input
Spaar-WW
Ondernemers
Jongen en Van Vuren van het Centraal Planbureau bespreken de
spaar-WW. De spaar-WW houdt in dat werknemers, in plaats van
premie te betalen voor de WW, verplicht sparen op een individuele rekening waarvan de uitkering tijdens werkloosheid wordt
betaald. De auteurs stellen dat de spaar-WW ertoe leidt dat de
prikkels tot werken groter worden en dat de hoeveelheid risicodeling onder de bevolking lager wordt. Op basis van een simulatiemodel concluderen Jongen en Van Vuren dat een combinatie
van sparen en uitkering de welvaart kan verhogen, maar dat
deze welvaartsverhoging klein is. Bij de eventuele invoering van
de spaar-WW moet sprake zijn van een leenbeperking, omdat de
spaar-WW anders geen effectieve prikkels geeft om meer arbeid
aan te bieden.
De Rabobank stelt dat het bedrijfsleven profiteert van de voorgenomen koopkrachtreparatie en arbeidsmarktmaatregelen
die uit de Miljoenennota volgen. Voor bedrijven zal er volgens
de Rabobank sprake zijn van een totale lastenverlichting van
anderhalf miljard euro en zal het mkb veertig miljoen euro extra
aan innovatiekredieten ontvangen. Hoewel de Rabobank deze
maatregelen op prijs stelt, stelt hij dat er meer maatregelen
nodig zijn om het bedrijfsleven te helpen om het concurrerend
vermogen van het Nederlandse bedrijfsleven op peil te houden.
Oplossingen zouden volgens de Rabobank met name moeten
liggen op het gebied van verhoging van de arbeidsproductiviteit
en een verhoging van de mobiliteit.
Jongen, E. en A. van Vuren (2008) Individuele spaarrekeningen voor werkloosheid:
Utrecht: Rabobank.
Rabobank (2008) Themabericht Prinsjesdag 2008: cadeautjes voor ondernemers.
mirakel of mythe? Den Haag: Centraal Planbureau.
Kennis
Media
Voor het National Bureau of Economic Research onderzoeken
Dyck et al. in hoeverre de media de invloed van belangengroepen beïnvloeden. Zij stellen dat belangengroepen met name
invloed op de overheid kunnen uitoefenen omdat een groot deel
van de bevolking niet geïnformeerd is over de uitgaven die de
overheid voor deze belangengroepen doet. Door technologische
vooruitgang zoals de uitvinding van de televisie is volgens de
auteurs een groter deel van de bevolking geïnformeerd en is
de macht van belangengroepen daardoor kleiner geworden.
Het effect van de media op de invloed van belangengroepen
is volgens de auteurs kleiner wanneer de eigenaars en adverteerders van de mediakanalen worden gevormd door een kleine
groep organisaties met specifieke belangen.
Dyck, A., D. Moss en L. Zingales (2008) Media versus special interests. NBER
werkdocument 14360.
Ziektekosten
Het Centraal Bureau voor de Statistiek
onderzoekt in hoeverre Nederland een
kennisintensieve economie is. Volgens
het CBS moet er in een kennisintensieve economie voldoende aanbod van
hoogopgeleide werknemers zijn, en
wordt een voldoende vraag naar hoogÂ
opgeleide werknemers gegarandeerd
door hoogwaardige werkgelegenheid,
zoals activiteiten op het gebied van
onderzoek en ontwikkeling (O&O). Tussen 1990 en 2006 nam
het aantal studenten dat is ingeschreven in het wetenschappeÂ
lijk onderwijs toe van 182.000 tot 208.000, terwijl de bevolking van 15–25-jarigen is gedaald. De 15,6 procent van de
bevolking die tussen hun 25e en 65e jaar een of meer cursussen volgde, ligt daarnaast boven het Europese gemiddelde
van 12,5 procent. Het CBS stelt daarnaast dat de hoeveelheid
O&O-uitgaven tussen 1990 en 2007 afgenomen is van 2 tot
1,7 procent van het bbp.
Centraal Bureau voor de Statistiek (2008) Kennis en economie 2007. Voorburg: CBS.
Poos et al. onderzoeken voor het Rijksinstituut voor VolksÂ
gezond eid en Milieu de kosten van zorg en stellen dat deze
h
in 2005 in Nederland 68,5 miljard euro bedroegen, ofwel
4.200 euro per capita. De meeste zorguitgaven werden gedaan
uit hoofde van psychische stoornissen, die 14,2 miljard euro
kostten. Vrouwen veroorzaakten 57 procent van de zorgkosten
en vooral oudere vrouwen gebruikten veel zorg. De auteurs
stellen dat dit komt door de hogere levensverwachting van
vrouwen in combinatie met gemiddeld hogere zorguitgaven voor
oudere inwoners. De groei van de zorgkosten lag tussen 2003
en 2005 met 3,9 procent per jaar lager dan de groei die gemiddeld gold tussen 1999 en 2003, namelijk 9,7 procent. De groei
tussen 2003 en 2005 was hoger onder mannen dan onder
vrouwen, en hoger voor mensen op lagere leeftijd dan ouderen.
Zelfvoorziening elektriciteit
Leenheer en De Nooij van SEO Economisch Onderzoek vragen
zich af of huishoudens zelfvoorzienend willen zijn op energiegebied en bij hoeveel huishoudens dit een rol speelt. Volgens
de auteurs zijn de belangrijkste motieven om zelfredzaam te
worden milieuoverwegingen, kennis van zelfvoorzienendheid en
financiële motieven. Personen die zich volledig afsluiten van
het energienetwerk komen volgens Leenheer en De Nooij weinig
voor. Veel groter is het aantal mensen dat gedeeltelijk zelfvoorzienend is, door bijvoorbeeld het gebruik van groene stroom of
gebruik van energiebesparende apparaten.
Poos, M., J. Smit, J. Groen, J. Kommer en L. Slobbe (2008) Kosten van ziekten in
Leenheer, J. en M. de Nooij (2008) Zelfvoorzienendheid in elektriciteit.
Nederland 2005. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek.
580
ESB
93(4544) 3 oktober 2008
output
Duurzaamheid
Voedsel- en olieprijzen
Baltussen et al. van het Landbouw
Economisch Instituut onderzoeken de
rol van de overheid bij de ondersteuning van producenten van duurzame
goederen. De overheid stimuleert
de introductie van maatschappelijk
relevante productie, maar volgens
Baltussen et al. lopen producenten ook
na de introductie van een product aan
tegen problemen bij het doorgroeien.
Aan de hand van casestudies stellen de auteurs dat het bewustzijn ten aanzien van duurzaamheid toeneemt en dat de taak
om een grotere groei van de vraag naar duurzame producten te
realiseren vooral bij de sector zelf ligt. De rol van de overheid
kan beperkt blijven tot kennisontwikkeling en aanprijzing van
duurzame productie.
Het Internationaal Monetair Fonds bericht over de voedsel- en
olieprijzen die in de zomer van 2008 sterk stegen. Hoewel de
prijzen inmiddels weer enigszins gedaald zijn, liggen olieprijzen
nog steeds op het dubbele van het niveau dat zij eind 2006
hadden en is voedsel gemiddeld 44 procent duurder dan het
eind 2006 was. De sterke stijgingen van deze prijzen hebben
volgens het IMF de handelsbalansen van ontwikkelingslanden,
die netto importeurs waren van olie en voedsel, verslechterd met
gemiddeld anderhalf procentpunt van het bbp. Deze verslechtering komt volgens het IMF met name door de gestegen olieprijs.
Als gevolg hiervan hebben vijftig ontwikkelingslanden minder
dan drie maanden import aan buitenlandse valutareserves. Deze
landen moeten volgens het IMF nadenken over het devalueren
van hun valuta of het flexibel maken van de wisselkoers.
Internationaal Monetair Fonds (2008) Food and fuel prices – recent developments, macroeconomic impact and policy responses. Washington: IMF.
Baltussen, W., E. Oosterkamp, E. van Mil en G. Hagelaar (2008) Kansen en belemmeringen in duurzame ketenvorming. Den Haag: Landbouw Economisch Instituut.
