Ga direct naar de content

Weg met de vaste boekenprijs!

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 1 1996

Weg met de vaste boekenprijs!
Aute ur(s ):
Ruyter van Steveninck, M.A. de
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4056, pagina 397, 1 mei 1996 (datum)
Rubrie k :
Redactioneel
Tre fw oord(e n):
consumptie, marktw erking, regulering

Wat decennia lang niet voor mogelijk werd gehouden, vormt nu een serieus onderwerp van discussie: de eventuele afschaffing van de
vaste boekenprijs. Ketens als de AKO, de Bijenkorf, en de Free Record Shop lijken door middel van stuntaanbiedingen de wetgever uit
te dagen aan te geven waar de grenzen liggen.
Onder de huidige regelgeving is het boekhandelaren verboden boeken voor een lagere dan de door de uitgever vastgestelde prijs aan de
consument te verkopen. Dit remt de concurrentie, waardoor de prijzen en marges in de bedrijfstak hoger liggen dan in een situatie van
vrije concurrentie. Er komen dus meer boeken op de markt, maar welke wordt niet door de overheid beslist (zoals in wijlen de Sovjetunie), maar door een uitgever (die zijn fonds soms meer op zijn eigen smaak dan die van de klant afstemt), en slechts ten dele door
degene die het boek uiteindelijk geacht wordt te gaan lezen.
De belangrijkste reden van regulering ligt in de sfeer van een ‘merit good’ argument. Boeken worden in Nederland als een speciaal
product beschouwd, hetgeen voor de overheid aanleiding is geweest prijsafspraken toe te staan. Reden hiervoor is volgens
staatssecretaris Nuis van OC&W dat ” … boeken een waardevol product zijn, en bescherming van de overheid verdienen” 1. Een vaste
boekenprijs resulteert ten eerste in grotere verdiensten op goed verkopende boeken, waarvan de prijs anders door prijsconcurrentie
tussen boekhandels zou verdwijnen. Met deze opbrengsten kunnen bestsellers minder goed verkopende boeken een kruissubsidie
verschaffen.
Ten tweede maakt een vaste boekenprijs een groot netwerk van boekhandels door heel Nederland mogelijk. Het feit dat prijsconcurrentie
tussen distributeurs onmogelijk is, lijkt vooral in het voordeel te zijn van kleinere boekhandels op het platteland. Deze kampen vaak met
hoge vaste kosten van de bedrijfsvoering die nu door hogere marges per boek goedgemaakt kunnen worden.
Toch kunnen twee serieuze bezwaren tegen overheidsingrijpen worden gemaakt. Ten eerste is er de willekeur. Veel karakteristieken van
boeken gaan ook op voor cd’s, kranten en tijdschriften, of (video)films. Van al deze artikelen kan met evenveel recht gezegd worden dat
ze een bijdrage leveren aan de Nederlandse cultuur. Onduidelijk is waarom zij wel aan de tucht van de markt mogen worden onderworpen.
Ook niet consequent is het feit dat er in het geval van boeken toch weer diverse uitzonderingen worden gemaakt op de vaste prijzen. Zo
mogen boekenclubs als de ECI wèl nieuwe boeken voor lagere prijzen verkopen.
In de tweede plaats is er het neveneffect van het overaanbod. Dat het publiek kennelijk meer behoefte heeft aan de boeken van Emiel
Ratelband en Joop Braakhekke dan aan die van (literair hoogwaardige) auteurs als Willem Frederik Hermans en Jan Jacob Slauerhoff valt
natuurlijk te betreuren, maar het is maar de vraag of de regulering de smaak van het grote publiek verbetert. Met even veel recht kan
gezegd worden dat er nu veel te veel onverkoopbare boeken (van literair heel wat minder hoogstaande schrijvers), in te grote oplagen,
worden uitgegeven. De schappen bij De Slegte liggen vol met pennevruchten van auteurs die duidelijk betere contacten onderhouden
met hun uitgevers dan met hun lezers. Een vergelijking met de Beeldende Kunstenaarsregeling (BKR) dringt zich op. De BKR (die wel een
directe subsidie was) is afgeschaft omdat de overheidskelders begonnen uit te puilen met volstrekt onverkoopbare kunstwerken, zonder
dat er een nieuwe Van Gogh was opgestaan.
De vaste boekenprijs lijkt daarom niet erg effectief. De baten zijn twijfelachtig (en komen bovendien terecht bij een toch al geprivilegeerd
deel van de bevolking), terwijl de kosten aanzienlijk kunnen zijn (overproductie, inefficiënte allocatie van middelen, te hoge prijzen). Aan
veel van de boeken die verschijnen bestaat blijkens de verkoopcijfers nauwelijks behoefte, terwijl ze de boeken die wel verkocht worden
duurder maken. Veel kleine boekhandels zouden zonder vaste boekenprijs wellicht verdwijnen. Dit is natuurlijk jammer, maar men kan zich
afvragen hoeveel hun overleven de samenleving waard is.
Beter ware het de boekenprijzen vrij te laten. Lagere prijzen zullen (aangenomen dat boeken een normaal goed zijn) leiden tot hogere
verkochte, en gelezen, hoeveelheden. Het is zeer wel mogelijk dat dit juist in dat deel van de samenleving, waar toch al minder literatuur
gelezen wordt, effect zal sorteren. Mochten er bepaalde boeken zijn waarvan men objectief kan zeggen dat ze slechts kleine oplagecijfers
halen, maar toch een sterke verrijking van de Nederlandse cultuur betekenen, dan kunnen de uitgeverijen (of auteurs) ervan beter
gesubsidieerd worden. Op dezelfde manier kan men boekhandels in bepaalde dunbevolkte gebieden directe steun geven (los van hun
verkoopprestaties), net zoals wel eens is voorgesteld boeren inkomenssubsidies te geven om het landschap in stand te houden. Op deze
wijze blijven de maatschappelijke kosten van de regelgeving in de boekenbranche transparanter en beter beheersbaar

1 Interview in NRC Handelsblad, 19 april 1996. In hetzelfde interview zegt Nuis opmerkelijk genoeg ook dat ” … de overheid [in zijn
algemeenheid] zo min mogelijk moet reguleren.”

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur