Ga direct naar de content

Werkenden in de WAO

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 23 2000

Werkenden in de WAO
Aute ur(s ):
Bruinsma, H. (auteur)
Jongh, H., de (auteur)
Werkzaam b ij het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen (Lisv), respectievelijk als coördinator onderzoek en senior beleidsmedewerker.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4244, pagina 164, 25 februari 2000 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
sociale, zekerheid

WAO-ers die pas kort uitkering genieten, blijken veelvuldig gedeeltelijk terug te komen op hun arbeidsplaats. Langdurig
arbeidsongeschikten zijn veel moeilijker te reïntegreren. Toekomstig beleid moet zich op snelle reïntegratie richten.
Sinds enige tijd is de discussie over het aantal mensen dat een wao-uitkering ontvangt weer in volle hevigheid gaande. Het magische
miljoen arbeidsongeschikten lijkt weer in zicht te komen. Toch is er ook een andere kant aan dit volume: een aanzienlijk deel van de
arbeidsongeschikten werkt zo blijkt uit onderzoek.
Dit artikel geeft inzicht in de omvang van de groep werkenden in de wao. Voor de schatting wordt voor kortlopende uitkeringen geput uit
recent onderzoek. Voor de groep arbeidsongeschikten die langer dan drie jaar een uitkering ontvang, wordt de schatting gebaseerd op
aanvullend bestandsonderzoek van het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen (Lisv).
Reïntegratiekandidaten
De volume-ontwikkeling van de WAO heeft in de jaren negentig vrijwel steeds in de politieke belangstelling gestaan 1. Naast de
aanscherping van de keuringen en de verlaging van de uitkeringen, vormde reïntegratie een belangrijk beleidsthema.
Een belangrijk onderdeel van de reïntegratie is het aanbieden van begeleidingstrajecten aan arbeidsongeschikten. De
uitvoeringsinstellingen melden echter dat zij problemen hebben om geschikte kandidaten te vinden waarvoor reïntegratie-activiteiten
kunnen worden gestart. Enkele instellingen zijn daarom hun bestanden gaan doorlichten om deze kandidaten te zoeken. Bij een
(enigszins selectieve) steekproef van het bestand van het Sociaal Fonds Bouwnijverheid bleek dat een opvallend groot deel (zeventig
procent) van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten werkte. Dit roept de vraag op of dit beeld op landelijk niveau bevestigd wordt.
Het reïntegratietraject
Sinds 1994 is de werkgever verantwoordelijk voor de verzuimbegeleiding en reïntegratie van de eigen werknemers in het ziektewetjaar. De
werkgever moet de zieke werknemer aangepast of ander werk aanbieden als de werknemer niet in staat is om zijn/haar oude werk uit te
voeren. De verplichting blijft bestaan tot twee jaar na de eerste ziektewetdag. In de beginperiode, vaak al in het ziektewetjaar, hervatten
de meeste langdurig zieken geheel of gedeeltelijk het werk bij hun oude werkgever.
De uitvoeringsinstellingen nemen de verantwoordelijkheid voor de reïntegratie over als er geen mogelijkheden (meer) zijn bij de oude
werkgever. De instelling kan dan een begeleidingstraject inkopen bij de Arbeidsvoorziening of bij commerciële instellingen om te
bewerkstelligen dat hervatting elders op de arbeidsmarkt plaatsvindt.
Werkhervatting na een periode van arbeidsongeschiktheid kan op diverse manieren plaatsvinden. Personen hervatten vaak hun werk
geheel of gedeeltelijk ‘op proef’ (met behoud van uitkeringsrecht) of gaan werken in een WSW-werkplaats (‘sociale’ werkplaats).
Regelmatig wordt de ‘proefsituatie’ omgezet in een definitieve gedeeltelijke hervatting bij de oude werkgever. Andere gedeeltelijk
arbeidsongeschikten zijn voor een deel werkloos en gaan voor dat deel weer aan de slag. Volledig arbeidsongeschikten die werken zijn
vaak een dienstverband aangegaan waarbij het verdiende inkomen niet hoger is dan het verschil tussen hun laatste salaris en hun
uitkering. Het gaat dan meestal om een gering aantal uren.
Veel werkenden in eerste drie jaar
Dat een groot deel van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten werkt was al eerder bekend. Op basis van onderzoek dat de laatste jaren is
uitgevoerd is het mogelijk na te gaan welk percentage van de instroom in de WAO aan het werk is, en hoe dit percentage zich binnen de
wao-toetredende groep ontwikkelt. In tabel 1 zijn enkele van die percentages weergegeven. De cijfers komen uit onderzoeken onder waotoetreders uit 1991, 1994 en 1998, die in de tijd zijn gevolgd 2.
Wat opvalt is de consistentie in de cijfers over de jaren heen. Vrij veel gedeeltelijk arbeidsongeschikten blijken bij WAO-intrede, dus na

een jaar ziekte, te werken. Het percentage werkenden blijft de eerste paar jaar hoog: zestig procent of meer.
Daarbij gaat het niet steeds om dezelfde groep. Enerzijds verdwijnen er mensen uit de groep door volledige hervatting van werk,
anderzijds komen er mensen uit de groep volledig arbeidsongeschikten bij vanwege gedeeltelijke hervatting. Overigens blijft de situatie
voor een vrij omvangrijke groep ongewijzigd. Van de groep gedeeltelijk arbeidsongeschikten uit 1991 die bij aanvang van de wao
gedeeltelijk werkte, verkeerde 54 procent twee en een half jaar later nog in dezelfde situatie. Van het cohort 1998 bedraagt het
overeenkomstige percentage na een half jaar nog negentig procent.
Effect van keuringen
De cohorten (met name 1991 en 1998) verschillen onderling voor wat betreft het aantal mensen dat gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt
verklaard 3. In 1998 zijn meer toetreders gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard. Strengere keuringscriteria en eisen met betrekking tot
de tijdigheid van de keuring spelen hierbij een rol. In de oudere cohorten zijn relatief meer cliënten ‘pro forma’ volledig arbeidsongeschikt
verklaard omdat de procedure voor de claimbeoordeling niet tijdig was afgerond. Deze veranderingen hebben onder andere tot gevolg
gehad dat in totaal bij aanvang van de WAO in 1998 meer WAO-toetreders aan het werk zijn dan in 1991.
In de eerste uitkeringsjaren hervat de uitkeringsgerechtigde het werk vooral bij de eigen werkgever. Aan het einde van het eerste
ziektejaar, bij de intrede in de WAO is in totaal ongeveer dertig procent werkzaam, waarvan tachtig procent bij de eigen werkgever.
Werk en langdurige uitkering
Tot 1999 was niet goed onderzocht of de uitkomsten ook gelden voor de hele WAO-populatie. Op basis van vergelijking van bij het Lisv
beschikbare statistische bestanden is de werksituatie van deze groep uitkeringsgerechtigden voor het eerst in kaart gebracht (zie figuur
1). Uit het onderzoek komt naar voren dat het percentage werkende gedeeltelijk arbeidsongeschikten afneemt, naarmate de uitkering een
langere duur heeft. Van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten met een duur van vijf tot vijftien jaar blijkt circa vijftig procent te werken.
Bij een langere duur zakt dit percentage tot ongeveer veertig procent. Het aantal volledig arbeidsongeschikten dat werkt, blijft relatief
stabiel rond de tien procent. Een deel van deze populatie werkt in gesubsidieerde arbeidsplaatsen. Een ander deel werkt slechts enkele
uren per week.

Figuur 1. Percentage werkenden naar uitkeringsduur (jaren)
Van de totale populatie arbeidsongeschikten werkt van de groep die drie jaar arbeidsongeschikt is ongeveer dertig procent (zie tabel 1).
Dit percentage zakt na twaalf jaar tot circa zestien procent, om daarna lange tijd vrij stabiel te blijven. De daling in de eerste jaren wordt in
belangrijke mate verklaard door de afname van het aantal gedeeltelijk arbeidsongeschikten in het bestand (zie figuur 2). Dit is deels een
gevolg van de hogere herstelkans van gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Gedeeltelijk arbeidsongeschikten die volledig zijn gaan werken
vallen (uiteraard) buiten de statistiek. Daarnaast speelt de aanscherping van de keuringen sinds 1993 een rol, waardoor meer mensen al
bij de instroom gedeeltelijk arbeidsongeschikt worden verklaard.

