Ga direct naar de content

Overheden nog lang niet klaar voor het managen van competitie.

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 21 2000

“Overheden zijn nog lang niet klaar voor het managen van competitie.â€
Aute ur(s ):
Teisman, G. (auteur)
Hoogleraar complexe besluitvorming en procesmanagement, EUR.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4261, pagina D30, 22 juni 2000 (datum)
Rubrie k :
Dossier Liberalisering van netw erksectoren
Tre fw oord(e n):

Ten Heuvelhof en Van Twist schetsen een intrigerend bestuurlijk dilemma. Daar waar concurrentie wordt nagestreefd, kan intense
overheidsbemoeienis het resultaat zijn. Terwijl publieke monopolies niet meer bevredigen, is afstoting naar de private sector geen
reële optie. Er zijn aanwijzigen dat de overheid faalt, terwijl liberalisering aanwijzingen oplevert dat de markt faalt. Volledige
mededinging lijkt schaars te worden.
Daar waar overheden, die territoriaal gebonden zijn, steeds meer in een concurrentiepositie belanden met andere overheden, lijkt de markt
te tenderen naar oligopoliede en monopoliede structuren. De geruchtmakende overheidsdruk op Microsoft vormt een saillant voorbeeld.
Ook andere sectoren zoals de internationale zee- en luchtvaart lijken beheerst te worden door enkele giganten.
En daar waar enkelen heersen, ligt marktfalen op de loer. We hoeven maar te wijzen op het gemak waarmee prijsstijgingen van ruwe olie
direct worden doorberekend in de benzineprijzen. Consumenten hebben nauwelijks mogelijkheden om naar de concurrent te gaan.
Overstappen op alternatieven zoals gas en diesel gaat gepaard met grote kosten. En zelfs daar waar geconcurreerd wordt op de prijs,
zoals de recente benzineoorlog in Duitsland, is het resultaat op termijn vaak dat één van de concurrenten het loodje legt en een
monopoliede structuur naderbij gekomen is. Kortom, het ‘competition management’ waar de auteurs voor pleiten verdient volop
aandacht. Het opdelen van bedrijven, het creëren van nieuwe ondernemingen, het tot stand brengen van “conflictfähige counterfailing
powers” en van krachtige toezichthoudende instanties vormen onderdeel van dit competition management.
Twee vragen dienen zich hier aan. Ten eerste is het de vraag of de overheid in staat is om zulk een verstandige en geavanceerde
sturingsrol te spelen als vereist bij competition management. Zo zien we bij het openbaar vervoer op zijn minst een twijfelende en
ambivalente overheid, mogelijk zelfs een zwalkende overheid. Het politieke debat gaat nog over de keuze tussen markt of overheid. Het
zal nog wel even duren voor het geavanceerde, maar daarmee ook genuanceerde competition management ingang vindt in het politieke
debat.
Ten tweede is het de vraag of de territioriaal gebonden overheid niet ongeschikt en mogelijk onmachtig is om tot competition
management te komen. Voor de nutssector lijkt steeds meer te gelden dat bedrijven internationaal opereren en zich daarmee steeds
minder hoeven aan te trekken van de nationale vormen van competition management. Zo kan de Nederlandse overheid wel eisen willen
stellen aan het goederenvervoer per spoor, maar als de Deutsche Bundesbahn, eigenaar van -wat vroeger heette- NS-Cargo dan beslist
om vooral op Hamburg te rijden, lijkt de machtspositie van de betreffende overheid danig uitgehold. Met andere woorden, competition
management vereist ook nieuwe publieke alliantievorming. We weten allen hoe moeizaam zulks gaat.
Zie ook E.F. ten Heuvelhof en M.J.W. van Twist, Nieuwe markten en de rol van de overheid, ESB dossier, 22 juni 2000, blz 28

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur