nationaal
Efficiëntie van netbeheerders
beïnvloed door regionale verschillen
P.H.L. Nillesen en M. Wiltjer
De auteurs zijn werkzaam bij PricewaterhouseCoopers
Advisory. De auteurs bedanken prof. dr. J.W. Velthuijsen
voor zijn kritische bijdrage.
marco.wiltjer@nl.pwc.com
Bij de bepaling van tarieven voor netbeheerders van
het elektriciteitsnet dient rekening te worden gehouden
met omgevingsfactoren zoals aansluitdichtheid.
W
at drijft de kosten van gereguleerde netbeheerders zoals
de distributiebedrijven voor elektriciteit en gas van
Essent, Nuon en Eneco? Enerzijds worden de kosten bepaald
door operationele factoren zoals de efficiëntie van de onderneming, de kwaliteit van het management en de service die
een netbeheerder biedt. Anderzijds worden de kosten van een
netbeheerder echter ook beïnvloed door factoren die buiten
de invloed van het management liggen zoals de topografie, het
aantal graaddagen, de opbouw van het klantenbestand of de
aansluitdichtheid in het gebied van de netbeheerder.
In de literatuur wordt daarom de vraag gesteld of dergelijke
factoren, die vaak regionaal georiënteerd zijn en daarom ook
wel regioÂnale verschillen genoemd worden, de kosten van een
gereguleerde onderneming kunnen beïnvloeden. Specifiek in
netwerksectoren zoals distributie van elektriciteit en gas is deze
vraag actueel. In deze sectoren is met name de discussie gaande
of aansluitdichtheid voor netbeheerders als regionaal verschil
moet worden aangemerkt omdat deze sterk verschilt tussen netbeheerders. Bijvoorbeeld in Nederland is het verschil tussen de
netbeheerder met de hoogste en de netbeheerder met de laagste
aansluitdichtheid een factor 3. Wij hebben onderzocht of internationale bevindingen ten aanzien van aansluitdichtheid ook
gelden voor de Nederlandse situatie. Heeft aansluitdichtheid
invloed op de kosten van Nederlandse netbeheerders?
Internationale vergelijking
In de internationale literatuur zijn veel aanwijzingen te vinden
voor een negatieve relatie tussen aansluitdichtheid en kosten per
aansluiting (zie tabel 1). Dit betekent dat als het aantal aansluitingen per oppervlakte stijgt, de kosten per aansluiting zullen dalen.
Deze relatie wordt gevonden in meerdere landen en in meerdere
onderzoeken in bijvoorbeeld de VS, Noorwegen en Italië. Intuïtief
is de conclusie dat een netbeheerder in een gebied met een hogere
aansluitdichtheid lagere kosten heeft voor de hand liggend. Een
netbeheerder die actief is in een landelijke omgeving, zoals in
Nederland Essent of Delta (Zeeland), moet veel grotere afstanden
overbruggen om een bepaalde hoeveelheid aansluitingen te realiseren, dan een netbeheerder in een stad zoals ONS (Schiedam) of
NRE (Eindhoven). Dit vergt een grotere investering per aansluiting met navenant hogere kosten. Dit noemen wij het kosteneffect.
Aan de andere kant wordt er in de literatuur (Pfeifenberger &
Jenkins, 2002) op gewezen dat in zeer sterk verstedelijkte gebieden zich een tegengesteld effect kan voordoen. Steden als Londen
en Singapore hebben een zeer complex netwerk – bijvoorbeeld
om een extra hoge leveringszekerheid te kunnen garanderen – en
het onderhoud aan het net is in deze steden dermate kostbaar
– onder andere door hogere lonen en doordat netwerk onderhoud door de drukte in de stad wordt bemoeilijkt – dat de kosten
per aansluiting hoger zijn dan in minder verstedelijkte gebieden.
Dit effect noemen wij het verstedelijkingseffect.
Als de kosten per aansluiting per jaar van een netbeheerder
worden uitgezet tegen de aansluitdichtheid in het verzorgingsgebied van een netbeheerder ontstaat de volgende kromme: een
u-curve (zie figuur 1). De kosten per aansluiting dalen tot een
bepaald punt (kosteneffect > verstedelijkingseffect) en beginnen
dan te stijgen (verstedelijkingseffect > kosteneffect).
Figuur 1. Aansluitdichtheid versus kosten per aansluiting
kosten per aansluiting
kosten effect >
verstedelijkingseffect
verstedelijkingseffect >
kosten effect
aansluitdichtheid
In tabel 1 wordt een selectie gegeven van de belangrijkste onderzoeken op dit gebied. Beschreven wordt op welk land het onderzoek betrekking heeft, het tijdvak en welke relatie de genoemde
auteurs onderkennen: lineair (dalend) of non-lineair (de u-curve).
Tabel 1. Internationaal onderzoek naar de relatie tussen aansluitdichtheid en kosten
per aansluiting
land
auteur
onderzochte
periode
Verenigde Staten
Roberts
1978
✓
Nelson & Primeaux
1961 – 1976
✓
Kwoka
1989
✓
Noorwegen
Salvanes & Tjoota
1988
✓
Italië
Scarsi
1996
✓
Gulli
1996
✓
Folloni & Caldera
1996
✓
Zwitserland
Filipini & Wild
1988 – 1996
✓
✓
Zwitserland
Filipini et al.
1988 – 1996
✓
✓
Slovenië
Filipini & Hrovatin
1991 – 2000
✓
Zuid Amerika
Estache et al.
1994 – 1999
✓
Duitsland
Von Hirschhausen & 2000 – 2001
Kappeler
✓
7 EU landen
Growitsch et al.
✓
2002
lineaire
relatie
non –lineair
(U-curve)
ESB  19-5-2006
✓
223
nationaal
De Nederlandse situatie
In de Nederlandse situatie is het in het kader van regulering
relevant om te onderzoeken of er een relatie bestaat tussen
aansluitdichtheid en kosten per aansluiting. In de huidige regulering wordt hiermee geen rekening gehouden bij de vaststelling
van de tarieven. Wij hebben onderzocht of ook in Nederland
een relatie bestaat tussen aansluitdichtheid en kosten per aansluiting. Uit dit onderzoek blijkt dat het in de literatuur gevonden verband tussen efficiëntie en de aansluitdichtheid ook bij
Nederlandse netbeheerders gevonden wordt. In figuur 2 zijn de
jaarlijkse kosten per aansluiting (2000) van de netbeheerders
uitgezet tegen de aansluitdichtheid. In het onderzoek is gebruik
gemaakt van de cijfers van 2000 omdat in de jaren daarna de
kosten zijn beïnvloed door de x-factor die DTe oplegt. Deze
houdt geen rekening met regionale verschillen.
ONS, dat opereert in de stad Schiedam is het meest efficiënt
(heeft de laagste jaarlijkse kosten per aansluiting) in Nederland.
NRE, opererend in de stad Eindhoven, heeft ook relatief lage
kosten per aansluiting. Bedrijven als Delta (Zeeland), Essent
(Groningen, Drenthe, Overijssel, Brabant en Limburg) en
Westland (Westland) die opereren in dunbevolkte gebieden blijken daarentegen relatief hoge jaarlijkse kosten per aansluiting te
hebben.
De relatie tussen aansluitdichtheid en de efficiëntie van
netbeheerders blijkt sterk negatief gecorreleerd te zijn. In de
gevonden relatie is alleen Westland een uitbijter. De afwijkende
kosten per aansluiting van Westland worden veroorzaakt door
de afwijkende klantenkring die Westland kent. Het aantal aansluitingen van Westland is relatief beperkt omdat Westland veel
tuinders bedient.
Statistische analyse laat zien dat de gevonden relatie tussen
aansluitdichtheid en de kosten per aansluiting statistisch significant is op het 5-procents significantieniveau met een R2 van
47 procent. Wanneer Westland buiten de analyse wordt gelaten,
De kosten van de netbeheerders zijn gecorrigeerd voor de regionale verschillen
die DTe heeft toegekend.
verhoogt de significantie van de relatie nog verder (significant
op 1 procent en R2 groter dan 70 procent).
De u-curve blijkt in Nederland niet statistisch significant.
Dit kan het gevolg zijn van de kleine dataset met slechts 9 netbeheerders. Wij hebben onderzocht in hoeverre de u-curve
aantoonbaar is met een internationale dataset, inclusief de
Nederlandse netbeheerders. De dataset is daarom uitgebreid
met netbeheerders uit Australië, Nieuw Zeeland en het Verenigd
Koninkrijk.
Figuur 3: Aansluitdichtheid versus jaarlijkse kosten per aansluiting (2000)
kosten per aansluiting (euro p/j)
600
400
200
0
0
10
20
30
40
50
60
70
aansluitdichtheid (aansluitingen per kilometer netwerk)
Nederland
Verenigd Koninkrijk
80
Nieuw Zeeland
Australië
Bron: onderzoek PwC.
