,054)

a De afhankelijke variabele is inkomen (beneden modaal = 0;
modaal of hoger = 1)
b controlevariabelen weggelaten (Wenting et al., 2006)
c * Significant met 95 procent zekerheid.
** Significant met 99 procent zekerheid.

figuur 2

Zakelijke motieven (boven) en woonmotieven (onder) bij locatiekeuze

Toeleveranciers

Zakelijk motief

Fin. dienstverleners
Aanwezigheid klanten

Toeleveranciers

Zakelijk motief

Fin. dienstverleners
Aanwezigheid klanten

Bedrijfsruimte
Bereikbaarheid
Andere modeontwerpers

Bedrijfsruimte
Bereikbaarheid
Andere modeontwerpers

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5

Percentage modeontwerpers

Percentage modeontwerpers
Amsterdam

Vrienden en familie

Overige steden

Overig Nederland

Vrienden en familie
Open sociale sfeer
Gemeentelijk modebeleid
Woonmotief

Open sociale sfeer
Gemeentelijk modebeleid
Woonmotief

Amsterdam, overige steden met meer dan 50.000
inwoners en de rest van Nederland (rechts).
Wat betreft zakelijke motieven hechten modeontwerpers vooral waarde aan de beschikbaarheid van
bedrijfsruimte (score 1,8) en de bereikbaarheid (score
1,7). Daarmee wijken zij nauwelijks af van ondernemers in andere markten. Daarnaast acht men de
aanwezigheid van klanten (score 1,6) van belang.
Opvallend voor Amsterdamse modeontwerpers is dat zij
veel belang hechten aan de aanwezigheid van andere
modeontwerpers. Dit ondersteunt de gedachte dat modeontwerpers elkaar opzoeken in Amsterdam. Een heel
andere verklaring waarom ontwerpers zich vooral in
steden vestigen, en Amsterdam in het bijzonder, biedt
de these van Richard Florida. Hij stelt dat creatieve
mensen aangetrokken worden door een aantrekkelijk
woonmilieu (Florida, 2002). Aangezien de meeste
ontwerpers éénpersoonsbedrijven zijn en een bedrijf
aan huis hebben, is het aannemelijk dat woonmotieven
een grote rol spelen in de locatiekeuze. De resultaten
in figuur 2 laten inderdaad zien dat woonmotieven
over het algemeen belangrijker gevonden worden dan
zakelijke motieven. Met uitzondering van gemeentelijk
modebeleid scoren woonmotieven alle tussen 1,7 en
2,1 voor heel Nederland. De these van Florida wordt
dus voor de Nederlandse modesector ondersteund.

Culturele voorzieningen
Reputatie als modestad
Inspirerende omgeving

Culturele voorzieningen
Reputatie als modestad
Inspirerende omgeving
0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5

Percentage modeontwerpers

Percentage modeontwerpers

Bron: Wenting et al. (2006)

uitkomsten van de regressieanalyse zijn weergegeven in tabel 1. Het aantal jaren
ondernemerservaring blijkt van belang voor succes. Hoe langer men ervaring heeft
opgedaan met het leiden van een eigen bedrijf, hoe beter men op dit moment
financieel presteert. Daarnaast blijkt dat ontwerpers die als spin-off een modeontwerpbureau zijn begonnen in de regel een hoger inkomen verdienen. Dit suggereert dat de ervaring die men als modeontwerper in loondienst opdoet, de kans
op een succesvol eigen bedrijf verhoogt. Spin-offs komen in de ontwerpsector
significant vaker voor in Amsterdam in vergelijking met de rest van Nederland. Dit
weerspiegelt de lokale aanwezigheid van grote ontwerpbedrijven en grootwinkelbedrijven. Zij fungeren als moeders van nieuwe, succesvolle ondernemingen. De
broed­functie verstevigt de positie van Amsterdam als dé modestad van Nederland.
Een ander positief effect op het inkomen gaat uit van samenwerken. Op deze wijze
kan een modeontwerper bijvoorbeeld een grote opdracht aannemen die alleen
niet behapbaar zou zijn. Hoewel samenwerken ook risico’s met zich meebrengt
(Roso, 2005), blijkt het wel degelijk bij te dragen aan het succes van de ondernemer. Voor startende ondernemers kan samenwerking dus een gebrek aan ervaring
compenseren. Dit verklaart ook waarom veel beginnende ondernemers kiezen voor
Amsterdam, omdat het netwerkpotentieel daar het grootst is.

Beleid
Het onderzoek heeft twee belangrijke beleidsimplicaties. Ten eerste doen beleidsmakers er goed aan te bedenken dat het stedelijke woonmilieu van groot belang is
voor de locatiekeuze van creatieve ondernemers, maar dat geschikte bedrijfsruimte
voor hen ook van belang is. Huisvestingsbeleid kan deze factoren relatief gemakkelijk beïnvloeden. Ten tweede suggereert het onderzoek dat er in Nederland, als
klein land, ruimte is voor één écht creatief centrum. Hoewel Arnhem, Utrecht en
Maastricht goede modeopleidingen huisvesten en een aantrekkelijk woonmilieu
kennen, ligt het niet in de lijn van de verwachting dat zij als modestad echt zullen
opkomen. Voor de Nederlandse modesector als geheel is samenwerking tussen
steden te verkiezen boven het vliegen afvangen tussen steden.
Literatuur
EZ & OCW (2005) Cultuur en Economie. Ons creatieve vermogen.
Den Haag: ministerie van Economische Zaken, ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. www.cultuureneconomie.nl
Florida, R. (2002) The Rise of the Creative Class. New York: Basic Books.
Roso, M. (2005) Modevormgeving in Nederland. Amsterdam:
Stichting voor Nederlandse vormgeving Premsela.
Wenting, R., O. Atzema & K. Frenken (2006) Modeontwerp
en ondernemerschap. Profielen, plaatsen en prestaties. Utrecht:

Bron: Wenting et al. (2006)

Universiteit Utrecht.

ESB 6

oktober 2006

499

Auteurs