Ga direct naar de content

Zoeklicht op het ambacht

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 27 1988

Zoeklicht op het ambacht
Het midden- en kleinbedrijf (mkb) mag zich de laatste jaren in een groeiende
belangstelling verheugen. De bijdrage die het mkb levert aan de economische groei en de
werkgelegenheid zal daaraan niet vreemd zijn. Een belangrijk onderdeel van het mkb is
het ambacht. Aan het ambacht als afzonderlijke sector wordt in het algemeen echter
betrekkelijk weinig aandacht besteed. In dit artikel worden de ontwikkelingen in het
ambacht in de afgelopen jaren en de perspectieven voor de toekomst geschetst.

DRS. W.J. WIJNBERG – DRS. E.C.J. KRAAN – DRS. D. SNEL*
Aan pogingen om het wezen van het ambacht op te sporen en in een definitie vast te leggen, heeft het gedurende
de laatste halve eeuw niet ontbroken. Zo onderscheidde
Junker1 veertien ambachtsdefinities waarin niet minder
dan 158 verschillende elementen waren opgenomen. Verwonderlijk is dit niet als men bedenkt dat het ambacht in
vele uiteenlopende vormen naar voren komt en dat de
grenzen tussen ambacht, Industrie, detailhandel en dienstverlening vaak niet scherp getrokken kunnen worden.
Volgens Luijckx2 echter zijn er van de grote verscheidenheid van kenmerken slechts drie wezenlijk voor het ambacht, namelijkde zelfstandige bedrijfsuitoefening, de individuele behoeftebevrediging en de invloed van de ondernemer op de werkzaamheden. De belangrijkste kenmerken van ambachtelijke werkzaamheden zijn:
– stukproduktie of individuele dienstverlening – soms direct in opdracht van de afnemer – dan wel produktie in
kieine series, veelal manueel van karakter, waarbij de
kwaliteit van het produkt in hoge mate wordt bereikt door
persoonlijk vakmanschap;
– toepassen van produktiemethoden die een combinatie
van creativiteit, kennis en vaardigheden vereisen en die
gepaard gaan met een geringe scheiding tussen planning en uitvoering3.
Produktieactiviteiten worden als ambachtelijker beoordeeld naarmate:
– het vervaardigde produkt of de geleverde dienst een
uniek karakter draagt;
– de uit de produktiemethode voortvloeiende werkzaamheden zelfstandig kunnen worden uitgevoerd4.
Het aantal ondernemingen in het totale bedrijfsleven is
voortdurend gegroeid. Het aandeel van het ambacht hierin is in de periode 1978-1987 echter gedaald van 24 tot
19%(zietabel1).
Mede als gevolg van de economische recessie en de
technologische ontwikkeling is de werkgelegenheid in dezelfde periode met ruim 8 procentpunten teruggelopen, in
tegenstelling tot het overige bedrijfsleven waar met name
de zakelijke dienstverlening tot grote bloei is gekomen. Met
een aandeel van 15% blijft het ambacht overigens een belangrijke sector voor de werkgelegenheid.
De bruto toegevoegde waarde van het gehele ambacht
is in de laatste 10 jaar met ruim 30% toegenomen (in no-

ESB 27-7-1988

minale guldens). Toch is de bijdrage van het ambacht aan
het nationale inkomen in termen van bruto toegevoegde
waarde van 1978 tot 1987 nauwelijks veranderd.
De daling van het aantal werkzame personen en de stijging van de bruto toegevoegde waarde houden in dat de
bruto toegevoegde waarde per werkzame persoon is toegenomen. Gecorrigeerd voor inflatie betekent dit dat de
produktiviteit licht is gestegen.

Ontwikkelingen binnen het ambacht
Zoals hiervoor is aangegeven, bestaat het ambacht uit
ondernemingen die zeer uiteenlopende activiteiten verrichten. Om tot een nadere indeling te komen, kan men onderscheid maken naar:
– aard van de werkzaamheid, mate van producerende activiteiten;
– plaats waar de activiteit wordt uitgevoerd.
Op basis hiervan kunnen de volgende clusters worden
gedefinieerd:
– winkelambachten;
– karweiambachten;
– produktieambachten.
Aantal ondernemingen
In 1978 waren er ruim 80.000 ondernemingen werkzaam
in het ambacht. In 1987 is dit gestegen tot ruim 90.000 ondernemingen. Zowel tussen als binnen de genoemde ambachtclusters bestaan belangrijke verschillen in de ontwikkeling van het aantal ondernemingen (zie figuur 1).
Een stijging van het aantal ondernemingen in het winkelambacht komt vooral voor bij het kappersbedrijf, het
* De auteurs zijn verbonden aan het Economisch Instituut voor het
Midden- en Kleinbedrijf.
1. E. Junker, Eindeutige Abgrenzung zwischen Handworks- und
Fabriksbetrieb unter Anwendung eines allgemeingueltigen Systems von Grund-, Leit- und Lehrsaetzen, Goettingen, 1935.
2. A.W. Luijckx, Het ambacht in de huidige maatschappij, ‘s-Gravenhage, 1952.
3. A.W. Maas, J.C. Toppen, Arbeidsmarkt en vakbekwaamheid in
ambacht en kieine nijverheid, ‘s-Gravenhage/Tilburg, 1983.
4. T. Huppes, Een nieuw ambachtelijk elan, Leiden/Antwerpen,
1985.

701

label 1. Aantal ondernemingen, aantal werkzame personen en bruto toegevoegde waarde in 1978 en 1987
Ambacht
1978
Aantal ondernemingen
Aantal werkzame personen
Bruto toegevoegde waarde
(marktprijzen, miljoenen guldens)

Totale

bedrijfsleven3

1987

1978

1987

Aandeel ambachten in totale
bedrijfsleven in %
1978

1987

80.000
717.000

90.000
670.000

334.000
3.066.000

464.400
4.534.000

24
23

19
15

26.000

35.000

194.000

300.000

13

12

a. Exclusief landbouwen delfstoffenwinning.
Bron: CBS, bewerking HIM.

schoonheidsverzorgingsbedrijf, het fotografisch bedrijf en
het automobiel- en garagebedrijf. In dit cluster wordt een
afneming van het aantal ondernemingen aangetroffen bij
het slagersbedrijf, de broodbakkers, het f lets- en bromf ietsherstellersbedrijf, het bontwerkersbedrijf en het behangers- en stoffeerdersbedrijf.
Binnen de groep karweiambachtengroe’A het aantal ondernemingen in de periode 1978-1984 bij de meeste
branches. In de periode 1984-1987 daalt het aantal ondernemingen enigszins. Binnen de produktieambachten stijgt
over het algemeen het aantal ondernemingen.

Werkgelegenheid
In 1987 werkten er ongeveer 670.000 personen in de
ambachtelijke branches. In 1978 waren dat er nog ruim
717.000 (zie label 1). Tussen de clusters bestaan wederom belangrijke verschillen. Zo daalde de werkgelegenheid
in het winkelambacht en in het karweiambacht met 6%
resp. 10%, terwijl de werkgelegenheid in de produktieambachten in deze periode met 5% is gestegen (zie label 2).
De daling van de werkgelegenheid in het winkelambacht
koml voornamelijk door een daling van de werkgelegenheid in hel slagersbedrijf (-30%) en hel fiets- en bromfielsherslellersbedrijf (-29%). In deze branches werklen in 1978
ongeveer 22% van hel lolale aanlal personen in hel winkelambachl. In 1987 is dilleruggelopen lol 15%. Branches
van hel winkelambachl waar de werkgelegenheid loegenomen is, zijn: het automobiel- en garagebedrijf (+6%) en
hel schoonheidsverzorgingsbedrijf (+109%).
De vermindering van de werkgelegenheid in hel karweiambachtkoml voornamelijk door de daling van de werkgelegenheid in hel aannemers- en limmerbedrijf (-19%), hel
schildersbedrijf (-14%) en hel loodgielers-, walerfitters- en
gasfitlersbedrijf (-23%). Een toeneming van hel aanlal
werkzame personen deed zich voor bij hel schoonmaaken glazenwassersbedrijf (+22%).
Binnen hel produktieambachts\\\g\ vooral hel aantal arbeidsplaalsen bij hel carrosserie- en aanverwanl bedrijf en
hel landlechnisch laboraloriumbedrijf. Daling van werkgelegenheid komt voornamelijk voor bij de lextielambachlen.
Figuur 1. Ontwikkeling van het aantal ondernemingen,
1978-1987; 1978=100 (per cluster)
120