De relatie tussen aansluitdichtheid en jaarlijkse kosten per
aansluiting blijkt in de internationale dataset statistisch zeer
significant waarbij zowel een lineaire als ook een non-lineaire
relatie op basis van de U-curve statistisch significant blijken.
Met behulp van een ‘log likelihood’ test blijkt dat de ‘fit’ van de
U-curve met de data significant beter is dan die van de lineaire
relatie. De gevonden U-curve indiceert dat het optimale aantal
aansluitingen per kilometer netwerk ongeveer 45 bedraagt.
Dit optimale punt komt ruwweg overeen met het optimum
dat wordt gevonden als de Nederlandse dataset wordt getest
op de u-curve. De uitkomst van deze analyse is niet statistisch
significant. Echter de uitkomsten bevestigen wel het gevonden
o
 ptimum van 45 aansluitingen per kilometer netwerk.
Figuur 2. Aansluitdichtheid van Nederlandse netbeheerders versus de jaarlijkse kosten per aansluiting (2000)
kosten per aansluiting (euro p/j)
600
Westland
500
400
Delta
Rendo
Essent
300
Continuon
200
Eneco
NRE
Cogas
ONS
100
0
10
20
30
40
50
aansluitdichtheid (aansluitingen per kilometer netwerk)
Bron: DTe correctiebesluiten 2002, DTe (2003) en The Brattle Group(2006)
224
ESB  19-5-2006
60
70
nationaal
Er zijn dus sterke aanwijzingen dat de kostenstructuur van
de Nederlandse netbeheerders afhankelijk is van de aansluitdichtheid in het service gebied van een netbeheerder. Met
uitzondering van ONS en NRE (aansluitingen per kilometer
netwerk > 45) zijn alle netbeheerders te vinden op het dalende
deel van de U-curve. Voor Nederlandse netbeheerders geldt dus
dat een hogere aansluitdichtheid een negatief effect heeft op de
kosten per aansluiting. Met uitzondering van ONS en NRE geldt
dus dat het kosteneffect groter is dan het verstedelijkingseffect.
Beleid DTe
In de overeenkomst die is gesloten tussen de netbeheerders
en de DTe wordt expliciet genoemd dat onderzoek zal worden
gedaan naar de invloed van niet-beïnvloedbare regionale verschillen op de kosten van netbeheerders (DTe, 2003). De intentie van dit onderzoek is netbeheerders te compenseren die te
maken hebben met regionale verschillen waar zij geen invloed
op hebben, maar die voor de netbeheerders hogere kosten met
zich mee brengen. In de bepaling van de toegestane omzet van
de netbeheerders wordt tot op heden geen rekening gehouden
met omstandigheden die een afwijkende kostenstructuur veroorzaken. Alle netbeheerders worden geacht even efficiënt
te kunnen opereren als het meest efficiënte bedrijf in 2000,
ONS te Schiedam.
DTe heeft onderzoek gedaan naar regionale verschillen.
In haar eindrapport concludeert DTe dat waterkruisingen
(in het bijzonder een deel van het Delta netwerk onder de
Westerschelde) en belastingen aan regionale overheden als
regionale verschillen kunnen worden aangemerkt.
Opmerkelijk is dat aansluitdichtheid niet wordt aangemerkt als regionaal verschil. De netbeheerders die opereren in
landelijke gebieden als Essent en Delta worden geacht tegen
dezelfde kosten te kunnen opereren als netbeheerders die alleen
in steden actief zijn zoals ONS en NRE. Deze conclusie is des
te opmerkelijker als in aanmerking wordt genomen dat bij de
aanleg van het gasnetwerk met een lage aansluitdichtheid overheden hebben onderkend dat het aanleggen van een netwerk in
landelijke gebieden extra kosten met zich mee brengen. Diverse
overheden hebben netbeheerders financieel ondersteund om
ook in de landelijke gebieden met een lage aansluitdichtheid
rendabel een netwerk te kunnen aanleggen.
Door nu de hogere kosten van bijvoorbeeld Delta en Essent
te negeren dwingt DTe deze bedrijven de kosten te laten dalen
tot het niveau van ONS. Delta en Essent worden dus mogelijk
gedwongen te besparen op noodzakelijke onderhoudskosten,
of de aandeelhouders van deze bedrijven worden langdurig
gedwongen een lager dan marktconform rendement te accepteren. DTe zou daarom bij de vaststelling van de toegestane omzet
voor netbeheerders rekening moeten houden met de aansluitdichtheid in het verzorgingsgebied van netbeheerders.
het niveau van de meest efficiënte onderneming (ONS) zonder
dat rekening wordt gehouden met het feit dat de meest efficiënte netbeheerder het meeste voordeel heeft van haar hoge
aansluitdichtheid. Dit betekent dat netbeheerders met een lage
aansluitdichtheid onevenredig zwaar moeten bezuinigen. In dit
geval zou DTe in de vaststelling van het efficiënte kostenniveau
daarom rekening moeten houden met de aansluitdichtheid van
netbeheerders. n
Paul Nillesen en Marco Wiltjer
Literatuur
The Brattle Group (2006) Regional Differences for Gas and Electricity
Companies in the Netherlands. Londen.
DTe (2003) Overeenkomst Regulering Nettarieven Elektriciteit (2001 – 2006)
(via www.dte.nl).
Estache, A., M. Rossi & C. Ruzzier (2002) The Case for International
Coordination of Electricity Regulation: Evidence from the Measurement of
Efficiency in South America. Journal of Regulatory Economics, 22, 271 – 295.
Filippini, M. (1998) Are Municipal Electricity Distribution Utilities Natural
Monopolies? Annals of Public and Cooperative Economics, 69 (2), 157-174.
Filippini, M. & N. Hrovatin (2002) Efficiency and Regulation of the Slovenian
Electricity Distribution Companies. CEPE Working Paper nr. 14. Zürich.
Filippini, M. & J. Wild (2001) Regional Differences in Electricity Distribution
Cost and their Consequences for Yardstick Regulation of Access Prices.
Energy Economics, 23, 477-488.
Filippini, M., J. Wild & J.M. Kuenzle (2001) Scale and Cost Efficiency in the
Swiss Electricity Distribution Industry: Evidence from a Frontier Cost
Approach, CEPE Working Paper nr. 8. Zürich.
Folloni, G. & O. Caldera (2001) Size, Density and Costs of Network Services
– The Case of the Distribution of Electricity in Italy. Wenen: ERSA.
Growitsch, C, T Jamasb & M.G. Pollitt (2005) Quality of Service, Efficiency, and
Scale in Network Industries: An Analysis of European Electricity Distribution.
CWPE 0538 and EPRG 04 Working Paper. Cambridge.
Gulli, F. (2000) Economie di scala versus economie di densità nella distribuzione
elettrica: un’ analisi quantitativa. Economia delle fonti di energia a
dell’ambiente, 43 (2), 51-57.
Hirschhausen, C. von & A. Kappeler (2004) Efficiency Analysis of German
Electricity Distribution Utilities. Discussion Paper. Berlijn: DIW.
Kwoka, J. (2005) Electric Power Distribution: Economies of Scale, Mergers,
and Restructuring. Applied Economics, 37 (20), 2373-2386.
Nelson, R.A. & W.J. Primeaux (1998) The Effects of Competition on
Transmission and Distribution Costs. Land Economics, 62 (4), 338-346.
Pfeifenberger, J.P. & M.W. Jenkins (2002) Big City Bias: The Problem with
Simple Rate Comparisons. Public Utilities Fortnightly, December, 38-42.
Roberts, M. (1986) Economies of Density and Size in the Production and
Delivery of Electric Power. Land Economics, 62 (4), 378-387.
Salvanes, K.G. & S. Tjoota (1994) Productivity Differences in Multiple Output
Industries: an Empirical Application to Electricity Distribution. Journal of
Productivity Analysis, 5 (3), 23-43.
Scarsi, G.C. (1999) Local Electricity Distribution in Italy: Comparative Efficiency
Analysis and Methodological Cross Checking, FEEM Working paper no. 16.
Londen.
Conclusie
In Nederland blijken de kosten per aansluiting op het elektriciteitsnet sterk gecorreleerd met de aansluitdichtheid, een factor
waarop een netbeheerder geen invloed heeft. Een bedrijf dat
opereert in een landelijk gebied heeft gemiddeld hogere kosten
dan een bedrijf dat in een stedelijke omgeving opereert. Deze
conclusie heeft verregaande consequenties voor benchmarks
die toezichthouders uitvoeren. Op basis van een benchmark
worden netbeheerders gedwongen hun kosten te verlagen tot
ESB  19-5-2006
225