.
164 Jaargang 98 (4656) 22 maart 2013
ESB Input / output
Toegevoegd
Gedurende het jaar 2012 is het aandeel van de industrie
in de totale toegevoegde waarde van de eurozone afgenomen
tot 25,2 procent. Het aandeel van financiële diensten
en ICT groeide juist. Deze groei ging ten koste van
het aandeel van de primaire sector en de sector horeca
en transport, die beide relatief krompen. De totale toegevoegde
waarde bedroeg in 2012 8,5 biljoen euro, een
afname van 0,5 procent vergeleken met 2011.
Redactionele berekening op basis van ECB (2013) Statistics Pocketbook,
maart.
Herkapitalisatie
Een systematische bankencrisis gaat vaak gepaard
met een recessie. Homar en Van Wijnbergen onderzoeken
de effectiviteit van verschillende beleidsinstrumenten
die deze recessies bestrijden. Uit hun
econometrische onderzoek naar 65 bankencrises tussen
1980 en 2012 blijkt dat een herkapitalisatie van
banken in nood de verwachte lengte van de recessie
halveert. Een liquiditeitsinjectie blijkt de recessie ook
in te korten, maar in mindere mate. Het depositogarantiestelsel
zorgt echter niet voor verkorting van de
recessie. De auteurs verklaren aan de hand van een
theoretisch model de bevinding dat een herkapitalisatie
effectiever is dan andere instrumenten. Als de
bank nieuw kapitaal krijgt, zijn toekomstige winsten
en verliezen voor de aandeelhouders. De andere instrumenten
zorgen ervoor dat de rekeningen betaald
blijven worden, maar het kapitaalniveau blijft ongewijzigd.
Een winst is dan voor de aandeelhouders,
maar een verlies wordt door de overheid gedragen.
Dit beloont het nemen van onverantwoorde risico’s.
Homar, T. en S. van Wijnbergen (2013) Recessions after systemic
banking crises: does it matter how governments intervene?
Tinbergen Institute Discussion Paper, 039 en Duisenberg
school of finance Discussion Paper, 054.
Kredietspreiding
Als land A meer rente moet betalen
op staatsobligaties dan land B,
is er sprake van een kredietspreiding.
Uit data over EMU-landen in
de periode 1996–2011 concludeert
Fazlıoğlu dat de kredietspreiding
groter is als de staatsschuldquote
in land A hoger is dan in land B. Althans,
dat gold in de periode voor
het bestaan van de EMU en geldt
weer sinds het begin van de financiële
crisis. In de periode daartussen
stonden kredietspreidingen tussen
EMU-landen echter geheel los van
de staatsschuld en alle andere onderzochte
risico-indicatoren, zoals
lage economische groei en illiquiditeit
op de obligatiemarkten.
Fazlıoğlu, S. (2013) Determinants of
sovereign
debt yield spreads under
EMU: pairwise approach. METEOR Research
Memorandum, 007.
Input // output
Elektriciteit
In de periode 2006–2011 is de concurrentie op
de Nederlandse elektriciteitsmarkt toegenomen
tot een redelijk hoog niveau. Dit concluderen
Mulder en Schoonbeek uit hun econometrische
model, waarbij ze aannemen dat het bestaan van
marktmacht duidt op zwakke concurrentie. De
vraaguitval vanwege de financiële crisis en de
gegroeide productie van hernieuwbare energie
hebben ervoor gezorgd dat grote producenten
minder onmisbaar zijn geworden. Hierdoor
kunnen zij minder invloed op de prijs uitoefenen.
Daarnaast hebben maatregelen van de
overheid gezorgd voor betere aansluiting met
buitenlandse netwerken, wat de marktmacht
van individuele producenten ook heeft gereduceerd.
Er vonden wel capaciteitsuitbreidingen,
fusies en overnames plaats die de marktmacht
deden toenemen. Deze toename was echter gering.
De onderzoekers verwachten dat de concurrentie
op de Nederlandse elektriciteitsmarkt
in de toekomst sterk zal blijven.
Mulder, M. en L. Schoonbeek (2013) Decomposing changes
in competition in the Dutch electricity market through
the residual supply index. SOM Discussion Paper, 003.
Ongezond
Van Kippersluis en Galama onderzoeken hoe rijkdom
de beslissing om ongezonde producten te
consumeren beïnvloedt. In hun theoretische model
leidt meer vermogen tot meer consumptie van
alle producten, waaronder ongezonde producten.
Dit inkomenseffect wordt tegengewerkt door het
gezondheidseffect. Meer vermogen betekent namelijk
ook dat men meer kan investeren in de eigen
gezondheid. Aangenomen is dat ongezonde
producten, marginaal gezien, de gezondheid meer
schaden als iemand meer investeert in gezondheid.
De opportuniteitskosten van ongezonde producten
zijn dus groter naarmate het vermogen toeneemt.
Het gevolg is dat rijke mensen minder ongezonde
producten consumeren. Uit data over Engeland en
de VS concluderen de auteurs dat het gezondheidseffect
inderdaad meeweegt bij sigaretten- en alcoholconsumptie.
Op basis van dit onderzoek kan de
overheid overwegen gezonde producten te subsidiëren,
omdat gezonde consumptie de opportuniteitskosten
van ongezonde consumptie verhoogt.
Kippersluis, H. van en T. Galama (2013) Why the rich drink
more but smoke less: the impact of wealth on health
behaviors.
Tinbergen Institute Discussion Paper, 035.
8,5 biljoen euro
Toegevoegde waarde eurozone
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 98 (4656) 22 maart 2013 165
Input / output ESB
Provincies
Het verschil in werkloosheidspercentage tussen de
Nederlandse provincies is in de periode 2011–2012
toegenomen. Een indicator om dit verschil aan te duiden
is de statistische variantie tussen de twaalf provinciale
werkloosheidspercentages. In 2011 was de
variantie nog 0,75 procentpunt, terwijl deze in 2012
1,11 procentpunt bedroeg. Dit komt onder andere door
de sterk gegroeide werkloosheid in Flevoland.
Redactionele berekening op basis van data over de beroepsbevolking,
CBS (2013).
Broeikasramp
Een broeikasramp kan soms niet worden afgewend.
Dit is de conclusie die volgt uit het theoretische model
van Michielsen. Aangenomen is dat een ramp
plaatsvindt als een kritiek niveau van broeikasgassen
is bereikt. Het kan zijn dat de huidige generatie beleidsmakers
het gebruik van fossiele brandstoffen wil
inperken om dit te voorkomen, ook al gaat dit ten
koste van de toekomstige consumptie. Het probleem
is echter dat de volgende generatie meer waarde
hecht aan die consumptie dan de huidige generatie.
De nieuwe generatie zal de emissies dus weer verhogen
zodra zij aan de macht is. Hierdoor bepaalt de
huidige generatie toch niet of het kritieke niveau van
broeikasgassen ooit zal worden bereikt en kan zij net
zo goed doorgaan met vervuilen.
Michielsen, T. (2013) Environmental catastrophies under
time-inconsistent preferences. CentER Discussion Paper, 013.
Woningmarkt
De woningmarkt in Nederland is vergeleken met
andere landen inefficiënt. De prijs van een huis
reflecteert namelijk maar voor een klein deel de
langetermijnwaarde, die door Galati et al. wordt geschat
op basis van onder andere de hypotheekrente
en kenmerken van het huis in kwestie. Een gunstig
aspect van de Nederlandse woningmarkt is dat een
schok die huizenprijzen van langetermijnwaarden
afdrijft relatief snel wordt gecorrigeerd. Dit blijkt
uit econometrische analyse van data over de periode
2003–2011. Daaruit blijkt verder dat de huizenprijzen
in het zuiden en in verstedelijkte regio’s voor
een groter deel de langetermijnwaarden reflecteren
dan elders in Nederland. Daar herstelt de woningmarkt
zich ook sneller van een schok.
Galati, G., F. Teppa en R. Alessie (2013) Heterogeneity in
house price dynamics. DNB Working Paper, 371.
Technici
Er is in Nederland een tekort aan
met name laag en middelbaar geschoold
technisch personeel. Uit de
analyse van verschillende datasets
door Berkhout et al. blijkt dat dit
met name te wijten is aan de baankeuze
van net gediplomeerde technici,
die vaak kiezen voor een baan
buiten de techniek. Reeds werkende
technici blijken daarentegen niet
snel een baan buiten de techniek te
kiezen. Slechts 2,5 procent van de
baanwisselaars verlaat de techniek.
Berkhout, E., P. Bisschop en M. Volkerink
(2013) Technici: mobiel en toch
honkvast. Amsterdam: SEO Economisch
Onderzoek.
Stellen
Het arbeidsaanbod van de vrouw
van een stel is veel elastischer dan
dat van de man. Dit blijkt uit analyse
van data over Nederland in de
periode 1999–2005 door Mastrogiacomo
et al. In Nederland is de marginale
inkomstenbelasting voor de
secundaire verdiener van een stel,
meestal de vrouw, lager dan die van
de partner. Dit is gunstig, omdat uit
eerder onderzoek is gebleken dat
de marginale belasting op arbeid
hoger moet zijn als de arbeidsaanbodelasticiteit
lager is.
Mastrogiacomo, M., N.M. Bosch,
M.D.A.C. Gielen en E.L.W. Jongen (2013)
A structural analysis of labour supply
elasticities in the Netherlands. CPB Discussion
Paper, 235.
Erkenning
Publieke erkenning van goede prestaties motiveert
werknemers om harder te gaan werken. Dit blijkt uit
het veldexperiment van Bradler et al. De werkprikkel
blijkt het sterkst als alleen de groep beste werknemers
erkenning krijgt. Met name de werknemers die
niet tot de groep besten behoren, blijken hun inzet
te verhogen nadat erkenning is gegeven. De auteurs
vermoeden dat dit toe te schrijven is aan de wens
van werknemers om aan de groepsnorm te voldoen.
Geen erkenning krijgen is een signaal dat de prestatie
ondermaats was, wat de werknemers corrigeren
door meer inzet te leveren. Het aantal mensen dat
erkenning krijgt moet echter niet te klein zijn. Erkenning
is dan voornamelijk een signaal over de beste
werknemers, maar niet per se over de groepsnorm.
Bradler, C., R. Dur, S. Neckermann en A. Non (2013)
Employee
recognition and performance: a field experiment.
Tinbergen Institute Discussion Paper, 038.
Financieel
Aandelen- en huizenprijzen zijn voorlopende indicatoren
voor reële economische activiteit. Het uitleengedrag
van banken loopt daarentegen meestal achter
op de reële economie. Dit concluderen Hubrich et al.
op basis van hun econometrische onderzoek naar de
relatie tussen financiële en de reële variabelen in EUen
OESO-landen tussen 1980 en 2010. Daarnaast
blijkt dat negatieve financiële ontwikkelingen in zowel
binnen- als buitenland nadelige effecten hebben
op de reële economie. Vooral financiële schokken in
de Verenigde Staten en Duitsland hebben internationale
gevolgen. Het verband tussen financiële en reële
variabelen verschilt wel per land en over tijd. Zo heeft
een negatieve financiële schok een heviger en langduriger
effect in financiële crises. Deze resultaten kunnen
implicaties hebben voor financieel-monetair beleid.
Hubrich, K. et al. (2013) Financial shocks and the macroeconomy:
heterogeneity and non-linearities. ECB Occasional
Paper, 143.
1,11 Procentpunt
Variantie in provinciale werkloosheid
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.