Figuur 2.Percentage gedeeltelijk arbeidsongeschikten naar uitkeringsduur

Tabel 1. Percentage werkende WAO’ers op opeenvolgende tijdstippen
na één jaar ziekte

na 1½ jaar ziekte

na 3½ jaar ziekte

% arbeidsongeschiktheid
15-80
100
totaal
1991
1994
1998

67

20

% arbeidsongeschiktheid
15-80
100
totaal

28

54
63

63

12

29

18
19

67

% arbeidsongeschiktheid
15-80
100
totaal

37
37

19

54
63

8

10
33

30

36

Geschatte totalen
Het aantal WAO-uitkeringsgerechtigden met een uitkeringsduur van meer dan drie jaar bedraagt 572.700. Hiervan werkt ongeveer 21
procent oftewel 118.600.
Van de werkende uitkeringsgerechtigden is bijna zeventig procent gedeeltelijk arbeidsongeschikt 4.
De populatie werkende arbeidsongeschikten met een duur korter dan drie jaar kan niet goed worden vastgesteld door middel van de
hiervoor genoemde bestandsvergelijkingen 5. De schatting van deze groep werkende WAO’ers wordt daarom gebaseerd op het hiervoor
behandelde steekproefonderzoek. Het aantal uitkeringsgerechtigden met een uitkering die minder dan drie jaar loopt bedraagt 149.700. Op
basis van het steekproefonderzoek kan worden vastgesteld dat van deze groep ruim 31 procent werkt, oftewel 46.700.
Het totale percentage werkende WAO’ers kan hiermee worden geschat op 22 procent (zie tabel 2).

Tabel 2. Aantal uitkeringsgerechtigden met een dienstverband
percentages werkend
mate arbeidsongeschiktheid a
15-80
100
totaal
man
vrouw
totaal

53
51
52

12
6
10

26
16
22

aantal werkenden
mate arbeidsongeschiktheid
15-80
100
totaal
80.191 34.652 114.843
30.999 13.852
44.851
111.190 48.504 159.694

a. De gedeeltelijk arbeidsongeschikten vertegenwoordigen ongeveer 31% van het totale aantal uitkeringsgerechtigden. Voor
mannen ligt dit percentage op 34%, voor vrouwen op 21%.

