Onbetrokkenheid
Aute ur(s ):
Fortuyn, W.S.P.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4042, pagina 67, 24 januari 1996 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
politiek, bestuur, normen, w aarden
Het grootste probleem in de Westeuropese landen is niet het probleem van de werkloosheid, maar dat van de maatschappelijke
onbetrokkenheid. Die manifesteert zich van hoog tot laag en is doorgedrongen tot in de haarvaten van onze cultuur. Het algemene
adagium is: als ‘ze’ mij maar met rust laten en me vooral mijn eigen gang laten gaan.
Dit is het resultaat van vijftig jaar vrede en welvaart binnen de veilige beschutting van de verzorgingsstaat. Een volstrekt
vertechnocratiseerde en verbureaucratiseerde staat, die het eigen initiatief en de eigen verantwoordelijkheid heeft weggedrongen in de
gaten die het systeem nog openlaat. De ontzuiling en ontkerkelijking van onze maatschappij, vruchten van een noodzakelijke
modernisering, hebben er gecombineerd met de professionalisering en schaalvergroting in de publieke ruimte toe geleid dat de
institutionele structuur waardoor maatschappelijke betrokkenheid wordt geuit en geëntameerd vrijwel geheel is verwoest. Niet eens zo
zeer doordat de instituties zijn verdwenen, want die zijn bij voorbeeld in het welzijnswerk, de gezondheidszorg en de overlegeconomie
nog vrijwel geheel intact, maar doordat de instituties het contact met hun achterban zijn kwijtgeraakt. De professionalisering en
schaalvergroting heeft hen hun amateurkarakter ontnomen en hen geplaatst in de positie van zaakwaarnemer. Een zaakwaarnemerschap
dat niet of nauwelijks behoeft te worden gelegetimeerd door actieve ondersteuning en instemming van de achterban.
Daarenboven heeft zich een geïndividualiseerde cultuur kunnen verbreiden, die inmiddels de dominante cultuur is geworden. Deze
manier van maatschappelijke sturing, de schaalgrootte daarvan, ingebed in een volstrekt geïndividualiseerde cultuurbeleving, maakt het
beleven en entameren van maatschappelijke betrokkenheid tot iets voor een enkele bevlogene. Niet helemaal goed snik natuurlijk, want
de bevlogene heeft nog niet echt begrepen dat het zo in Nederland niet werkt.
Er lijkt consensus te bestaan over de mogelijkheid om zonder expliciet beleefde en geformuleerde maatschappelijke betrokkenheid een
samenleving gaande te houden. Ik denk dat dit haar ondergang wordt en draag dat ook uit in mijn boeken en andere publieke uitingen.
De respons onder de elite is nog steeds nihil en dat wijst er op dat het besef niet aanwezig is dat voor het continueren van een gezonde
en vitale economie en samenleving, maatschappelijke betrokkenheid van hun lidmaten, en zeker van hun elite, een contitie sine qua non
is.
Laat ik deze situatie illustreren met een tweetal voorbeelden die sociaal-economisch van aard zijn. Ten eerste de manier waarop de
Europese monetaire unie tot stand dreigt te komen. De EMU wordt ons gepresenteerd als een economisch-technocratisch concept, iets
voor deskundigen en niet voor gewone mensen. We moeten als land gewoon aan een paar randvoorwaarden inzake financieringstekort
en staatsschuld voldoen en dan mogen we toetreden. De gevolgen zijn echter niet gering. De criteria realiseren is een hele klus in een
land met een flink financieringstekort en dito staatsschuld. Daarvoor zijn grote politieke inspanningen nodig, met name fikse
bezuinigingen, die de sociaal-economische politiek van een land tot in het hart kunnen treffen. De grote sociale onrust in Frankrijk van de
afgelopen maanden maakt dat duidelijk. Na toetreding is men echter evenzeer gehouden aan de geformuleerde criteria, hetgeen betekent
dat een land op dat punt zijn soevereiniteit verliest. Voorts wordt het monetaire beleid geheel buiten de politieke sturing geplaatst en
ondergebracht bij onafhankelijke monetaire autoriteiten. Afstand tussen politiek en monetaire autoriteit blijkt in ons soort landen
uitstekend te werken. De vraag is echter of dat ook zomaar kan bij een conglomeraat van landen, met zeer uiteenlopende culturen en
sociaal-economische structuren. De monetaire autoriteit heeft in een natie, doordat deze een eenheid vormt in velerlei opzicht, een
verankering in de politiek-maatschappelijke consensus. Een verankering die bij een groep landen niet vanzelf ontstaat.
Buitendien is dat Europa absurd ondemocratisch. Het beste dat je ervan kunt zeggen is dat het geregeerd wordt door een politiekbureaucratische kaste, waarvan slechts een beperkt deel is gekozen, en waarvan in ieder geval niemand zich rechtstreeks voor zijn
Europese daden bij de kiezer hoeft te verantwoorden. Het erge is dat we in Nederland ons wel wensen op te winden over een stukje
snelweg in Limburg, maar dat over een dergelijk thema geen fatsoenlijke politiek en maatschappelijk debat wordt gevoerd. Het is geen
inzet van verkiezingsstrijd, noch van een referendum. ‘Ze’ doen maar!
Ten tweede het probleem van de flexibilisering. Absoluut noodzakelijk, maar de elite heeft in deze voor te gaan. Het tegendeel is het
geval. Er vindt een duizelingwekkende verrijking plaats zonder vergroting van risico’s en verantwoordelijkheden. Onze elite plaatst
inkomen op inkomen en treft voorzorgen voor de oude dag en het verlies van de baan alsof morgen het einde der tijden is aangebroken.
Het heeft alles te maken met de teloorgang van het verhaal dat onze samenleving is, met wat we vroeger noemden het algemeen belang.
Een elite die het verhaal niet meer weet te vertellen en er naar weet te leven, is een elite die wind zaait maar storm zal oogsten.
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )