Ga direct naar de content

Zespuntenplan voor duurzame groei

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 13 2016

Het Nederlandse milieubeleid is pover vergeleken met de rest van Europa. Slechts 5,5 procent van onze energie komt uit hernieuwbare bronnen zoals wind, zon, algen of geothermiek, terwijl het Europese gemiddelde zestien procent is en veertien procent was afgesproken. Nederland wekt weinig energie op uit waterkracht en verbranding van biomassa en geeft weinig steun voor hernieuwbare energie. Erger is echter dat in Nederland energieverslindende sectoren als transport, distributie, tuinbouw en staal niet de volle maatschappelijke kosten in rekening gebracht krijgen van hun gebruik van steenkool en gas. Nederland legt jaarlijks zo’n tien miljard euro (1,2 procent van het bnp) toe op fossiel energieverbruik doordat de kosten van fijnstof, files, schade aan het wegdek en ongelukken, en opwarming van de aarde onvoldoende in de kostprijs worden meegenomen.

Beperking van opwarming tot maximaal twee graden Celsius hoger dan in het pre-industriële tijdperk eist dat wereldwijd tachtig procent van de steenkolenreserves (vooral in China, Rusland en de VS), een derde van de oliereserves (alles in Antarctica en Canada) en de helft van de gasreserves voor altijd in de grond blijven. Een groot deel van de fossiele grondstoffen zijn dus ‘stranded assets’ en steeds meer financiële instellingen beginnen zich dit te realiseren. Hernieuwbare energie moet daarom de brandstof van de toekomst worden. Helaas gaat het wereldwijd ook belabberd. McKinsey voorspelt dat wereldwijd hernieuwbare energie fors toeneemt in de komende 25 jaar (maar liefst 4,6 procent per jaar), maar dan nog is het aandeel hernieuwbare energie in de totale productie slechts zeventien procent. Hier is een zespuntenplan voor verduurzaming van de economie.

Allereerst, schaf per onmiddellijk alle subsidies op fossiele brandstoffen af. Dit geldt met name vrijstellingen voor emissierechten van de grootste industriële vervuilers, maar ook de impliciete subsidies voor de transportinfrastructuur en de tuinbouw.

Ten tweede, subsidieer hernieuwbare energie alleen als er sprake is van marktfalen omdat de voordelen van learning by doing en groene R&D onvoldoende worden geïnternaliseerd. Als deze subsidies hoger zijn, ontstaat de Groene Paradox: steenkool-, olie- en gasboeren dumpen hun fossiele brandstoffen versneld op de markt om te voorkomen dat ze uit de markt worden gedrukt door hernieuw-bare energie, en daarom wakkeren ze de CO2-uitstoot en opwarming van de aarde op de korte termijn aan.

Ten derde, belast niet energie zoals Nederland doet, maar belast de CO2-uitstoot. Steenkool is immers veel vervuilender dan gas per eenheid van geleverde energie. Het is cruciaal dat CO2-belasting niet uitgesteld wordt en geleidelijk stijgt met het bnp, en dat het toekomstige tijdspad van CO2-beprijzing geloofwaardig is, want anders ontstaat er ook een Groene Paradox.

Ten vierde, vervang subsidies voor het gebruik van specifieke hernieuwbare energie door generieke R&D-subsidies voor de energiebronnen van de toekomst, zoals zon, wind, algen en fusie. De overheid moet niet op de stoel van de ondernemer zitten, want dan is het alleen maar vatbaar voor geldverslindende lobby’s. Agressieve tijdelijke subsidies voor hernieuwbare energie helpen een nieuwe economische sector van duur- zame energie op gang te helpen.

Ten vijfde, richt grote hoeveelheden durfkapitaal op risicovolle technologische ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie. Bijvoorbeeld kleinschalige productie van fusie-energie is nu nog niet rendabel, maar door innovatieve bedrijven te helpen de kosten te verlagen door het productieproces te verbeteren kan spectaculaire vooruitgang worden geboekt.

Ten slotte, pensioenfondsen, beleggers in het algemeen en ban-ken moeten er ernstig rekening mee houden dat het hooguit tien à twintig jaar duurt voordat fossiele brandstoffen tot het verleden behoren. Al die bedrijven (en landen) die van fossiele brandstoffen afhangen en het roer niet omgooien, zullen dus in waarde dalen. Beleggingen moeten daarom ‘CO2-proof’ worden gemaakt. Dit kan door uit deze fossiele bedrijven te stappen, wat het voordeel heeft dat dit de verduurzaming van de economie stimuleert. In ieder geval moeten de beleggingsportefeuilles worden ingedekt tegen het risico dat CO2 serieus beprijsd gaat worden.

Dit zespuntenplan buigt de koers van technologische ontwikkeling van de economie om van de huidige energieverslindende groei naar fossielvrije groei. Politici moeten zich realiseren dat zulke duurzame groei geen lagere groei van het bnp en een verlies aan overheidsinkomsten hoeft te betekenen, maar dat het een prudente strategie is die zowel de economie als het welzijn en de gezondheid van de bevolking bevordert.

Auteur

Categorieën