Pensioenen
Medicijnen
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
vindt dat in 2005 in het gemiddelde OESO-land voor ongeveer
vierhonderd dollar per persoon werd uitgegeven aan medicijnen.
Frankrijk en Spanje gaven per capita het meeste uit aan medicijnen en Mexico het minst. Volgens de OESO is het inkomen per
hoofd van de bevolking positief gecorreleerd aan het gebruik van
medicijnen, maar verklaart het inkomen slechts een kwart van
de verschillen in medicijngebruik tussen landen. De OESO stelt
dat de uitgaven aan medicijnen met zeventien procent slechts
een klein deel van de totale zorguitgaven vormen. Aan beleidsmakers raadt de OESO aan voorzichtig te zijn met het prijsbeleid
van medicijnen, omdat prikkels tot innovatie hierdoor verkleind
worden en op lange termijn kan zorgen voor hogere prijzen.
De Nederlandsche Bank stelt in zijn Statistisch bulletin dat de
pensioensector moderniseert. Zo besteden pensioenfondsen
volgens de bank steeds meer taken uit, zoals pensioenadminiÂ
stratie en vermogensbeheer, en versterken de fondsen hun
bestuurlijke organisatie met een vergroting van het interne
toezicht. DNB verwacht dat de transparantie van de sector zal
toe nemen. Eind 2007 voldeed ongeveer de helft van de pensioenfondsen nog niet aan de eisen van de Pensioenwet op het
gebied van transparantie, zoals het oprichten van een verantwoordingsorgaan. Ook meldt DNB dat het aantal pensioenfondsen afneemt: de afgelopen jaren zijn vierhonderd kleine pensioenfondsen verdwenen zodat er op dit moment nog zeshonderd
kleine fondsen bestaan.
De Nederlandsche Bank (2008) Statistisch bulletin september 2008. Amsterdam:
DNB.
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (2008)
Pharmaceutical pricing policies in a global market. Parijs: OESO.
CEPR
Ondernemerschap
Timmermans et al. van EIM vragen zich af hoe het ondernemerschap zich in Nederland in internationaal perspectief ontwikkelt.
Zij stellen dat het aandeel ondernemers met twaalf procent van
de beroepsbevolking relatief hoog ligt. Daarnaast neemt het aantal
nieuwe ondernemingen ten opzichte van de totale hoeveelheid
ondernemingen in Nederland toe van 9,9 procent in 2005 naar
10,5 procent in 2006. Ten opzichte van de vergeleken landen kent
Nederland een relatief laag percentage snelle groeiers: bedrijven
waarvan de omzet met zestig procent of meer gegroeid is tussen
2002 en 2005. Het grootste percentage snelle groeiers kennen de
Verenigde Staten, met 38,4 procent van de ondernemers.
Timmermans, N., P. Jong-’t Hart, D. Snel, M. Mooibeek en W. Verhoeven
D’Amato, M. en V. Galasso (2008) Political intergenerational risk sharing. CEPR
(2008) Internationale benchmark ondernemerschap. Zoetermeer: EIM.
Voor het Centre for Economic Policy Research onderzoeken
D’Amato en Galasso de voor- en nadelen van een omslagstelsel
van pensioenen ten opzichte van een kapitaalgedekt stelsel. Zij
stellen dat een omslagstelsel voor positieve welvaartseffecten
kan zorgen vanwege een grotere risicodeling tussen generaties
en voor negatieve welvaartseffecten doordat hoge belastingen
zorgen voor een lagere arbeidsaanbodprikkel. Volgens de auteurs
is er een optimale verdeling in de hoeveelheid pensioenen die
uitgekeerd worden door middel van herverdeling en de hoeveelheid pensioenen waar zelf voor gespaard moet worden, maar
kiezen politici er veelal voor om een grotere hoeveelheid pensioenen op basis van een omslagstelsel te financieren dan op
basis van welvaartsmaximalisatie gewenst is.
discussieartikel 6972.
ESB
93(4544) 3 oktober 2008
581