Stad en rand
De stad is terug in de politieke belangstelling. De
wens om de economische positie van de perifere gebieden te versterken is omgeslagen in het tegengestelde.
De grote steden zelf zijn in een achterstandspositie
geraakt. Te veel is de werkgelegenheid en de koopkrachtige beroepsbevolking de stad uitgetrokken. De
grote steden kampen met hardnekkige massawerkloosheid en congestie op gebieden van woningen, bedrijfsterreinen en verkeer. Bezuinigingen hebben geleid tot
achterstanden bij het onderhoud van de infrastructuur.
Niet alleen voor de steden zelf vragen deze problemen
om een oplossing. Tevens is hier de functie van de grote
steden als ‘trekpaarden van de nationale economic’ in
het geding. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid benadrukt in een recent verschenen rapport
het belang van grootstedelijke gebieden als aantrekkelijke vestigingsplaatsen voor (internationale) bedrijvigheid1. Om de concurrentiepositie ten opzichte van
steden in andere landen te verbeteren, moet de erosie
van de stedelijke economie worden tegengegaan. Dit
vereist meer ruimte voor zelfstandig lokaal beleid en
meer samenwerking tussen stad en randgemeenten.
De functies van de stad zijn de afgelopen decennia
uitgewaaierd over een steeds groter gebied. Meer en
snellere vervoersmogelijkheden bieden mensen de mogelijkheid verder van hun werk, in een aantrekkelijker
omgeving te wonen. De bedrijvigheid trekt de stad uit
vanwege verkeerscongestie en beperkte mogelijkheden tot uitbreiding. De uitwaaiering betekentdat de stad
meer dan voorheen moet concurreren met omliggende
middelgrote steden en landelijke regie’s, maar ook dat
de samenhang tussen stad en rand is toegenomen. De
ontwikkeling van de steden kan daarom slechts worden
beschouwd in samenhang met de rand eromheen. De
trek naar de rand heeft tot gevolg dat de economische
groei in de stad achterblijft bij het Nederlandse gemiddelde. De economische activiteit in de rand compenseert dit echter in belangrijke mate. Het heeft geen zin
de regionalisatie van de stad terug te draaien, maar er
moet voor worden gewaakt dat het voorzieningenniveau
van de stad niet wordt uitgehold. De rand kan niet
zonder de stad als zwaartepunt van voorzieningen en
knooppunt van vervoer en communicatie.
De migratiestromen van goed opgeleide, koopkrachtige groepen naar de rand en de aantrekkingskracht van
de stad op ‘sociaal zwakkeren’, hebben geleid tot een
eenzijdige sociale structuur van de stedelijke bevolking.
Veel werkgelegenheid is uit de stad verdwenen. Deze
ontwikkelingen hebben geleid tot een massale werkloosheid, die veel hardnekkiger is dan in de rest van
Nederland. Het gevaar dreigt dat door de eenzijdige
sociale structuur en het verdwijnen van de koopkracht
uit de stad het voorzieningenniveau, waaraan de stad
zijn aantrekkelijkheid ontleent, erodeert. Dienstverlening, winkels, geldverkeer, gezondheidszorg, onderwijs, culturele voorzieningen raken steeds minder afgestemd op een koopkrachtige bevolking. Hierdoor neemt
niet alleen de aantrekkelijkheid van de stad als woonen werkgebied af, ook de omliggende regio wordt minder aantrekkelijk als vestigingsplaats.
Om de positie ten opzichte van steden en stedelijke
gebieden in het buitenland te behouden en te verbeteren staan de grote steden volgens de WRR voor een
viertal opgaven. In samenwerking met het bedrijfsleven
moet de economische concurrentiepositie worden versterkt. Naast het verbeteren van de vervoersinfrastruc-
ESB 10-10-1990
tuur is hierbij een zekere specialisatie onontbeerlijk,
zoals ook buitenlandse steden zich profileren als congres- of high-techstad. Ten tweede moet de lokale overheid zich meer gaan inzetten voor vergroting van de
sociale mobiliteit door scholing en werkgelegenheidsbevordering. Ook is in dit verband van belang koopkrachtige groepen voor de stad te behouden. Ten derde
kunnen hoogwaardige voorzieningen op het gebied van
onderwijs en gezondheidszorg een rol spelen bij het
aantrekkelijk maken van de stad. Om deze beleidsopgaven op een adequate wijze te realiseren zijn, ten
vierde, institutionele hervormingen nodig. De lokale
overheden moet worden geprikkeld deze vernieuwingen door te voeren. De stad en de rand moeten daarvoor
als complementaire delen van het grootstedelijke gebied gezamenlijke inspanningen leveren.
Door de financiele en bestuurlijke verhouding tussen
Rijk en lagere overheid is er voor de lokale partijen weinig
noodzaak gezamenlijk de stedelijke problemen aan te
pakken. Door de geringe invloed van de lokale overheden op de hoogte van hun eigen inkomsten en de bestemming van hun uitgaven, is een reactie op de bovengeschetse ontwikkelingen lange tijd uitgebleven. Financiele prikkels om de belastingcapaciteit van de plaatselijke bevolking te verhogen door koopkrachtige groepen
vast te houden en om de werkloosheid te verminderen,
ontbreken nagenoeg. Noch profiteer! de stad in belangrijke mate van vergroting van de economische bedrijvigheid door verbetering van voorzieningen of infrastructuur; zeker niet als de bedrijven zich niet in de stad zelf
maar in de concurrerende randgemeenten vestigen. Vergroting van de eigen inkomsten van de gemeenten en
van de vrijheid om deze naar eigen keuze aan te wenden
kan de verantwoordelijkheid van de lokale overheid voor
de stedelijke ontwikkeling doen toenemen. Tevens ontstaat hierdoor voor de lokale overheid meer ruimte om
het bedrijfsleven als gelijkwaardige partner tegemoet te
treden bij het tot stand brengen van stedelijke vernieuwingen die in beider belang zijn.
Voor de nationale economie is daarnaast van eminent
belang dat stad en complementaire randgemeenten
gezamenlijk aan de oplossing van de grootstedelijke
problemen werken. Nu is eerder sprake van concurrentie bij het aantrekken van bedrijvigheid, terwijl de randgemeenten kunnen profiteren van de stedelijke voorzieningen waarvoor zij zelf slechts geringe verantwoordelijk dragen. De WRR pleit daarom voor versteviging van
de samenwerking tussen de grote stad en de randgemeenten in Yegioverbanden’. Tegelijkertijd wordt in ‘Van
de stad en de rand’ geconstateerd dat experimenten op
dit gebied in Nederland (Rijnmond) en vele andere
landen vrijwel allemaal op niets zijn uitgelopen. Helaas
gaat de WRR nauwelijks op de oorzaak van dit falen in.
Zullen de randgemeenten in deze regioverbanden hun
verantwoordelijkheid voor de grootstedelijke ontwikkeling niet blijven ontlopen? Zullen de gemeentelijke belangen niet blijven prevaleren? Het is goed dat de WRR
opnieuw aandacht vraagt voor het belang van de grote
steden als trekpaarden van de economie. Maar het is
teleurstellend dat geen bevredigend beleid wordt ontwikkeld om van stad en rand gezamenlijk de ideale
woon-werkomgeving te maken.
D.E. Ernste
1. WRR, Van de stad en de rand, Rapporten aan de regering
nr. 37, Den Haag, September 1990.
929