Ga direct naar de content

‘Aandacht voor ethiek en maatschappelijke verantwoordelijkheid weegt in economieonderwijs veel zwaarder dan voorheen’

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 4 2024

Als er één economiehoogleraar een staat van dienst heeft opgebouwd als niet middle-of-the-road econoom is het Arjen van Witteloostuijn, die een enorme en rijke productie kent. Een vraaggesprek over zijn ervaringen, opvattingen, maatschappelijke invloed, linkse voorkeur, hedendaagse studenten en zijn bijzondere plannen voor vernieuwing.

Over de interviewreeks Economische invloeden

Dit interview is deel 3 van de reeks interviews die journalist Peter Olsthoorn onafhankelijk hield met economische wetenschappers voor het project De Uitdagingen van Transitie van de decanen economie en bedrijfskunde.

 

Bekijk hier de overzichtspagina.

Arjen van Witteloostuijn (63) is verbonden aan de Vrije Universiteit, ook als decaan van de School of Business and Economics, en in deeltijd aan Antwerp Management School. Hij is een geëerd lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) sinds 2015. Vanaf 2019 is hij lid van de Academy of International Business (AIB).

Van Witteloostuijn is een van de belangrijkste economen in Nederland, zo niet de belangrijkste, met een ongeëvenaard cv van meer dan 60 pagina’s met daarop een lange lijst met nominaties en prijzen, grote beurzen, bestuursfuncties, belangrijke adviezen, invloedrijke boeken en honderden artikelen in gerenommeerde tijdschriften. Daarnaast is hij bekend om zijn vele cursussen aan vrijwel alle economische faculteiten in Nederland, en als promotiebegeleider, (co)redacteur, redactielid en reviewer van honderden publicaties.

Arjen van Witteloostuijn

Heeft u bewust gewerkt aan zo’n gigantisch cv?

“Nee, het is een gevolg van de intrinsieke drive. Een wetenschapper is wat dit betreft net een kunstenaar, behept met een intrinsieke drang om creatief te zijn en te maken. Economisch kun je onze productie zien als onderdeel van de persoonlijke nutsfunctie. Bij bedrijven zijn drijfveren daarentegen instrumenteel, geld verdienen. Als je toevallig dat talent hebt gekregen, dan kan dat tot heel veel productie leiden.”

Hoe doet u het allemaal?

“Dat is echt geluk hebben, ook met een gezond fysiek gestel, weinig ziek zijn en veel energie hebben. Ten tweede kan ik snel schakelen tussen activiteiten, me onmiddellijk op iets anders concentreren en weer terug. Ook beslis ik snel, met natuurlijk een risico op fouten, maar die kun je later gelukkig vaak corrigeren. Piekeren kost ook tijd. Ten vierde kan ik werk en privé goed scheiden en heb ook een bijzonder aangenaam privéleven. Er komen geen collega’s over de vloer en de smartphone negeer ik meestal.”

Wat ziet u dan als hoogtepunten van uw loopbaan?

“Het leukste is onderzoeken, nieuwe en spannende inzichten opdoen en daarover publiceren. Ik verkies het wetenschappelijke discours, ook internationaal. Tijd blijft een schaars goed, dus met de toename van bestuursfuncties geworden resteerde er minder tijd voor eigen onderzoek.”

Bent u gevraagd voor boards van concerns, of voor het Nederlandse kabinet en parlement, voor het publieke debat?

“In het begin van m’n loopbaan ben ik drie keer gevraagd voor een baan in het bedrijfsleven en heb ik drie keer geweigerd; daarna is het nooit meer gevraagd.

Een tijdlang heb ik meegedaan aan het nationale economische en publieke debat, maar ben daar jaren geleden mee gestopt. Het Haagse circuit met veel praten en te weinig handelen past niet bij mij. Ik ben enige tijd lid geweest van een economische adviesraad van de Tweede Kamer, maar we hebben die opgeheven wegens volkomen gebrek aan inhoudelijke belangstelling bij Kamerleden. Adviezen werden spaarzaam gebruikt, en dan nog louter voor eigen politiek gewin.

Met columns die ik schreef voor het AD kreeg ik zo veel bagger over me heen, dat het geen enkele bevrediging meer gaf.”

In hoeverre bent u dan tevreden over uw maatschappelijke invloed?