Produktieambacht

115

Winkelambacht

110
Karweiambacht

105
100
95
1978

1981

1984

1987

Omzet
In tegenslelling lol hel dalende aantal arbeidsplaalsen
sleeg de tolale omzel vanaf 1978 (+24%). In 1978 bedroeg
de lolale omzel nog / 74 mrd., in 1987 bedraagl zij ruim
/ 98 mrd. (zie label 3).
Binnen hel winkelambacht zijn de ‘groei’-branches de
verzorgingsbranches, zoals kappers en schoonheidsverzorging. De omzel is echler hel meesl loegenomen in de
branche van de automobiel- en garagebedrijven: mel ongeveer 35%. Dalende omzetten komen voor bij hel slagersbedrijf en de bankel- en broodbakkers.
Binnen hel karweiambachtzijn de ‘groei’-branches: hel
aannemers- en limmerbedrijf en hel schoonmaak- en glazenwassersbedrijf.

Enige achtergronden
In de loop der tijden is de behoefte aan ambachtelijke
diensten en vooral produkten in hel algemeen slerk verminderd. Induslriele massaproduklie heefl in toenemende
mate de funclie van de ambachlelijke goederenproduklie
overgenomen. Ooklen aanzien van de (reguliere) ambachlelijke dienslverlening zijn subslilutie-effecten opgetreden.
Veranderingen in consumpliegewoonten speelden bij een
en ander een belangrijke rol.
De laalsle jaren neeml de behoefte aan ambachlelijke
produklen en dienslen weer wat toe. Dil hangl voor een
deel samen mel:
– veranderende attiludes van consumenten (onder andere de wens zich van anderen te onderscheiden; afkeer
van milieuveronlreinigende massaproduklie);
– hel meer loelreden lot de arbeidsmarkt door werkende
gehuwde vrouwen (waardoor minder lijd ter beschikking
slaal om zelf werkzaamheden in en rond hel huis le verrichlen);
– de ‘back lo basic’-filosofie van vele induslriele ondernemingen (waardoor sommige aclivileilen die vroeger intern werden verrichl lhans worden uilbesleed).
Naasl deze onlwikkelingen aan de vraagzijde is ook de
aanbodkanl van belang. De behoefte om ambachlelijke arbeid le verrichlen, koml veelal voort uil een wens lol zelfslandigheid, flexibiliteit en creativileit, lol zelfontplooiing en
aulonomie in hel (vakmanschappelijke) werk. Volgens
sommige deskundigen zal hel voortschrijden van de lechnologische ontwikkeling deze wens steeds meer in de weg
slaan5. Volgens anderen biedl de lechnische onlwikkeling
juisl mogelijkheden om in verslerkle male aan de behoeflen op dil punl legemoel le komen, ook in de induslrie6.
Hoehetookzij,hetisduidelijkdalmaalschappelijke,cullurele, lechnologische en economische facloren belangrij5. Zie bij voorbeeld: M. Baethge, H. Oberbeck, Zukunft der Angestellten. Neue Technologien und berufliche Perspektiven in Bijro
und Verwaltung, Frankfurt/M, 1986.

6. Zie bij voorbeeld: T. Huppes, op. cit.

702

Tabel 2. Werkgelegenheid in aantal werkzame personen,
1978, 1984 en 1987
1978

Groep

aantal %

1984

aantal %

1987

Tabel 3. Omzet, in miljarden guldens, in 1978, 1984 en
1987
Groep

aantal %

1978

1984

1987

omzet % omzet % omzet %

Winkelambachten
Karweiambachten
Produktieambachten

162.000 23 161.000 22 153.000 23
440.000 61 440.000 61 396.000 59
115.000 16 122.000 17 121.000 18

Winkelambachten
Karweiambachten
Produktieambachten

28
35
11

38
47
15

34
40
14

39
45
16

37
46
15

38
47
15

Totaal

717.000100 723.000100 670.000100

Totaal

74

100

88

100

98

100

Bran: CBS, bewerking EIM.

ke veranderingen teweeg kunnen brengen in de concurrentieverhoudingen tussen ambacht en Industrie, ambacht
en detailhandel en/of ambacht en (informele) commerciele
dienstverlening. Dit komt tot uitdrukking in veranderende
prijs/performanceverhoudingen, die veranderingen veroorzaken in de vraag naar ambachtelijke produkten en diensten (en hierdoor in de voortbrenging en het aanbod hiervan). Tegen deze achtergrond worden hier enige belangrijke ontwikkelingen van de afgelopen jaren geschetst.
De winkelambachten hebben in de afgelopen jaren nogal te lijden gehad van concurrentie uit het informele circuit
(doe-het-zelvers, beunhazen, en dergelijke) en van concurrentie door de detailhandel (met name de grootschalige
bedrijven, vooral in de algemene levensmiddelendetailhandel). Een andere belangrijke ontwikkeling is dat de moderne technologic met zich brengt dat steeds meer produkten op de markt verschijnen die om technische of economische redenen niet voor reparatie in aanmerking komen.
Dit verkleint uiteraard het takenpakket van sommige winkelambachten. Anderzijds kan hun detailhandelsomzet erdoor worden gestimuleerd.
De branches die zich positief ontwikkeld hebben, zowel
qua omzet en aantal ondernemingen als – in meerderheid
– qua aantal werkzame personen, voorzien geen van alle
in eerste levensbehoeften. Deze branches hebben geprofiteerd van de toegenomen welvaart van een groot deel van
de bevolking, die onder andere tot uiting komt in de behoefte zich meer van anderen te onderscheiden, respectievelijk zichzelf meer te (laten) Verwennen’. Een en ander is
het duidelijkst bij typisch verzorgende branches, zoals het
kappersbedrijf en het schoonheidsverzorgingsbedrijf.
De karweiambachten ondervinden eveneens veel concurrentie uit het informele circuit. Bovendien heeft de vermindering van de bouwactiviteiten in de achter ons liggende periode sommige van deze ambachten geen goed gedaan. Hiertegenover hebben modernere apparatuur en mede hierdoor – een betere organisatie in een aantal
branches een efficientere aanpak van de werkzaamheden
mogelijk gemaakt. Wellicht is hierdoor de omzet in de karwei-ambachten gestaag gestegen. Na een periode van
groei neemt het aantal ondernemingen de laatste vier jaar
af. De eerder gesignaleerde daling van de werkgelegenheid doet zich met name voor in de bij de bouw betrokken
branches. Dat het aantal werkzame personen bij schoonmaak- en glazenwassersbedrijven wel toeneemt, is, naar
het zich laat aanzien, voor een deel te danken aan het meer
uitbesteden van reinigingswerkzaamheden door het bedrijfsleven en wellicht particulieren en voor een deel een
gevolg van het hoge niveau van de werkloosheid.
Bij de produktieambachten vond tussen 1978 en 1987
zowel naar omzet als naar aantal ondernemingen en werkzame personen een groei plaats. Waarschijnlijk heeft dit te
maken met meer toelevering aan de industrie en met toepassing van technologische innovaties die de arbeidsproduktiviteit en daarmee de concurrentiekracht hebben doen
toenemen.

ESB 27-7-1988

Bron: CBS, bewerking EIM.

Vooruitzichten
Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat de ontwikkelingen binnen het ambacht in de naaste toekomst een andere richting zullen uitgaan dan in de achter ons liggende
jaren. Dit betekent dat in de komende tijd meer mensen
zelfstandig een ambachtelijke onderneming zullen voeren.
De motieven hiervoor zullen, evenals in het verleden, uiteenlopen. Zo zal de een het zelfstandig ondernemerschap
ingaan uit behoefte aan autonomie in het werk, en de ander omdat hij geen kans ziet in loondienst te treden.
Een groter aantal zelfstandige ondernemers houdt in dat
er ook in de toekomst startende ondernemingen zullen
voorkomen. Daar deze over het algemeen klein zijn en er
onder bestaande ondernemingen een tendens valt te bespeuren hetwerknemersaantal intekrimpen, zaldegemiddelde werkgelegenheid per onderneming in het ambacht
verder dalen. Omdat de stijging van het aantal ondernemingen deze daling niet zal compenseren, zal het arbeidsvolume in het ambacht in de eerstkomende jaren verder
verminderen. Een kwantitatieve bijdrage aan de oplossing
van het werkloosheidsprobleem behoeft derhalve ook in de
voor ons liggende periode niet van het ambacht te worden
verwacht. Evenmin kan op korte termijn een aanzienlijke
toename van het aandeel van het ambacht in het nationaal
inkomen tegemoet worden gezien. Hiervoor lijkt de groei
van de afzetmogelijkheden te gering.
In een wat verder weg gelegen toekomst is het echter
niet onmogelijk dat het ambacht een substantielere bijdrage zal leveren zowel aan het verruimen van de werkgelegenheid als aan de groei van het nationaal inkomen. Dan
dient echter wel aan een aantal voorwaarden te worden
voldaan.
De ambachtelijke ondernemers zullen er individueel en
vooral in onderlinge samenwerking naar moeten streven
efficienter en commercieler te opereren. Hiertoe is nodig
dat aan vakmanschap en ondernemerschap nog meer
aandacht wordt besteed dan momenteel reeds het geval
is. Samenwerking bij in- en verkoop en – in branches die
hiervoor geschikt zijn – het maken van gezamenlijke offertes zullen meer tot ontwikkeling moeten komen. Dit soort
commerciele samenwerking is niet alleen van belang voor
ondernemers uit een zelfde branche, maar kan ook betrekking hebben op ondernemers uit verschillende branches.
Ook moet er meer aandacht worden besteed aan samenwerking met de uitbestedende industrie. Door gemeenschappelijke inspanningen moeten meer opleidingen voor
ondernemers en werknemers tot stand worden gebracht.
Voor de brancheorganisaties is een rol weggelegd om
een en ander te stimuleren en coordineren. Met name op
het terrein van opleiding en scholing en bij voorbeeld ten
aanzien van collectief marktonderzoek, de invoering van
administratieve en produktieautomatisering en het doen
verrichten van op innovatieve ambachtelijke technologie
gericht onderzoek zijn voor deze organisaties uiterst nuttige taken weggelegd.
703

De overheid kan voor het ambacht een belangrijke rol
vervullen door de vestigingswetgeving aan te passen aan
de eisen van de huidige tijd, in het bijzonder wat de theoretische en praktische vak- en beleidstechnische kennis
van een beginnende ondernemer betreft. Indien men, in het
kader van een terugtredende overheid, de vestigingswetgeving wenst af te schaffen of te versoberen, dient, terwille van een aanvaardbare marktpositie van het ambacht als
geheel, de zekerheid te bestaan dat de ondernemersorganisaties via erkenningsregelingen zorg zullen dragen voor
een hoog kwaliteitsniveau van de voortgebrachte produkten en diensten. Daarnaast is in het algemeen het voorwaardenscheppende en specif ieke beleid van de overheid
natuurlijk van groot belang voor het ambacht.

