Toets op taak
Geldstromen tussen overheid
en bedrijfsleven
DRS. P.J.M. WILMS
belasting met 3 procentpunten in 1985, in
samenhang met een parallelle maatregel in
de inkomstenbelasting voor dat deel van
het bedrijfsleven dat niet onder het regime
van de vennootschapsbelasting valt. Voor
de lastenverlichtende maatregelen zal, op
voorwaarde dat de budgettaire ruimte dit
toelaat, in de periode 1984- 1986 ongeveer
f. 4,5 a 6 mrd. worden uitgetrokken.
Schaltingen
De precieze omvang van de geldstromen
van de overheid naar het bedrijfsleven is de
vorm van een verlaging van de belastingen
afgelopen jaren voorwerp geweest van veel
op winst en een verhoging van een aantal
Het bedrijfsleven ziet 1984 met gepast basispremies in de WIR. Daarnaast is in speculatie. Becijferingen van de publieke
optimismetegemoet. Daar lijkt ook alle re- 1981 voor gericht aanvullend beleid bijna
bekostiging van de produktie voor de
den toe. In 1983 waren onmiskenbaar teke- f. 700 mln. uitgetrokken, waarvan ruim markt zijn met zeer veel onzekerheidsmarnen van economisch herstel waarneem- f. 200 mln. via de begroting van het Mi- ges omgeven. De schattingen omtrent de
baar. Een toenemend aantal economische
nisterie van Economische Zaken een weg omvang van de overheidssteun aan het bekengetallen wijst in de richting van een aar- heeft gevonden naar het bedrijfsleven.
drijfsleven laten dan ook uiteenlopende rezelende ommekeer ten goede.
sultaten zien. Dit heeft een aantal oorzaMet behulp van de tweede tranche SpieMaar minstens even welkom voor de on- renburggelden kon in 1982 mede een pakken 2).
dernemers is de verkregen financiele en ket maatregelen worden gefinancierd ten
In de eerste plaats gaat het om een promorele ruggesteun van de zijde van het ka- behoeve van o.a. exportbevordering, ge- bleem van definitorische aard. Ondubbelbinet. Alom in het beleid lijkt het besef te richte industriele innovatie, kapitaalkre- zinnige definities en afbakeningen van beieven dat een duurzame economische groei dieten en verhoging van WIR-premies.
grippen als steunverlening, bedrijven en
slechts kan worden gerealiseerd door een
publieke sector zijn er niet. Het ligt er maar
Bij het verschijnen van de Voorjaarsnowinstgevend bedrijfsleven. Het streven
ta 1982 werd een volgende lastenverlich- aan wat je verstaat onder deze begrippen
naar herstel van de marktsector, door het ting in het vooruitzicht gesteld ter grootte en waar je de grens trekt. Wie de in de Natikabinet gepresenteerd als een van de drie van een half miljard gulden. Deze heeft
onale Rekeningen gehanteerde (ruime) desporen waarlangs het economisch beleid in gestalte gekregen in een verhoging van de
finitie volgt, rekent tot de sector bedrijven
de komende jaren moet worden gevoerd, vermogens- en voorraadaftrek over 1982
alle instellingen die goederen of diensten
treedt duidelijk op de voorgrond. Met de en een verlaging van de elektriciteitstarie- voortbrengen met het doel deze te verkocommissie-Wagner als wegbereider stelt ven voor industriele grootverbruikers. Al
pen tegen een prijs die bij benadering de
het kabinet het bedrijfsleven o.a. een pak- met al is in de periode 1981 – 1983 voor bijproduktiekosten moet dekken. Behalve
ket lastenverlichtende maatregelen in het na f. 3 mrd. aan structurele lastenverlich- particuliere commerciele ondernemingen
vooruitzicht ter grootte van structureel f. 2 tende maatregelen genomen.
kunnen onder deze definitie tevens worden
mrd. Bedacht moet worden dat dit aangerangschikt o.a. overheidsbedrijven,
De hoofdmoot van het lastenverlichzienlijke lastenverlichtingsprogramma bo- tingsprogramma voor 1984 bestaat uit een
staatsbedrijven, particuliere ziekenhuizen,
ven op een al bestaand stelsel van stimule- verlaging van het tarief van de vennooteigenaars van woningen, huishoudelijk
ringsinstrumenten en lastenverlichtende schapsbelasting en de in het verlengde hier- personeel en privaatrechtelijke instellingen
maatregelen voor het bedrijfsleven komt. van liggende verruiming en aanpassing van
zonder winstoogmerk.