“Die invloed speelt zich af op een ander, directer niveau. Zo heb ondernemingsraden in netelige situaties bijgestaan met adviezen, die daadwerkelijk gunstige invloeden hadden: zoals veel minder ontslagen dan was voorgenomen, het voorkomen van fabriekssluiting zoals van de zoutfabriek van Akzo. Zo’n strijd is een machtsspel dat je goed moet aanvoelen en meespelen.”

 Sporadisch ben ik nog actief voor de Nederlandse overheid, zoals recent met adviezen over de investeringen van het Nationaal Groeifonds. Dat is allemaal impact die de krant niet haalt.”

Mag ik daaruit afleiden dat u een linkse econoom bent?

“Op veel terreinen wel, ik voel me meer links en progressief. Ik heb me beziggehouden met economisch beleid van GroenLinks, D66 en PvdA, meer linkse partijen in Nederland. Maar in bijvoorbeeld mededingingsbeleid ben ik eerder rechts. Overheden laten te makkelijk monopolies ontstaan, waar ook linkse politici te vaak te eenvoudig over denken. Ook ben ik huiverig voor interventies van de overheid die gericht zijn op het behouden van één onderneming.”

Wat ziet u als uw belangrijkste wetenschappelijk onderzoek met maatschappelijke invloed?

“Dat is waarschijnlijk het project voor het Vlaamse bedrijfsleven, vanuit de verbintenis met de Universiteit van Antwerpen. Bedrijven kunnen met onze adviezen beter presteren, groeien, markten vinden, faillissement voorkomen, personeelsbeleid verbeteren, innoveren, voldoende marktvraag vinden. Veel ondernemers zijn met die adviezen ontzettend blij.”

Hoe is dat opgebouwd, hoe meet u invloed?

‘Acht jaar geleden begon dit programma vanuit de Vlaamse overheid die het subsidieert, en een MKB-organisatie in Vlaanderen laat leden participeren. Eerst zijn coaches getraind met een wetenschappelijk gebaseerd instrumentarium om bedrijven concreet te adviseren. Het gaat om strategie van de onderneming en de persoonlijkheid van de ondernemer, in de context van de bedrijfstak en markt. Zo ontstaat een diagnose van goede en sterke punten. Neem bijvoorbeeld een ondernemer die moeilijk met mensen omgaat, die advies krijgt voor uitbesteding van HR.

Ook testen we ondernemers op de drijfveren behoefte aan prestatie, behoefte aan macht en behoefte aan aansluiting en bieden zo een spiegel met een enorm leereffect. Zo’n 1.500 ondernemingen zijn geadviseerd die geven een cijfer 8 tot 9 aan dit traject en de doorgevoerde veranderingen. We willen dat ook gaan toetsen, in een vergelijking met niet-deelnemers.”

In andere landen inzetten?

“We pogen al jaren om dit programma in Nederland te verkopen en hebben daartoe met tal van instanties gesproken. Iedereen is enthousiast, maar het initiatief blijft uit. We hebben het ook als project bij het Nationaal Groeifonds ingediend, maar dat is inmiddels afgewezen.”

Wanneer is een business school goed en maatschappelijk relevant?

“Op de eerste plaats goed onderwijs, en dat wordt te vaak veronachtzaamd. Het eerste doel moet hoogwaardig opleiden van studenten zijn. Als “business school” in Nederland met inmiddels bijna 8.000 ingeschreven BSc- en MSc-studenten hebben we het belangrijkste volbracht. Aandacht voor ethiek en maatschappelijke verantwoordelijkheid weegt in dit onderwijs nu veel zwaarder in het curriculum dan voorheen.

Dat laatste geldt ook voor de tweede groep, mensen uit het bedrijfsleven die zich bijscholen aan onze business schools, bij ons al bijna 2.000 per jaar. Die moeten de extra bagage krijgen om beter te kunnen acteren, overigens ook ethisch en maatschappelijk.

Natuurlijk is onderzoek heel belangrijk, maar de invloed daarvan is moeilijk meetbaar. Dat heeft tijd nodig. Je hoopt indirect op invloed uit publicaties en citaten. Ik ben sterk voor praktijkgericht onderzoek samen met partijen uit de samenleving die je helpt, overheden voor beter sociaal beleid, of bedrijven voor betere inzet van AI voor productverbetering.

En dan heb je posities en initiatieven met invloed, zoals collega’s van me die lid zijn van de SER of van de WRR. Een andere collega heeft een bedrijf opgericht op Papua Nieuw-Guinea. Zo kun je als persoon vanuit business schools maatschappelijk bijdragen.”

Wat moet een business school niet doen?

“Het oude type business school leidde vooral op om jongeren uit vaak welgestelde gezinnen te leren hoe ze nog sneller nog rijker konden worden met inzet van kapitaal en exploitatie van arbeid. Er heeft een kentering plaatsgevonden, maar niet over de hele linie.

Er komen nog steeds studenten die zich richten op materiële voordelen, die gaan Finance studeren om straks lekker veel geld te kunnen verdienen. Maar de tendens is die naar responsible management, dat ten dienste staat van winstgevendheid van bedrijven maar ook van samenleving en werknemers. Dus ook onderzoek doen voor introductie van mechanismen zodat de Shells van deze wereld maatschappelijker optreden.”

Wat zijn studenten met een goede instelling?

“Studenten met een kritische attitude, die openstaan voor argumenten die anders zijn dan hun vooronderstellingen. Dat valt niet mee, die houding moet je ze leren. Ten tweede moeten ze zich goed inspannen om het gereedschap te gebruiken en vaardigheden te ontwikkelen: hoe gebruik je hamer en schroevendraaier, en waar zet je die in? Ten derde hoop ik op engagement met de omgeving, om die te willen verbeteren, zodat ze ook als mensen groeien.

We hopen studenten aan de maatschappij te leveren die open-minded en doelgericht verantwoordelijkheid nemen voor hun omgevingen. In de praktijk is dat natuurlijk weerbarstig, je moet ook het goede voorbeeld geven.”

Mensen hebben ook ondeugden. U deed onderzoek naar self-sacrifice versus pro-self gedrag, dus maatschappelijke relevant. Wat vond u?

“De hoofdvraag: wie gaat er werken voor de publieke – en wie voor de private sector, en is dit te verklaren door persoonskenmerken? Mensen met een public service motivation en een pro social houding komen meer voor in de publieke sector. Maar je ziet ook een paradox: uit testen blijkt dat deze mensen eerder geneigd zijn tot discriminatie en cliëntelisme. Met omkoping ligt dat ingewikkelder, je hebt altijd onmeetbare tussenliggende factoren.”

Hoe onderzoekt u mentale gezondheid, actueel met bijvoorbeeld burn-outs?

“We onderzochten organisatie met hoge prestatiedruk en probeerden een interventie te ontwikkelen gebaseerd op medische principes om beter met mentale druk om te gaan. Helpt het? Ja, je kunt beter leren omgaan met prestatiedruk en spanningen, waardoor mensen mentaal gezonder worden.”

Wat wilt u in de jaren die nog resteren voor de maatschappij betekenen?

“Nog zo veel. We hebben onderzoeksgroep ABEL opgericht (Amsterdam Behavior Economics and Law lab). Deze netwerkorganisatie ondersteunt interdisciplinair onderzoek op het gebied van recht, sociale en economische wetenschappen, met deelname van onze School of Business and Economics.

We willen de invloed van het recht op de economie en het bedrijfsleven onderzoeken; heeft regelgeving het beoogde effect? Is er te veel regelgeving, zoals vaak gezegd? En waarom komen er dan meer regels? We willen empirisch onderzoek doen.

Een tweede terrein dat me nieuwsgierig maakt is de invloed van AI op het bedrijven van sociale wetenschappen; een andere manier van statistiek toepassen, meer algoritmisch. Een derde lijn is ondernemerschap in brede zin, een continu terrein van mijn aandacht. Een vierde is m’n wens om de werking van de democratie wetenschappelijk te onderzoeken, samen met politicologen. Ook dat is een actueel thema gezien alle bedreigingen van de democratie.”

Zo mag u wel 120 jaar oud worden. U richtte ook een nieuwe studierichting op. Wat mogen we verwachten?

“Aan de VU hebben we een bachelor humane economie ontwikkeld gericht op bijdrage aan de Nederlandse publieke sector, bijvoorbeeld een Amsterdamse wijk met veel armoede onderzoeken om oplossingen aan te dragen. We wilden een bijzonder multidisciplinaire invulling met vakken als biologie, psychologie en literatuur. Dat is van de VU een dappere poging voor verbreding en vernieuwing. Helaas is deze vernieuwende opleiding door Den Haag afgewezen…”

Auteur

Categorieën

Plaats een reactie