Overheidsbeleid_________________
Door Verbruggen en Van der Tuin is aan de hand van
negen beleidsopties onderzocht in hoeverre de uitkomsten
van een algemeen-economische politick zowel voor het
mkb als voor het bedrijfsleven als geheel gunstig uitvallen7.
Zij komen tot de conclusie dat twee generieke opties – verkleining van de collectieve sector door verlaging van uitgaven en inkomsten (belastingen) van de overheid en autonome loonkostenmatiging van 2% – voor vruchtbare verwezenlijking in aanmerking komen. Eveneens menen zij
dat twee arbeidsmarktbeleidsopties – autonome loonmatiging in de tertiaire dienstensector gecombineerd met autonome loonstijging in de kapitaalintensieve sector en algehele relatieve verlaging c.q. bevriezing van het minimumloon – met succes gerealiseerd kunnen worden. Enige specifiek op het mkb gerichte beleidsopties, zoals het kiezen
voor de netto toegevoegde waarde als heffingsgrondslag
van de premies sociale verzekering en differentiate van
het btw-tarief naar arbeidsintensiteit, wijzen zij op institutionele, respectievelijk economische gronden van de hand.
Het is zeer de vraag of algemeen-economische beleidsmaatregelen die voor het mkb als geheel niet al te ongunstig of zelfs gunstig uitvallen in vergelijking met het grootbedrijf, voor afzonderlijke mkb-sectoren, zoals het ambacht
met zijn specifieke kenmerken, even positieve resultaten
opleveren. Zo is te vrezen dat de door Verbruggen en Van
der Tuin genoemde autonome loonmatiging in de tertiaire
dienstensector van 4,8% gecombineerd met een autonome loonstijging in de kapitaalintensieve sector van 4,5%
voor het ambacht sterk negatieve consequenties zal hebben. Hierdoor zullen immers met name de voor het ambacht zo broodnodige gekwalificeerde arbeidskrachten
door het (industriele) grootbedrijf worden ‘aangezogen’.
Daarnaast lijkt het onwaarschijnlijk dat het ambacht, waar
het personeel over het algemeen redelijk geschoold is, op
een zelfde wijze zal profiteren van een verlaging c.q. bevriezing van het minimumloon als het totale mkb.
Ons inziens behoort een overheid die het sociaal-economische nut van het mkb zozeer benadrukt, zich bij haar
algemeen-economische beleid niet tevreden te stellen met
een resultaat (bij voorbeeld in geval van loonmatiging8)
waarbij het mkb geringere vruchten plukt dan het grootbedrijf. De reeds bestaande achterstandspositie van het mkb
wordt hierdoor immers vergroot. Door specifiek op het mkb
gerichte maatregelen zou voor voldoende tegenwicht moeten worden gezorgd, wanneer het generieke en arbeidsmarktbeleid ten opzichte van hetmkbtekortschieten. Hierbij geldt tevens dat een bepaalde specifieke optie – zoals
btw-differentiatie naar arbeidsintensiteit -, ook al zou deze
voor het mkb als geheel slechts gering profijt met zich brengen en zou de uitvoerbaarheid met moeilijkheden gepaard
gaan, voor een bepaalde sector wel degelijk een stimulans
kan inhouden. Dit is met name van toepassing op het arbeidsintensieve, door een grote mate van dienstverlening
704

gekenmerkte ambacht. Ten aanzien van het kiezen voor
de netto toegevoegde waarde als heffingsgrondslag van
de premies sociale verzekering geldt dat als deze optie niet
voor invoering in aanmerking komt, het aanbeveling verdient een alternatieve heffingsgrondslag (bij voorbeeld het
werkelijk gemvesteerde vermogen, eventueel op basis van
vervangingswaarde) in ogenschouw te nemen.
In dit kader spreken wij er ook onze verwondering over
uit dat in de plannen met betrekking tot herziening van de
vennootschapsbelasting de belastbare winst tot / 250.000
van een 40%-tarief wordt voorzien, terwijl de winst boven
/ 250.000 slechts voor 35% wordt belast. Dat een dergelijke degressieve tariefstructuur discrimineert ten opzichte
van de tot het mkb behorende bv’s behoeft geen betoog.
Binnen een evenwichtig algemeen-economisch beleid zou
een progressieve tarifering meer op haar plaats zijn. Hierbij aansluitend kan worden vermeld dat van het met de
WIR-gelden gefinancierde totale pakket maatregelen voor
het bedrijfsleven de effecten op langere termijn voor het
grootbedrijf vermoedelijk gunstiger zullen zijn dan voor het
mkb. Ten slotte zou meer aandacht moeten worden besteed aan onevenwichtigheden wat betreft de subsidieverstrekking aan het mkb in vergelijking met het grootbedrijf.
Subsidies zouden bij voorbeeld ook verstrekt dienen te
worden op basis van gemvesteerd human capital. Kortom:
generieke macro-economische en arbeidsmarktmaatregelen behoren zeker het uitgangspunt van de algemeen-economische politiek te vormen. Voor zover deze maatregelen echter voor het mkb in het algemeen respectievelijk
voor bepaalde sectoren in het bijzonder negatief uitpakken,
is het gewenst de mogelijkheid van aanvullende specifieke maatregelen terdege te onderzoeken.

Slot__________________________
Indien de hierboven gepresenteerde beleidsaanbevelingen voor de individuele ondernemers, de branche-organisaties en de overheid gevolgd worden, zal de marktpositie
van het ambacht ongetwijfeld kunnen worden verstevigd.
Daarmee kan dan ook de bijdrage van deze sector aan de
economische groei en de werkgelegenheid toenemen.
Hierbij gaat het uiteraard in de eerste plaats om versterking van de concurrentiepositie tegenover Industrie, detailhandel en informeel circuit. Een acceptabel prijsniveau te
zamen met een voortreffelijke kwaliteit – waaraan dienovereenkomstige garantiebepalingen tegenover afnemers
zijn gekoppeld – vormen hierbij onmisbare ingredienten.
Daarnaast is het niet ondenkbaar dat in de toekomst nieuwe, innovatieve ambachtsvormen tot stand zullen komen,
zoals op het terrein van het tegengaan van milieuverontreiniging en op dat van de automatisering. Door dit alles – en
niet in de laatste plaats ook door verbeterde opleidingen zal ook de aantrekkelijkheid om in het ambacht te werken,
kunnen worden vergroot. Dit is belangrijk om een voldoende aanbod van vakbekwame arbeidskrachten te bewerkstelligen.
Vanzelfsprekend zullen niet alle ambachtsbranches en
niet alle ambachtelijke ondernemingen in gelijke mate van
de hier geschetste perspectieven profiteren. Maar grote
delen van het ambacht zouden de toekomst toch met meer
optimisme tegemoet kunnen zien. Dit is van groot belang,
niet alleen voor het ambacht zelf, maar ook voor de Nederlandse economie als totaliteit.

W.J. Wijnberg
E.C.J. Kraan
D. Snel
7. J.P. Verbruggen en J. van der Tuin, Algemeen-economische
politiek en midden- en kleinbedrijf, ESB, 1 juni 1988.
8. Zie J.P. Verbruggen en J. van der Tuin, op. cit.

Auteurs