Ga direct naar de content

Weer geen werk

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 2 1980

%ONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
Weer geen werk
m

Terwijl de Bestek-filosofen maar liever niet meer
worden herinnerd aan de vermindering van de werkloosheid tot 150.000 personen die zij in de dagen van hun
heilsplan voor zich zagen, is dit zelfde streefcijfer teruggekeerd in het ontwerp-verkiezingsprogram van de PvdA.
In Weerwerk wordt uiteengezet hoe de socialisten
300.000 banen denken te scheppen om het extra arbeidsaanbod in de komende vier jaar op te vangen en tevens
de werkloosheid tot het genoemde streefcijfer terug te
dringen. De belangrijkste ingrediënten van hun recept zijn
nieuwe sturingsinstrumenten om de economische ontwikkeling beter te beheersen, een straffe inkomensmatiging
gepaard aan een vergaande nivellering, een arbeidsplaatsenplan tot 1985 en een selectieve groei van 2%.
Met die ingrediënten moet de moedeloosheid worden
doorbroken en moet weerwerk worden geboden aan de
problemen van de jaren tachtig. Hoe krachtig kan dat
weerwerk worden geacht?
De belangrijkste voorwaarde in het programma van de
PvdA om te garanderen dat er werkelijk weer werk kan
worden geboden, is herstel van de economische groei.
Om in de komende jaren de inschakeling van enkele
honderdduizenden arbeidskrachten in het arbeidsproces
mogelijk te maken, zal de economische groei van ongeveer
0,5% nu moeten oplopen tot gemiddeld 2% over de
periode l98 1- 1985. De PvdA is dan ook heel stellig in zijn
keuze voor die groei: het mag niet minder zijn vanwege de
werkgelegenheid, maar ook niet meer vanwege energie- en
milieu-overwegingen. Onduidelijk blijft echter wat die
keus in feite waard is. Inzake het verloop van de
wereldhandel bijvoorbeeld, dat van doorslaggevend belang is voor de ontwikkeling van de Nederlandse
economie, valt er helemaal niets te kiezen. Er moet
worden geconstateerd dat de PvdA met opvallend gemak
voorbijgaat aan de prognoses van de OESO en de
waarschuwingen van b.v. de Bank voor Internationale
Betalingen, dat de groei in de westerse landen op
middellange termijn niet meer dan 1% perjaar zal bedragen en dat de olieprijsstijgingen en het gevoerde antiinflatoire beleid wellicht tot een recessie zullen leiden. Hoe
kan die groei dan worden gegarandeerd?
Het antwoord van de Partij is ordening en sturing. Dat
de gewenste groei er vast zal komen, komt omdat de
economische ontwikkeling heel goed wordt gepland. Het
selectieve-groeibeleid wordt immers gebaseerd o p een
Centraal Ontwikkelingsplan, dat wordt voorbereid door
het Centraal Planbureau en dat door het parlement moet
worden aanvaard. Dit plan bevat prognoses per regio en
per sector, niet alleen van de afzet, maar ook van sociale,
culturele en technologische ontwikkelingen. Ook de
overheid brengt haar financiën en beleid in overeenstemming met de taakstelling van het plan. Te meer daar
er ook nog sectorplannen komen en een wet voor het
sectorbeleid, waarmee produktie en werkgelegenheid
worden afgestemd op maatschappelijke doelstellingen,
kan er haast niets meer misgaan.
De richting van produktie en consumptie staat daarmee
tevens in grote lijnen vast. Degroei behoort in belangrijke
mate zijn beslag te krijgen in een uitbreiding van de maatschappelijke dienstverlening en niet te leiden tot verhoging van de particuliere consumptie. Een omvangrijke
uitbreiding van het woningbouw- en stadsvernieuwingsprogramma, energiebesparing op grote schaal, steun voor
de export en het midden- en kleinbedrijf en het werkgelegenheidsbeleid in andere sectoren staan garant voor
de gewenste economische groei.
ESB 18-6- 1980

Aldus worden ook 300.000 arbeidsplaatsen gecreëerd,
broederlijk verdeeld over de publieke en particuliere
sector. Het arbeidsplaatsenplan 1985 geeft aan hoe dat
precies zit. Alleen al volgens de huidige meerjarenramingen ontstaan er 60.000 nieuwe banen in de publieke
sector. Maar was er niet iets met die ramingen aan de
hand? Waren die niet gebaseerd op een groei van 3% en
daardoor enigszins aan de hoge kant? Een tweede belangrijke bron van werkgelegenheid is het opsplitsen van
banen. 40.000 bij de overheid en 10.000 in de marktsector
leveren er gedeeld door twee weer 50.000 arbeidsplaatsen
bij. Ook arbeidstijdverkorting is zeer belangrijk. Een
verkorting van de werkweek met 5 uur in vierjaar tijd zou
100.000 banen in 1985 kunnen leveren. Dat vergt wel een
loonoffer van 7 à 8%, maar ,,voorshands” mag dat geen
belemmering zijn. Een groot deel van de werkgelegenheid
ontstaat in de bouw (stadsvernieuwing, woningbouw,
energiebesparing). l aar met d e a a n ~ l u i t i n ~ s ~ r o b l e mp n
oe
de arbeidsmarkt loopt het blijkbaar nogal los. De meeste
schoolverlaters en werkloze ;rouwen zullen de komende
vier jaar wel geschoolde bouwvakkers zijn.
Bescherming van de collectieve voorzieningenen sociale
zekerheid en het initiëren van nieuw beleid moeten uiteraard wel worden gefinancierd. Maar gelukkig hebben we
daarvoor het aardgas, waarvan de prijzen kunnen worden
aangepast, de winsten afgeroomd en de exploitatie vergroot. En passant levert het volumebeleid van de sociale
zekerheid ook nog een inverdieneffect van f. I mrd.
Maar ach, ondanks een reële loonstijging van nul, resteert
er zelfs nog een tekort aan financieringsmiddelen van
f. 5 mrd. Dat wordt inleveren boven modaal (incl. incidenteel). Uiteraard zijn de arbeiders in de haven, de voedingsmiddelenindustrie en andere sectoren daartoe uit
solidariteit gaarne bereid. Bovendien komt er een raamwet o p de inkomensvorming waarmee een vaststelling van
de loonontwikkeling door de overheid mogelijk is, zij het
slechts in combinatie met beperking vanandereinkomens.
Geleide loonpolitiek dus, duidelijker gezegd. Een probleem is slechts dat inkomensnivellering in de loonsfeer
kwantitatief weinig gewicht in de schaal legt I), zodat er
ook na forse nivellering en een nullijn voor de modale
werknemer nog een financieringsprobleem resteert.
Definitieve berekeningen worden echter in het najaar
verwacht.
Zonder twijfel vallen de doelstellingen van Weerwerk
zeer te prijzen. Ten behoeve van werkgelegenheid en het
behoud van collectieve voorzieningen wordt een offer van
ieder gevraagd. Terecht krijgen woningnood en energiebesparing in het programma de grootstenadruk. De noodzaak om-de inv&teringsquote van bedrijven te verhogen
en het financieringstekort van de overheid te verlagen
wordt erkend. Als Wervend program voorde verkiezingen
is Weeruvrk dan ook beslist niet slecht. Maar de onderbouwing van het plan rammelt aan alle kanten. Het geheel van veronderstellingen op het gebied van groei, matigingsbereidheid en het functioneren van de arbeidsmarkt
is van een tragische heroïek. De in het vooruitzicht gestelde vermindering van de werkloosheid tot 150.000 zal
ook bij Weerwerk een even ijle luchtspiegeling blijken,
als zij was in Beslek ’81.

L. van der Geest

I) Zie C. A. de Kam, Top les?. ESB, 4 juni 1980

697

Auteur