Ga direct naar de content

De ‘new wave’

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 27 1988

De ‘new wave’
Deze maand is de conjuncturele expansie die in november 1982 begon, 68
maanden oud. In de chronologie van
het Amerikaanse National Bureau of
Economic Research, de officiele meter
van conjunctuurgolven, is de huidige
expansiefase nu al de langste in de geschiedenis (dat wil zeggen sinds 1854)
in vredestijd. (De ‘upswing’ van 1961 1969 duurde langer, maar deze viel ten
dele tijdens de oorlog in Vietnam en
geldt niet als een ‘peacetime upswing’.)
Niet alleen in de Verenigde Staten,
maar ook in de meeste andere westerse landen begon de huidige conjunctuurgolf eind 1982. Wat behalve de duur
van de expansie opmerkelijk is, is het
gelijkmatige groeitempo. Afgezien van
1984, toen de economische groei in de
OESO-landen bijna 5% bedroeg, heeft
de bnp-groei steeds rond de 3% geschommeld. Dat percentage verwacht
de OESO ook weer voor dit jaar.
Aanhoudende groei en gelijkmatige
groei. Niet genoeg om de werkloosheid
veel te laten dalen, maar in ieder geval
ook niet genoeg om de inflatie weer aan
te wakkeren. Is dit dan de ‘steady state
growth’ waar onze leerboeken het in de
jaren zestig over hadden? Of, met een
andere kreet uit de jaren zestig: ‘Is the
business cycle obsolete ?’.
Nu een ander beeld van de jaren
tachtig. De dollar stijgt eerst tot / 3,95,
om daarna, vanaf maart 1985, te zakken tot / 1,77 aan het eind van vorig
jaar. Vanaf de top gemeten is dat een
daling van 55%. De olieprijs zakt van
$ 36 in 1981 tot $ 13 in 1986, een daling
van 64%. In Nederland daalt het prijspeil in 1987 met een half procent, het
eerste jaar van deflatie sinds de jaren
dertig. Op Wall Street stijgt de Dow Jones-index binnen acht maanden tijd met
ruim 800 punten, om vervolgens in minder dan twee maanden met bijna 1.000
punten te zakken, waarvan 500 punten
op een dag. In Nederland stijgt de lange rente in anderhalve maand met een
vol procentpunt; dat procentpunt is er
twee weken later weer af. In Japan stijgt
de lange rente van minder dan 3% in
mei 1987 tot bijna 6% in oktober. In de
Verenigde Staten daalt de jaar-op-jaar
groei van M1 van 19% begin 1987 tot
1% begin 1988.
Tegenover de rust en kalmte van de
reele economie staan dus de heftige
turbulenties van de financiele economie. Dit valt ons op; het valt anderen
ook op. Er zijn voor dit nieuweverschijnsel al namen bedacht zoals de ‘New
Economics’en de ‘New Wave Econo-

ESB 27-7-1988

J.J. van Duijn

mics’. De achterliggende gedachte is
dat de financiele markten in de jaren
tachtig de rol van de onmachtige beleidsmakers hebben overgenomen.
Dreigt de inflatie op te (open? De obligatiebeleggers, ook wel de ‘bond vigilantes’ genoemd, komen onmiddellijk in
actie: zij verkopen obligaties en verkorten hun portefeuilles, drijven daarmee
de lange rente op. De monetaire politiek
volgt met een discontoverhoging; de
economie wordt wat afgeremd en de inflatieangst ebt weg, waarna obligatiebeleggers weer lang kunnen beleggen en de kapitaalmarktrente weer
daalt.
Ook de aandelenbeleggers sturen
bij. De winsten lopen op, de economie
dreigt overspannen te raken. De beleggers zien aankomen dat het fout zal
gaan, en met een forse beurscorrectie
dwingen zij een bijstelling van de bestedingsplannen af.
De dollar stijgt en stijgt in waarde. De
Amerikaanse economie kan met zo’n
dure dollar niet leven en in de zomer van
1984 begint de industriele produktie te
stagneren. Maar voordat de stagnatie
kan doorslaan in recessie, schieten de
markten te hulp: op de wisselmarkt is de
dollar inmiddels zover in waarde gedaald dat het Amerikaanse bedrijfsleven weer kan concurreren.
Moeten we ons nu instellen op
‘muddling for ever’ (de moderne variant
op’prosperity for ever’)? Nee. Deverleiding is altijd groot om, naarmate iets
lang duurt, te verwachten dat het dan
ook wel zal voortduren. Na de tweede
wereldoorlog verwachtten velen een te-

rugval naar de staat van depressie van
de jaren dertig. Aan het eind van de jaren zestig waren we zo overtuigd van
aanhoudend krachtige groei dat die
groei maar afgeremd moest worden.
Waar we een trend menen te zien, is het
moeilijk om aan omslagpunten te denken.
Toch leert de ervaring dat tegen de
tijd dat vrijwel iedereen overtuigd is van
het trendmatige van de voorafgaande
beweging, de omslag nabij is. De ‘new
wave’ blijkt dan ‘old hat’ te zijn. Het lijdt
geen twijfel dat hier, in de jaren tachtig,
de financiele markten een dominerender rol spelen dan in enig tijdvak sinds
de tweede wereldoorlog. De signalen
die zij afgeven komen echter in grove
bewegingen, met grote uitslagen, dan
weer naar de ene, dan weer naar de andere kant. Het zijn geen zachte heelmeesters die hier bezig zijn. Of de patient echt beter wordt, betwijfelen we.
Bestedingsonevenwichtigheden zijn in
ieder geval niet alleen te verhelpen met
veranderingen in relatieve prijzen. We
kunnen niet verwachten dat de financiele markten voor ons de structurele problemen van de wereldeconomie oplossen.
Er is nog een andere, heel gewone
reden die ons doet twijfelen aan de
nieuwe golf van ‘steady-state growth’ in
de reele economie. Die is dat de economieen van de snelstgroeiende landen
(Japan, de Verenigde Staten, Canada,
net Verenigd Koninkrijk) na vijfenhalf
jaar expansie dichter in de buurt van
volledige capaciteitsbenutting zijn gekomen. Dit leidt tot schaarste op onderdelen van de arbeidsmarkt, tot krapte
op sommige grondstoffenmarkten, tot
hoge en zeer hoge bezettingsgraden in
de cyclische industrieen, allemaal bekende verschijnselen, typerend voor
het laatste stuk van de opgaande fase.
Op deze verschijnselen moeten we
letten om een goed gevoel te krijgen
voor de naderende omslag. Op dit moment lijkt er nog ruimte in de leidende
economieen van dit tijdvak te zitten. Zolang dat nog het geval is, en zolang de
financiele markten nog over ons waken,
kunnen we ons blijven koesteren in die
niet verwachte, voortkabbelende groei
van de jaren tachtig.

691

Auteur