Mannen en vrouwen
Mannen blijken gemiddeld vaker een uitkering met een dienstverband te combineren dan vrouwen. Het grote verschil in percentage
wordt veroorzaakt door het verschil in mate van arbeidsongeschiktheid. In de oudere cohorten zijn vrouwen vaker dan mannen volledig
arbeidsongeschikt. Dit kan een gevolg zijn van het feit dat vrouwen in de eerste jaren van de WAO – op grond van de beschikbaarheid
van passende arbeid – vaker dan mannen volledig arbeidsgeschikt worden verklaard, en uit de WAO verdwijnen. Daarnaast werken
volledig arbeidsongeschikte mannen vaker dan volledig arbeidsongeschikte vrouwen. Een mogelijke verklaring is dat bij mannen, anders
dan bij vrouwen, een geringe verdienste geen gevolgen heeft voor het vastgestelde maximale arbeidsongeschiktheidspercentage. Dit
hangt samen met het feit dat mannen vaak een hoger inkomen hebben verdiend en het verschil met de uitkering dusdanig groot is dat
geringe verdiensten zijn toegestaan. Ook andere verklaringen die samenhangen met de positie van de vrouw op de arbeidsmarkt zijn
mogelijk 6.
Beschouwing
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat van alle gedeeltelijk arbeidsongeschikten 52 procent werkt. De gedeeltelijk
arbeidsongeschikten in de jongere cohorten zijn vaker aan het werk dan de gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de oudere cohorten. In de
jongere cohorten komen ook meer gedeeltelijk arbeidsongeschikten voor dan in de oudere cohorten. Het is aannemelijk dat het strengere
keuring vanaf 1993 (Wet Terugdringing Beroep op Arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA) heeft geleid tot meer gedeeltelijk
arbeidsongeschikten van wie een groot deel al werkt bij de oude werkgever op moment van instroom in de WAO. Naar verwachting zal
dit aantal zowel relatief als absoluut stijgen.
Het feit dat veel arbeidsongeschikten op een gegeven moment met behoud van een gedeeltelijke of, met volledige uitkering, bij de oude
werkgever werken, stemt tot vreugde. Tegelijk vormt dit feit een aandachtspunt voor toekomstig beleid. Als de werknemer werkt op het
moment van intrede in de WAO bestaat het gevaar dat de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheidspercentage (de claimbeoordeling)
op zijn arbeidsinspanning van dat moment wordt afgestemd. Dit kan zowel leiden tot een te hoog als tot een te laag
arbeidsongeschiktheidspercentage. Een zorgvuldige en onafhankelijke claimbeoordeling is in een dergelijke situatie geboden.
Reïntegratieperspectief
De overige gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de WAO zijn werkloos. De kansen van deze groep op de arbeidsmarkt zijn in het
algemeen niet gunstig. Zij hebben relatief een laag opleidingsniveau, een hoge leeftijd, een relatief slechte gezondheid en zijn over het
algemeen al een langere periode arbeidsongeschikt. Uit eerder genoemd onderzoek blijkt dat van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten
zonder werk zo’n zeventig procent 35 procent zich na 2.5 jaarniet tot werken in staat acht. Het is de vraag of van degenen uit deze groep
die nog geen werk hebben een substantieel deel kan worden gereïntegreerd.
Toekomstig beleid zal zich bij voorkeur steeds meer richten op reïntegratie in een vroeg stadium, namelijk op de eerste maanden na de

uitval wegens ziekte.
Van de volledig arbeidsongeschikten met een uitkeringsduur van meer dan drie jaar werkt slechts een klein percentage, deels in
gesubsidieerde arbeidsplaatsen. Een deel van deze groep is op medische gronden volledig arbeidsongeschikt en komt niet voor
reïntegratie in aanmerking. Een ander deel is deels op financiële gronden volledig arbeidsongeschikt verklaard. Zij kunnen wel werken,
maar kunnen in verhouding tot hun voormalig inkomen slechts geringe inkomsten verwerven. Misschien kan met de inzet van scholing
toch een deel van deze groep worden gereïntegreerd.
Conclusie
Een aanzienlijk deel van de mensen die arbeidsongeschikt zijn werkt. Dat neemt niet weg dat het overgrote deel niet werkt. Het zal niet
eenvoudig zijn uit deze laatste groep nog mensen aan de slag te krijgen. Dit onderstreept het belang van de beleidsmatige aandacht voor
reïntegratie, en wellicht preventie, in een vroeg stadium

1 Onder WAO wordt hier verstaan de arbeidsongeschiktheidsuitkering aan (ex)werknemers. In andere publicaties worden ten onrechte
ook andere uitkeringsgerechtigden zoals zelfstandigen en jonggehandicapten als WAO-er aangeduid. Het aantal WAO-gerechtigden
bedroeg eind 1998 730.000; het totale aantal arbeidsongeschikten met een uitkering ruim 900.000.
2 De Wao als eindstation?, Min. van SZW 1996; WAO-beoordeling voor en na TBA, Lisv september 1998; Langdurige
arbeidsongeschiktheid in 1998, Lisv, januari 1999.
3 Zoekgedrag, bemiddeling en reïntegratie van arbeidsongeschikten in 1998, Lisv, juni 1999.
4 De schatting is gebaseerd op informatie over het eerste kwartaal van 1998.
5 Dit komt omdat in deze periode nog een formeel dienstverband kan bestaan, zonder dat feitelijk gewerkt wordt. De dienstbetrekking
blijft na ingang van de WAO bestaan als gevolg van het ontslagverbod of op grond van cao-bepalingen waarbij de werkgever de
uitkering aanvult.
6 Vrouwen, werkomstandigheden en arbeidsongeschiktheid, Lisv, januari 2000.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs