De laatste tijd bereikt het aantal stakingen volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek de hoogste niveaus sinds eind jaren tachtig. Dat ging vaak over het verhogen van de lonen die waren achtergebleven, maar ook over meer vaste banen, over de werkdruk, over plaspauzes (buschauffeurs), over het combineren van werk en privé, over professionals die niet als ‘poppetjes’ of ‘handjes’ willen worden benaderd, over het recht om onbereikbaar te zijn, en veel meer. De door sommigen voorspelde massale overname van werk door robots (Ford, 2015; Frey en Osborne, 2013) bleef voorlopig uit. Er zijn meer banen dan ooit, er werken meer mensen dan ooit, en we werken met elkaar meer uren dan ooit. Maar werkende mensen vragen op allerlei manieren aandacht voor de kwaliteit van hun werk. Voor deze kwaliteit van werk is volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) veel te weinig aandacht. Daarom staat deze centraal in ons nieuwe rapport Het betere werk. De nieuwe maatschappelijke opdracht.
De kwaliteit van werk centraal
Aandacht voor werk is eens te meer nodig omdat nieuw technologie, flexibilisering van arbeid en intensivering van werk (sneller werken, of met een hogere emotionele belasting) grote gevolgen kunnen hebben voor wie in de toekomst nog werk hebben, en voor de kwaliteit van ons werk. In het WRR-rapport pleiten we er voor om goed werk voor iedereen vanaf nu te zien als belangrijke maatschappelijke opdracht voor bedrijven, instellingen, sociale partners en de overheid. Goed werk is essentieel voor de brede welvaart: voor de kwaliteit van leven van individuen, voor de economie en voor de samenleving als geheel. Of zoals een Britse Commissie die zich boog over de toekomst van werk schreef: ‘Werk is goed voor ons, maar werk is alleen echt goed voor ons als het ’goed werk’ is.’ (Coates, 2009).
Goed werk
Maar wat is goed werk? Uit de economische, sociologische en psychologische wetenschappelijke literatuur distilleren we drie belangrijke condities voor goed werk die goed passen bij de aard van de Nederlandse kennis- en diensteneconomie en bij de wensen en verwachtingen van mensen in de samenleving (zie Conen, 2020).
Ten eerste is goed werk werk dat voldoende (financiële) zekerheid oplevert, ook in verhouding tot anderen, en op de lange termijn (grip op geld).
Ten tweede is goed werk werk met gepaste autonomie, waarin een beroep wordt gedaan op je capaciteiten, en goede sociale relaties worden onderhouden (grip op het werk).
Ten derde is goed werk werk met voldoende tijd en mogelijkheden voor het combineren van werk met zorgtaken en een privéleven (grip op het leven).
Deze condities zijn alle drie noodzakelijk voor goed werk. Als er niet aan voldaan wordt, is dat nadelig voor werkenden en arbeidsorganisaties, en kan dat ook leiden tot hogere maatschappelijke kosten.
De kwaliteit van werk in Nederland
Als we deze drie condities van het goede werk samennemen, dan loopt Nederland niet voorop in Europa. In recent onderzoek van de OESO (2016) en Eurofound (2017) staat ons land niet bovenaan maar zijn we vaker te vinden in de middenmoot. Dat kan en moet beter.
Een belangrijke rol voor de overheid
Als het scheppen van goed werk in het belang is van werkenden, de economie en de samenleving als geheel, waarom doen alle werkgevers dit dan niet allang? Met die vraag worstelen veel onderzoekers. Dani Rodrik en Charles Sabel (2019) stellen dat het tekort aan goede banen het gevolg is van ‘massief marktfalen’. De maatschappelijke baten van goed werk zijn groter dan de private baten voor een individuele werkgever, die hier bij zijn keuzes niet of onvoldoende rekening mee houdt. Goed werk heeft, om het in economentermen te zeggen, positieve externaliteiten, en dan ligt een rol van de overheid voor de hand om het marktfalen tegen te gaan.
Dat geldt ook voor de manier waarop technologie wordt ontwikkeld en toegepast. In onze verkenning De robot de baas (Went et al., 2015) schreven we al dat technologie ons niet overkomt, en dat we in kunnen zetten op wat we een ‘inclusieve robotagenda’ hebben genoemd. Economen als Daron Acemoglu en Pascual Restrepo (2019) stellen nu ook dat het aan beleidsmakers is om ervoor te zorgen dat nieuwe technologie gaat leiden tot meer welvaart voor iedereen. Door marktfalen zal dit niet vanzelf gebeuren. Zij wijzen er onder andere op dat de markt de maatschappelijke baten van werk negeert die verder gaan dan het vergroten van het bbp – “bijvoorbeeld dat werkende mensen gelukkiger zijn.”
Goed werk voor iedereen die wil en kan werken – dat noemen we in dit rapport ‘het betere werk’ – wordt gehinderd door marktfalen, managementstijlen, gebrek aan informatie, onvoldoende kennis, en een tekort aan middelen, en komt daardoor niet altijd of overal vanzelf tot stand. Omdat het gaat om maatschappelijke belangen – brede welvaart, productiviteit –, heeft de overheid een rol om hier met harde en zachte regulering bij te helpen. In het WRR-rapport doen we daarvoor onderstaande negen aanbevelingen, die we in ons rapport uitgebreid toelichten en onderbouwen (kader 1).
Kader 1: Aanbevelingen voor het betere werk
Grip op geld
1. Voorkom oneerlijke concurrentie tussen werkenden met verschillende contractvormen.
2. Ontwikkel een stelsel van contractneutrale basisverzekeringen en voorzieningen voor alle burgers, een stelsel dat past bij de nieuwe wereld van werk.
3 Vernieuw het actief arbeidsmarktbeleid, onder andere door meer aandacht voor persoonlijke begeleiding.
4.Geef mensen met een uitkering en weinig kans op de arbeidsmarkt een basisbaan.
Grip op het werk
5. Ontwikkel een programmatische aanpak voor goed werk binnen bedrijven en instellingen.
6. Versterk de positie van werkenden binnen de arbeidsorganisatie.
Grip op het leven
7. Schep meer mogelijkheden om mensen de keuze te geven hoeveel uren ze willen werken, onder andere door goede kinderopvang en ouderenzorg te bieden en meer werken makkelijker afdwingbaar te maken.
8. Zorg voor langdurige, collectief betaalde verlofregelingen voor zorg en meer zeggenschap over arbeidstijden.
Goed werk
9. Maak de drie condities van goed werk en de verdeling hiervan over de bevolking tot basis van overheidsbeleid en volg deze in de Monitor Brede Welvaart.
Literatuur
Acemoglu, D. en P. Restrepo (2019) The revolution need not be automated. Project Syndicate, 29 maart.
Coates, D. (2009) Advancing Opportunity: The Future of Good Work, Londen: The Smith Institute.
Conen, W. (2020) Waarde van werk in Nederland, WRR Working Paper 38, Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
Eurofound (2017) Sixth European Working Conditions Survey – Overview Report. Luxemburg: Publications Office of the European Union.
Ford, M. (2015) Rise of the Robots: Technology and the Threat of a Jobless Future. New York: Basic Books.
Frey, C. en M. Osborne (2013) The Future of Employment: How Susceptible are Jobs to Computerisation? Oxford: Oxford Martin Programme on Technology & Employment.
OESO (2016) How Good Is Your Job? Measuring and Assessing Job Quality, Parijs: OESO.
Rodrik, R. en C. Sabel (2019) Building a Good Jobs Economy, conceptpaper (versie april 2019).
Went, R., M. Kremer en A. Knottnerus (2015) De robot de baas. De toekomst van werk in het tweede machinetijdperk, WRR-verkenning 31, Amsterdam: Amsterdam University Press.
Auteurs
Categorieën