Op 12 september gaan we naar de stembus. De CPB doorrekeningen tonen aan dat de politieke partijen zich op grote schaal niet houden aan de regels voor een verstandig macro-economisch beleid.
IMF, OESO en CPB hebben bij voortduring gewaarschuwd dat hard op korte termijn bezuinigen moet worden vermeden zolang de kredietwaardigheid van een land dat toelaat. Maar alle Nederlandse politieke partijen, uitgezonderd PVV, SP en DPK, slaan die adviezen in de wind. Ze frontloaden bezuinigingen en belastingverzwaringen variërend van 14 tot 16 miljard euro.* Wie had ooit kunnen denken dat PvdA en GroenLinks met 15 miljard euro het begrotingssaldo verbeteren, marginaal achter de VVD met 16 miljard euro?
Hard bezuinigingen in een recessie is schadelijk voor de economie. En de partijen die dat doen, moeten het zuur bekopen met grote uitverdieneffecten: minder banen, stijgende werkloosheid, lagere economische groei en dalende koopkracht tot aan 2017. Daardoor is de netto verbetering van het begrotingssaldo, nadat de doorwerking van de economie is meegenomen, soms nog minder de helft van het oorspronkelijke bezuiningsbedrag. Budgettaire consolidatie bij de overheid is weinig effectief in een gedeprimeerde economie, geplaagd door balansproblemen bij banken, pensioenfondsen en in de huizenmarkt. Niet alle sectoren van de economie kunnen tegelijkertijd minder besteden en gaan sparen zonder dat dit tot een forse daling van het nationale inkomen leidt.
Sommige politieke partijen zijn bang voor verlies van kredietwaardigheid als niet hard op korte termijn wordt bezuinigd. Deze angst blijkt keer op keer sterk overtrokken; de Nederlandse rente op staatsobligaties breekt het ene laagterecord na het andere. Maar, zelfs als men zich door die angst zou laten leiden, geen goed advies, dan moet daarvoor wel de schuld-bbp ratio op middellange termijn teruglopen, want daar kijken beleggers naar. Maar de schuld-bbp ratio in 2017 blijkt echter volstrekt resistent tegen welk partijprogramma dan ook, van links tot rechts, van progressief tot conservatief. De verschillen liggen ruim binnen de foutenmarge van de CPB-ramingen: slechts enkele procenten op een geraamde staatsschuld van 74,1 procent bbp in 2017. Bij het VVD programma stijgt de geraamde staatsschuld zelfs iets tot aan 2017.
Hoe dan ook, de discussie over het mogelijke verlies aan Nederlandse kredietwaardigheid wekt helemaal op de lachspieren als we ook naar het houdbaarheidstekort kijken; het houdbaarheidstekort rekent alle toekomstige begrotingstekorten om in een bedrag waarmee nu het begrotingssaldo moet verbeteren om de overheidsvoorzieningen tot in lengte van jaren in stand te kunnen houden zonder de belastingen te hoeven verhogen. Het kleine Nederlandse houdbaarheidstekort van 7 miljard euro in 2017 slaat bij alle politieke partijen om in een houderbaarheidsoverschot, behalve bij de PVV waar het houdbaarheidstekort op 5 mrd blijft hangen, minder dan 1 procent bbp. VVD, CDA, D66 , GroenLinks en ChristenUnie komen nu uit op een houdbaarheidsoverschot van meer dan 2 procent van het bbp. Zelfs PvdA, SGP, DPK en SP realiseren houdbaarheidsoverschotten op lange termijn. Nederland bouwt op lange termijn dus netto overheidsvermogen op. Alleen oliestaten hebben een houdbaarheidsoverschot in de overheidsfinanciën, denk ook aan Noorwegen. Sparen door de overheid is weliswaar gewenst in het licht van de sterk stijgende zorgkosten – de CPB-houdbaarheidssommen houden daarmee onvoldoende rekening. Maar, om midden in een recessie te gaan sparen voor de lange termijn is niet voor de hand liggend, gezien de economische schade daarvan op de korte termijn.
Er hoeft bovendien minder fors bezuinigd te worden als tegelijk economisch wordt hervormd. Maar de partijen die wel hervormen in de woningmarkt (PvdA, D66, GroenLinks, ChristenUnie, SGP) bezuinigen net zo hard als de partijen die dat niet doen (VVD, CDA). Dus scoren die partijen tamelijk beroerd op economische groei, werkgelegenheid en inkomen tot aan 2017. Woningmarkthervormingen in de toekomst leiden namelijk nu al tot lagere huizenprijzen. Lagere huizenprijzen vertalen zich vervolgens in een lagere consumptie nu, minder inkomen en minder werk.
De beloning op verder verstoren van de woningmarkt bij CDA, VVD, PVV en SP is daarom een gunstiger beeld voor groei, werk en koopkracht tot aan 2017. De huurmarkt komt verder vast te zitten door huurprijzen minder te verhogen (PVV, SP) of de woningbouwcorporaties te belasten (CDA, VVD). Gevolg: langere wachtlijsten. PVV en VVD verhogen daarnaast de subsidies op het eigen woningbezit (afschaffing overdrachtsbelasting of beperken/terugdraaien Lenteakkoord). Door grotere problemen op de huurmarkt en grotere subsidies op de koopmarkt treedt huizenprijsstijging op die gunstig uitpakt op korte termijn, maar een structurele verslechtering na 2017 laat zien variërend van min 0,9 procent bbp bij de PVV tot min 0,1% bbp bij de VVD.
Goed begrotingsbeleid probeert het aanbod zo weinig mogelijk te beschadigen in een recessie, want dat levert niet alleen korte termijn bestedingsuitval op, maar ook lange-termijn schade aan de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Door structurele schade in de arbeidsmarkt erodeert namelijk de belastinggrondslag. Partijen die denivelleren, inkomensverschillen tussen uitkering en werk vergroten en de AOW verder of sneller verhogen zien de grootste structurele werkgelegenheidswinsten (VVD, CDA, D66, ChristenUnie, GroenLinks). Partijen die inkomensverschillen tussen uitkering en werk kleiner maken, de belastingen progressiever maken en niet de AOW-leeftijd verder of sneller verhogen (PvdA en SP) of zelfs weer willen verlagen (PVV) zien een krimp van de structurele werkgelegenheid in hun programma. Dat GroenLinks toch nog goed scoort op korte termijn, ondanks de zeer forse lastenverzwaringen, komt doordat GroenLinks vermogen met 6 mrd euro zwaarder gaat belasten en dat inzet om de lasten op arbeid te verlagen. De mogelijk nadelige effecten hiervan worden niet goed meegenomen in de CPB-modellen.
De overheidsbegroting zou vooral op orde moeten worden gebracht door geleidelijk de vergrijzingsgevoelige uitgaven (pensioen en zorg) aan te pakken. De VVD grijpt het hardst in op de AOW, die gaat stijgen naar maar liefst 70 jaar in 2040, maar ook op de zorguitgaven. Maar ook andere partijen proberen de sterk groeiende zorguitgaven af te remmen (CDA, PvdA, D66, ChristenUnie) en bezuinigen op uitgaven aan de AOW (PvdA, CDA, SP, D66, GroenLinks). Geen van de Nederlandse politieke partijen slaagt erin om de zorggroei werkelijk te beteugelen of het basispakket te verkleinen. Opmerkelijk is dat de SP de AOW-leeftijdverhoging naar 67 niet terugdraait. De PVV scoort juist zo slecht op de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën doordat het van alle politieke partijen het minst bezuinigt op de zorg, de AOW-leeftijdverhoging terugdraait naar 65 en ook de hypotheekmaatregel van het Lenteakkoord terugdraait. Ook de SP scoort een relatief geringe houdbaarheidswinst doordat nauwelijks wordt omgebogen op de zorg en de arbeidsmarkt slechter gaat functioneren. Dat laatste is ook het geval bij de PvdA, maar die partij hervormt meer op de woningmarkt.
Tot slot als de overheid gaat bezuinigen, en ook private partijen sparen en schulden afbouwen, kan de Nederlandse economische groei alleen nog worden gered door de export. Alle Nederlanse politieke partijen proberen de consequenties van bezuinigingen op het buitenland af te wentelen en zich uit de economische problemen te exporteren. Dit is een baggar-thy-neighbor beleid, want het mislukt als alle landen dat tegelijk doen, zoals nu in de eurozone het geval is. Door (vrijwel) afschaffen van de ontwikkelingssamenwerking wentelen DPK, PVV en VVD een deel van de bezuinigingslast af op het (verre) buitenland. Bij de PvdA verbetert het saldo op de lopende rekening sterk door de dalende Nederlandse koopkracht en de daarmee gepaard gaande dalende importen. Bij GroenLinks verbetert het saldo op de lopende rekening het minst, door een verzwakking van de concurrentiepositie door hogere indirecte belastingen en het verhogen van de uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking.
De Nederlandse politieke partijen zijn óf zacht op korte én lange termijn óf hard op korte én lange termijn. Te weinig doen op de lange termijn is minder verantwoord voor de overheidsfinanciën, maar vooral voor de Nederlandse economie (PVV en SP). Maar de meeste Nederlandse partijen slaan door in hun bezuinigingsdrift op korte termijn. Sommige partijen doen het economisch dubbel dom: én hard op korte termijn bezuinigen én de woningmarkt op lange termijn nog verder in de problemen brengen (VVD, CDA) of de arbeidsmarkt beschadigen (PvdA). D66 en GroenLinks hadden traditioneel altijd de beste cijfers in de CPB-doorrekeningen, maar ook die partijen bezuinigen op korte termijn veel meer dan nodig is, aangezien die partijen ook fors hervormen op lange termijn in woningmarkt en arbeidsmarkt. Iedere Nederlandse partij probeert zich, tot slot, uit de recessie te exporteren bij zware internationale tegenwind.
Het is bijzonder jammer dat er in Nederland geen enkele macro-economisch verstandige politieke partij bestaat, die het op korte termijn rustig aan doet met saneren van de overheidsfinanciën, maar wel op lange termijn hervormt in huizenmarkt, pensioenen, arbeidsmarkt en zorg. Het is voor de econoom daarom buitengewoon moeilijk kiezen op 12 september.
*Alle genoemde cijfers en beweringen in dit stuk zijn gebaseerd op CPB (2012), Keuzes in Kaart, Den Haag: CPB.
Auteur
Categorieën