De omvang, aard en samenstelling van dit de zelfstandigenaftrek. Behalve fiscale
Ook het begrip bedrijvensteun laat zich
,,publieke draagvlak” is met veel onzeker- maatregelen bestaat het pakket uit een
op verschillende manieren definieren en inheidsmarges omgeven, maar zeker is dat
vullen. Een veelgebruikte definitie van
reeks begrotingsuitgaven, vooral ten behet een veelvoud bedraagt van de f. 2 mrd. hoeve van de innovatiestimulering. DaarPrest omschrijft bedrijvensteun als ,,a godie in 1984 voor lastenverlichting wordt naast is er een aantal voorstellen tot verlavernment outpayment which directly afuitgetrokken.
ging van de arbeidskosten door middel van
fects relative prices” 3). Doorgaans worIn deze bijdrage zullen wij trachten een een beperking van het werkgeversaandeel
den immaterie’le steunvormen (advisering,
globale indruk te geven van het veelomvat- in enkele sociale premies, overigens zonder
informatieverschaffing, bemiddeling) buitende en vaak nauwelijks te ontwarren stel- dat dit de schatkist geld kost.
ten beschouwing gelaten. Maar ook wansel van financiele relaties tussen overheid
Los van dit pakket zal het bedrijfsleven neer we ons beperken tot financiele steun,
en bedrijfsleven. Daarbij zal ook aandacht ook van het zogenaamde een-miljarddan nog bestaat er een groot aantal vrijworden besteed aan de vereenvoudiging in pakket voor aanvullende werkgelegenheidsgraden. Te denken valt aan overhet instrumentarium die vooral in 1984 heidsprojecten in 1984 en 1985 enige
drachten om niet, kredieten, garanties,
haar beslag moet krijgen en die mede moet vruchten plukken. Datzelfde kan worden
deelnemingen, steunverlenend aankoopworden gezien in het licht van de na- gezegd van het in de steigers gezette derebeleid, importrestricties, belastinguitgagestreefde versterking van de marktsector.
ven enz.
guleringsbeleid dat de door het kabinet
In de tweede plaats bestaat er een stawaargenomen verkalkings verschij nselen
tistisch probleem. Zonder uitzondering
een halt moet toeroepen. Minder overPakketten
stuiten onderzoekers naar de omvang van
heidsbemoeienis met het bedrijfsleven,
de geldstromen tussen overheid en bemet name op het terrein van arbeidsmarkt
Ook in voorgaande jaren zijn omvang- en inkomensvorming, zal elementen van
drijfsleven op de beperkingen van de starijke pakketten lastenverlichtende maatre- verstarring moeten doorbreken en moeten
gelen ten behoeve van het bedrijfsleven bijdragen aan een grotere veerkracht van
1) Tweede Kamer, zitting 1983- 1984, 18 100,
doorgevoerd. Zo zijn in 1981 en 1982 de het bedrijfsleven 1). Laatstgenoemde
hoofdstuk XIII, nr. 2, biz. 3.
toen verwachte f. 2 mrd. extra aardgasba- maatregelen laten zich naar hun aard
2) Vgl. R. Gerritse, Publieke bekostiging van
ten die voortvloeiden uit de heronderhanmoeilijk kwantificeren.
produktie voor de markt, Tijdschrift voor Polidelingen over de exportcontracten (de z.g.
Ook in de jaren na 1984 zijn aanvullende
tiekeEkonomie, 1979, nr. 2, biz. 64e.v.
Spierenburggelden) volledig aangewend lastenverlichtende en stimulerende maatre3) A.R. Prest, The economic rationale of subsivoor lastenverlichting. In 1981 kwam uit gelen te verwachten. In de Miljoenennota
dies to industry, in: A. Whiting (red.), The ecodeze bron ongeveer f. 1,3 mrd. ten goede is een verdergaande verlaging aangekonnomics of industrial subsidies, HMSO-departaan het bedrijfsleven, hoofdzakelijk in de digd van het tarief van de vennootschapsment of Industry, 1976, biz. 74.
Inleiding
70
tistische verslaglegging. Wie een totaalbeeld wil samenstellen is afhankelijk van
een veelvoud van verschillende instanties
De omvang van deze geldslroom krijgt
verminderl. In zekere zin zou men dit stij-
nog meer relief wanneer wij deze afzetten
gend tekort van het WIR-fonds kunnen
tegen de opbrengsl van de vennoolschaps-
aanmerken
die veelal incidenteel, weinig systematise!!
en onafhankelijk van elkaar rapporteren
belasling. Deze wordl in 1983 op ongeveer
maatregel. Bij de berekening van de omvang van hel pakket lastenverlichlende
omtrent de met verschillende vormen van
vensteun omvat een grote groep tegemoetkomingen, die gezien hun heterogene ka-
helfl afkomsiig is uil aardgasbaten. Mede
tegen deze achtergrond kan worden gezien
hel legenwoordig in een aanial kringen gehoorde en in vele loonaarden bezongen
Wel invesleringsrekening dal inkomsien
en uilgaven van hel Invesleringsfonds
rakter zich moeilijk in een totaalcijfer la-
pleidooi om de ingewikkelde en ondoor-
slructureel in evenwicht dienen le zijn en
ten uitdrukken. Een volledig, consistent en
ook uil beheerslechnisch oogpunl is oplossing van de lekonproblemaliek geboden.
Voor 1984 zijn dan ook maatregelen terzake aangekondigd.
le steun moeten behelpen met een aantal in-
zichlige sleunmaairegelen geheel of gedeellelijk le schrappen onder gelijkiijdige afschaffing van de vennoolschapsbelasling.
Daarbij moeien we uiteraard wel bedenken
dal een dergelijke operalie voor de overheid budgellair neulraal kan verlopen,
dicaties, die weliswaar niet volledig zijn en
maar voor de individuele bedrijven zeer
steunverlening gemoeide bedragen. Bedrij-
actueel beeld van de publieke financiering
en bekostiging van de produktie van bedrijven blijft zodoende een vrome wens.
We zullen ons voor de omvang van de tota-
daarom waarschijnlijk een conservatieve
raming bevatten, maar desalniettemin interessante gegevens opleveren.
Afgaande op cijfers verstrekt door het
Ministerie van Financien zou de waarde
van de overheidsfaciliteiten aan bedrijven
in 1982 ongeveer f. 13 mrd. belopen (zie de
f. 11 mrd. geraamd, waarvan ongeveer de
uileenlopende verdeeleffecten tot gevolg
kan hebben 5). Om het kwanlitatieve belang van de overheidssleun le kunnen be-
als een
lastenverlichtende
maalregelen is hiermee evenwel geen rekening gehouden. Gezien de slrekking van de
Een raming van de bedragen die zijn ge-
moeid mel fiscale tegemoetkomingen is
mel zeer veel onzekerheidsmarges omgeven. Veelal gaal hel om een vorm van
lastenverlichling (bij voorbeeld winsl-,
oordelen is hel goed te beseffen dat de al-
vermogens-, voorraad-, en zelfstandigenaflrek) die niel rechtstreeks zichtbaar is op
dus berekende omvang van de steun in
de begroting en ook geen plafond kent. Uit
1982 ongeveer 35% bedraagl van de lotale
bruto invesleringen van het bedrijfsleven
het oogpunl van beheersbaarheid en prio-
(exclusief woningen). In 1978 was dit nog
kenmerken. Mede door het verborgen karakter van belaslinguilgaven kunnen
lasienverlichtende maalregelen zich mel
label). Deze geldstroom omvat fiscale faciliteiten, subsidies, kredieten, deelnemingen alsmede garanties. In 1978 was er volgens deze schatting voor deze vormen van
geen 30%.
Opvallend zijn de verschuivingen in hel
relalieve gewichl van de verschillende
steunverlening ongeveer f. 11 mrd. be-
sleunvormen. Hel procenluele aandeel van
schikbaar. In 1979, 1980 en 1981 is de
steun in nominale termen betrekkelijk
constant gebleven op een niveau van bijna
f. 12 mrd. Beklemtoond moet worden dat
het om globale cijfers gaat 4). Deels hebben de cijfers betrekking op feitelijk gerealiseerde transacties, deels gaat het om
voorgenomen transacties.
Voorts zijn in de label uitsluilend finan-
subsidies, kredieten en deelnemingen in het
loiaal van de overheidssleun daalt tussen
1978 en 1982 mel meer dan 10 procenlpun-
rileilenafweging zijn dit minder wenselijke
meer succes ontlrekken aan ombuigingsgronden dan begrolingsuilgaven. De ramingen van de belastinguitgaven in de label hebben uitsluilend belrekking op de
budgeltaire gevolgen van een fiscale lege-
len. Hel gewichl van de fiscale facilileilen
moetkoming in het jaar van invoering of
slijgl in de beschouwde periode van 47%
wijziging. Is eenmaal een faciliteit inge-
voerd dan worden de geraamde budgetlaire gevolgen van de door de overheid ge-
op de begrolingen van hel Minislerie van
naar 55%. Voor de garanlies treedt een
stijging op van 9% naar 13%. Ten dele
weerspiegelen deze cijfers daarmee een geleidelijke koerswijziging in het steunverleningsbeleid waarbij de specifieke, gerichle
sleunverlening minder nadruk krijgl en hel
Economische Zaken en van Financien of
accenl komt te liggen op generieke, dal wil
aan het bedrijfsleven ten goede komen in
zeggen voor hel gehele bedrijfsleven gel-
de vorm van een loonkostensubsidie. Ook
dende, maalregelen. In de jaren na 1982 is
een verslerking van hel accenl op de generieke maalregelen le verwachlen. In hel on-
ciele regelingen opgenomen die drukken
de hand over hand toenemende steunverlening door lagere overheden blijft in deze
cijfers buiten beeld. Steeds meer provincies
en gemeenten – soms in eendrachtige samenwerking – gaan er toe over bedrijven
in hun regio de helpende hand toe te steken
wanneer het rijk dat nalaat. Samenvattende cijfers omtrent deze vorm van steunverlening ontbreken op centraal niveau.
De in de label opgenomen categorie garanlies bevat alleen de regelingen die zijn
gerichl op hel verslerken van het bedrijfsvermogen of hel bevorderen van de invesleringen. Exporlkredietgaranties zijn
niel meegeleld omdal men veronderstelt
dal hel afdekken van politieke handelsrisico’s door de overheid in principe op een
kostendekkende wijze plaatsvindt.
Tabel. Overheidsfaciliteiten voor bedrijven (transactie basis, in mrd. gld.)
derslaande zullen we nader ingaan op het
groeiend aandeel van fiscale facilileilen en
van garanlies in de overheidssleun.
Fiscale faciliteiten en WIR
1979
1980 1981
1982
5,2
6,5
6,1
7,0
7,2
4,8
4,6
4,8
3,6
4,1
1,0
0,8
0,9
1,2
1,7
11,0
11,9
11,8
11,8
13,0
Fiscale
faciliieiten
Subsidies,
kredieten,
deelnemingen
Garanties
Toeaal
Bron: Ministerie van Financien.
ESB 18-1-1984
lijd even realislische vooronderslelling. Zo
worden de gederfde belaslinginkomslen
als gevolg van de aangekondigde verlaging
van de vennoolschapsbelasling in 1984
slructureel becijferd op f. 775 mln. Dil be-
drag is berekend op basis van de huidige
zeer lage fiscale winslcijfers in hel bedrijfsleven. Trekl de economie in de komende jaren aan en geven de winslcijfers
een opwaarlse lendens te zien dan zullen
uiteraard de gederfde belastingopbrengslen hoger zijn dan bij invoering van de
maairegel.
Van deze categorie neemt de WIR in fi-
nanciele termen het grootsle deel voor zijn
rekening. De begroting 1984 van het Fonds
Invesleringsrekening laal een totaalbedrag
aan WIR-uilgaven ter groolle van f. 5,3
mrd. zien 6). Overeenkomslig hel regeerakkoord dieni in de WIR vanaf 1986 siruclureel f. 250 mln. le worden omgebogen.
Een vereenvoudiging van de WIR door
middel van uniformering van het basistarief, alsmede de afschaffing van een aanial
loeslagen moeien deze ombuiging mogelijk maken. Desondanks wordl voor 1984
1978
derfde belaslinginkomslen in de volgende
jaren conslanl verondersleld. Een niet al-
Garanties
De rijksbegroling geefl een zeer onvolle-
dig beeld van de omvang van de sleun van
hel rijk aan hel bedrijfsleven. Niel alle
sleunvormen verschijnen in hun voile omvang rechtslreeks op de begrotingen van de
ministeries waaronder de desbetreffende
regeling valt. Dal geldt behalve voor de
hierboven genoemde belastinguitgaven
eveneens en vooral voor hel sleeds omvangrijker wordende fenomeen van de ga-
een verdere loename van het negatief saldo
voor het fonds geraamd. Eind 1983 bedroeg dit tekort bijna f. 2,8 mrd. De voort-
gaande toename van het lekorl in 1984
houdl mede verband mel de verlaging van
de larieven van de vennoolschapsbelasling
waardoor – onder overigensgelijkblijven-
de omslandigheden – de voeding van hel
fonds, die mede is gekoppeld aan de opbrengsl van de vennoolschapsbelasling,
4) Zie Nota over de toesland van ‘s rijks financier!, Tweede Kamer, zitting 1982- 1983, nr. 3,
biz. 30.
5) Vgl. L.G.M. Stevens, Belastingplan 1984,
ESB, 5 oktober 1983, biz. 899.
6) Vaststelling van de begroting van uitgaven en
onivangsten van het Fonds Investeringsrekening
voor het jaar 1984, Tweede Kamer, zitting
1983-1984, 18 100 K.
71
ranties. Van deze categoric vormen de kre-
Figuur. Relatieve verliezen op verstrekte kredietgaranties
dietgaranties een belangrijk onderdeel.
Procenten
Kredietgaranties houden een waarborg van
de overheid in voor aflossing van en rentebetaling over de door banken of regionale
Bijzondere financiering
ontwikkelingsmaatschappijen aan te gane
—————: Kredietbeschikking MKB
leningen. Zij fungeren als een substituut
voor kredieten die direct ten laste van de
begroting komen. Daarentegen komen
kredietgaranties slechts ten laste van de
20 –
schatkist voor zover en wanneer de kredietverlenende instantie de verliezen op die
kredieten bij het Rijk declareert. Voor die
15 –
tijd blijven zij buiten het begrotingsbeeld.
Dat heeft vooral bij de besluitvorming
schijnbaar uitsluitend aantrekkelijke kanten 7). Kredietgaranties kunnen als het ware gratis worden aangegaan en concurreren
daardoor bij de besluitvorming niet met
andere financiele claims. De budgettaire
klem wordt via een dergelijke vluchtroute
handig ontweken. Bovendien kan het
garantie-instrument een doeltreffend middel zijn om een als te hinderlijk ervaren
parlementaire controle te omzeilen.
Het zijn mede deze eigenschappen geweest die de stormachtige vlucht die de garantieverleningen hebben genomen, kun-
nen verklaren. Maar naast een versoepelende uitwerking op de besluitvorming
heeft het verschijnsel van de garantie tegelijkertijd ook een versluierende werking
gehad. De budgettaire gevolgen dienen
zich in een steeds sterkere mate aan. De
overheid wordt meer en meer geconfronteerd met de risico’s van garantieverlening
in de vorm van verliesdeclaraties. In vroe-
ger jaren wellicht zorgeloos verleend in de
wetenschap dat er op dat moment toch
geen onmiddellijke uitgaven aan verbon-
den waren, blijkt na enkele jaren de keerzijde van de medaille te worden getoond.
In 1983 worden de betalingen op door het
rijk verstrekte garanties geraamd op onge-
veer f. 850 mln. De betalingen uit hoofde
van de zogenaamde Bijzondere Financie-
ringregeling en de Kredietbeschikking
midden- en kleinbedrijf nemen hiervan
ruim de helft voor hun rekening. Tien jaar
geleden behoefde voor deze twee vormen
van garantiebetalingen nog geen f. 10 mln.
gulden te worden uitgetrokken.
In de figuur is een indruk gegeven van de
relatieve groei van de verliezen op garanties. Daartoe is de verhouding genomen
van de verliesdeclaraties en de verleende
garanties waarbij zowel verliesdeclaraties
als garanties vanaf 1974 zijn gecumuleerd.
Dan blijkt dat de netto verliezen (d.w.z. na
verrekening met inkomsten uit verleende
garanties)in 1975ongeveer l,5%bedragen
van de in dat jaar verleende garanties uit
hoofde van de regeling Bijzondere Financiering. In 1983 maken de vanaf 1974 geef-
fectueerde garanties ongeveer 20% uit van
de in die periode verleende garanties.
Voor de Kredietbeschikking midden- en
kleinbedrijf is de groei van verliesdeclaraties in vergelijking met verleende garanties
in die periode eveneens aanwijsbaar, zij het
minder spectaculair. Maar vooral sinds
1980 zijn deze verliesdeclaraties fors gestegen. Bedroegen de verliezen in 1980 nog
slechts f. 12 mln., In 1983 zullen deze meer
dan f. 100 mln. belopen. Tussen 1973 en
72
0
1974
1975
1976
1977
1978
1979
1980
1981
1982
1983
jaar
Bron: Samengesteld op basis van begrolingen 1974- 1984 van het Ministerie van Financienen van het Ministerie van
Economische Zaken.
1982 stegen de relatieve gecumuleerde betalingen op verleende garanties in het
midden- en kleinbedrijf van 2% tot 1%.
Niet uitgesloten moet worden dat de relatieve verliezen in de komende jaren verder zullen oplopen wanneer de na-ijlende
betalingen zichtbaar worden van de omvangrijke garantieverlening in het jaar
1981 en 1982.
De figuur laat zien dat de staat in toenemende mate zich ziet geconfronteerd met
de risico’s van garantieverlening. Uiteraard kunnen de verslechterde economische
omstandigheden worden aangevoerd als
een oorzaak van dit toenemend risico.
Daar heeft niet alleen de overheid mee te
maken. Ook het bankwezen ziet zich genoodzaakt sinds een aantal jaren de voorzieningen voor financiele stroppen te verhogen. Maar in geval van garantieverlening door de overheid zijn er ook andere
factoren in het spel die de groei kunnen
verklaren. Vooral de verruiming van de
werkingssfeer van garantieverleningen
waardoor ook minder perspectiefvolle ondernemingen in aanmerking kwamen verdient hier te worden genoemd. In dit verband moet worden gewezen op de uitbreiding van de regeling Bijzondere Financiering met de z.g. oneigenlijke bijzondere financiering. Voor een normale Bijzondere
financiering dient een bedrijf in bedrijfseconomisch opzicht levensvatbaar (dat wil
zeggen in principe rendabel en goed geleid)
te zijn. Voldoet een bedrijf niet aan deze
voorwaarden dan kan om abrupt grote
ontslagen te vermijden en economisch
waardevolle produktiecapaciteit in stand
te houden worden overgegaan tot garantieverlening uit hoofde van de oneigenlijke
bijzondere financiering.
Door de introductie van de oneigenlijk
bijzondere financiering is het belang van
de steun aan bedrijven die direct ten laste
komt van de begroting van het Ministerie
van Economische Zaken en dus door het
parlement dient te worden geautoriseerd,
enigszinsgemitigeerd. Tussen 1974en 1984
is het aandeel van de oneigenlijke component in de bijzondere financiering geleidelijk opgelopen tot ongeveer 40%. De ver-
liesdeclaraties van garanties liggen echter
voor oneigenlijke bijzondere financieringen significant op een relatief hoger ni-
veau. Tussen 1975 en 1982 bedroegen de
,,oneigenlijke” verliesdeclaraties ongeveer
45% van de in dit tijdvak verleende ,,oneigenlijke” garanties. Voor normale bijzondere financieringen gold in dat jaar een
percentage van ruim negen 8).
De cijfermatige inzichten geven een il-
lustratie van de stelling dat de met garantieverlening gemoeide bedragen kennelijk
tekenen van onbeheersbaarheid vertonen.
Deze indruk wordt nog versterkt door het
gegeven dat raming en realisatie van garanties en garantiebetalingen sterk van elkaar
verschillen. leder jaar weer blijken de toch
fors in bovenwaartse richting bijgestelde
ramingen te worden overtroffen door de
feitelijke
uitkomsten.
In de
periode
1981-1983 liggen de feitelijke betalingen
voor de twee bovengenoemde garantieregelingen te zamen gemiddeld 150% hoger
dan de raming 9).
Mede debet hieraan is ook het open-
eind-karakter van de genoemde twee regelingen. Een aantal garantieregelingen kent
een plafond. Is het maximum bedrag van
de te verlenen garanties bereikt dan wordt
het loket gesloten. Maar juist de BFkredietgaranties (gedeeltelijk) en de garanties voor het midden- en kleinbedrijf bevatten geen plafond.
De grote omvang van de garantiebetalingen en vooral de explosieve groei hiervan
zijn niet onopgemerkt gebleven. De
commissie-Wagner en de Studiegroep Be-
grotingsruimte hebben recent zich bezorgd
uitgelaten over deze ontwikkelingen. Een
bijdrage aan de beheersing van de garan7) Studiegroep Begrotingsruimte, Beheersbaarheid van de collectieve uitgaven, Staatsuitgeverij, 1983, biz. 96.
8) Zie ook: S.W. Douma, De steunverlening
aan individuele ondernemingen in moeilijkhe-
den, Beleid en Maatschappij, 1983, nr. 10, biz.
284-295.
9) Brief van de minister van Financier, d.d. 11
juli 1983,TweedeKamer,zitting 1982-1983, 17
600, nr. 7.
tieverlening zou kunnen bestaan in het opnemen in de begroting van een raming van
de in dat jaar aan te gane verplichtingen,
de geschatte garantiebetalingen in dat jaar
en een benadering van de budgettaire
lasten in de toekomst van reeds aangegane
en nog aan te gane verplichtingen.
Stroomlijning
In de afgelopen tien jaar is het stelsel van
steunverleningsinstrumenten als een koraalrif gegroeid. Vier jaar nadat de parlementaire subcommissie Steunverlening in-
dividuele bedrijven (de subcommissie-Van
Dijk) een grote verbrokkeling en ondoorzichtigheid in het steunverleningsbeleid
heeft gesignaleerd 10) heeft het kabinet
aangekondigd meer samenhang in het beleid ter zake te brengen 11). Een vereenvoudiging van de W1R, Stroomlijning van
de subsidieregelingen en een verzakelijking
van de individuele steun aan grote bedrijven moeten in dit licht worden gezien. Verzakelijking tracht het kabinet te bereiken
via vervanging van de oneigenlijke bijzondere financiering door invoering van de
aan een budgettair plafond gebonden
herstelfinanciering.
Op zich zelf moet het positief worden gewaardeerd dat na vele jaren het kabinet
aankondigt een begin te maken met een beleid gericht op rationalisering van de Steunverlening. Maar onmiddellijk moet daaraan worden toegevoegd dat de aanzet tot
dit beleid nog slechts zeer aarzelend is. Een
samenhangend beleid waarin de gekozen
,,policy
mix”
van steuninstrumenten
wordt onderbouwd lijkt nog ver weg. Het
is daarom jammer dat het nu op touw gezette lastenverlichtingsprogramma bijna
louter aanvullend is en niet is gekoppeld
aan een herschikking van het bestaande instrumentarium. Nu is het kabinet nog niet
veel verder gekomen dan een plan tot
Stroomlijning van de Steunverlening,
waarvan de resultaten vrij mager moeten
worden genoemd. De vereenvoudiging
heeft zich beperkt tot het schrappen van relatief kleine regelingen. In het merendeel
van de gevallen duiken regelingen weer in
een groter verband op. In dit opzicht bevat
het voorstel meer elementen van een
kosmetische operatic dan van een daadwerkelijk serieuze poging tot sanering.
Daarbij kan tevens de vraag worden
gesteld waarom het criterium van de effectiviteit van de regeling geen enkele zichtbare rol heeft gespeeld bij de Stroomlijning.
Wellicht is de invoering van een nieuwe
specifieke regeling (de innovatiestimule-
ringsregeling) nauwelijks nadat de inkt van
de voorstellen tot Stroomlijning en sanering was opgedroogd, tekenend. De natuur
blijkt weer eens sterker dan de leer.
Peter Wilms
10) Rapport van de sub-commissie Steunverlening individuele bedrijven, Tweede Kamer, zitting 1979-1980, 15306.
11) Steunverlening individuele bedrijven, Tweede Kamer, zitting 1982- 1983, 15 306, nr. 25.
ESB 18-1-1984