Ga direct naar de content

Voetbaleconomie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 20 1988

Voetbaleconomie
De Rotterdamse voetbalclub Sparta
bestond op 1 april 100 jaar. Een bijzondere gebeurtenis, niet zozeer omdat de
club nu een eeuw bestaat – er zijn elf
voetbalclubs in Nederland die nog ouder zijn – maar wel omdat Sparta bijna
die hele eeuw in de hoogste klasse
heeft meegedaan. Sparta kwam in 1893
in de eerste klasse van de KNVB en is
in de jaren daarna slechts twee keer gedegradeerd. In beide gevallen kwam
Sparta na een jaar al weer terug in de
eerste klasse, zodat de club 93 jaar aan
de top heeft vertoefd – een absoluut en
voorlopig niet te breken record.
In Sparta’s geschiedenis kunnen we
daarom ‘the rise and decline’ van de
voetbalsport in Nederland zien. ‘Decline’ ? Zeker, want het voetbal is geen
groeiactiviteit meer. Op de lijn die de levenscyclus weergeeft bevindt voetbal
zich ver op het rechtergedeelte van de
curve. Sparta, en de andere clubs in het
topvoetbal, kunnen zich afvragen hoelang zij nog betaald voetbal zullen spelen.
Het verval zien we zowel aan de actiefkant als aan de passiefkant. Het aantal actieve voetballers loopt terug (al
heeft die daling zich pas aan het begin
van de jaren tachtig ingezet). Na een jarenlang tekort aan voetbalvelden gaat
nu een overschot ontstaan. In de daling
aan de actiefkant zien we niet alleen demografische factoren, maar vooral ook
die andere cyclus die voetbal doorlopen
heeft: van een sport voor de gegoede
standen in de vorige eeuw, via brede
volkssport, tot een sport waartoe de hogere sociale klassen zich niet meer aangetrokken voelen. De voetballertjes heten nu Dennis; de vader van Fokke-Jan
neemt zijn zoon mee naar het hockeyveld. Behalve dat is voetbal als teamsport ook een van de slachtoffers van
de individualisering: fietsen, schaatsen,
plankzeilen zijn de echte groeisporten
van de jaren tachtig.
Aan de passiefkant – het voetbalbezoek – is het verval veel duidelijker. De
eersteklasser Sparta trok in de crisisjaren zo’n 6.000 toeschouwers per wedstrijd. In de mooie jaren van na de oorlog liep dat aantal op tot gemiddeld
16.000 per wedstrijd. Nu trekt Sparta
niet meer dan 4.000 bezoekers. Voorde
eredivisie als geheel is de daling niet zo
dramatisch, maar landelijk geldt toch
ook dat het aantal toeschouwers per
wedstrijd sinds 1970 gehalveerd is. Als
echte stadssport heeft voetbal de
gesuburbaniseerde Nederlanders niet
uit hun tuintjes vandaan weten te halen.
Voetbal is een arbeidsintensieve bedrijfstak. Als het algemeen loonpeil omhooggaat zullen de salarissen van be-

ESB 20-4-1988

J.J. van Duijn

taalde voetballers ook mee omhoog
moeten. De vraag naar het produkt
neemt echter af. Een club als Sparta is
overeind gebleven door steeds weer
getalenteerde voetballers aan de grate
clubs te verkopen. De recettes vormen
slechts een deel van de baten, en een
afnemend deel. Voetbal is een gesubsidieerde bedrijfstak, waarbij het bedrijfsleven de rol van subsidiegever grotendeels van de overheid heeft overgenomen. Stel dat ‘de commercie’ zich terugtrekt. Heeft het betaald voetbal dan nog
enige toekomst?
Om toekomst te hebben moeten het
produkt en de verpakking ervan sterk
vernieuwd worden. Wat het produkt betreft: mij valt altijd op dat er vrijwel geen
gebruik gemaakt wordt van de spelregels om het voetbal aantrekkelijker te
maken. Bij de Amerikaanse sportbonden aarzelt men niet lang de regels te
veranderen als deze een sport onaantrekkelijk dreigen te maken. De voetbalregels zoals ze nu (en al jaren) zijn laten toe dat een club louter defensief (‘op
de nul’) speelt en daarmee de toeschouwers wegjaagt. Interessant is dat
bij de zeer succesvolle en recordaantallen toeschouwers trekkende Amerikaanse beroepssporten als baseball en
American football beide teams moeten
aanvallen en wedstrijden nooit in een
gelijkspel mogen eindigen. Het Europese voetbal is daarbij vergeleken een hopeloos verouderde sport die, als een
club dat wil, 90 minuten lang op defensieve en destructieve wijze gespeeld
kan worden. Verouderd zijn ook de maten in het voetbal. Achttienjarigen hebben nu een gemiddelde lengte van 1,81
m. tegen 1,69 m. in 1900. Toch is het

doel nog steeds 7,32 m. breed en 2,44
m. hoog.
Het professionele voetbal in Europa
is ook zijn nationaleschaalontgroeid. In
de meeste landen die door een paar afzetcentra (de grote steden) worden gedomineerd, zijn de competities zeer
eenzijdig en oninteressant geworden
omdat jaar in jaar uit dezelfde clubs om
de titel strijden. Immers, de clubs in de
grote afzetcentra trekken de meeste
toeschouwers, zijn het aantrekkelijkst
voorde sponsors en kunnen daarom de
beste spelers opkopen. Sinds de start
van de eredivisie in 1956 zijn alle titels
op vier na bij drie clubs (Ajax, PSV, Feyenoord) terechtgekomen. Een zelfde
verhouding geldt in Belgie, waar Anderlecht, Club Brugge en Standard Luik alles winnen. Voetbal is op termijn alleen
interessant als competities open zijn.
Dat zou bereikt kunnen worden met een
Europese competitie, waarin clubs met
een vergelijkbare koopkracht tegen elkaar uitkomen.
Achterhaald zijn ookde accommodaties van de clubs. Het honderdjarige
Sparta speelt in een stadion uit 1916. In
het Amerikaanse major league baseball, waar ieder jaar de toeschouwersrecords worden gebroken, spelen de
clubs in moderne, comfortabele, veilige,
overdekte stadions, waarvan er veel
pas in de jaren zeventig en tachtig zijn
gebouwd. De laatste echte stadionbouwgolf in Nederland was die van de
crisisjaren. De Nederlandse stadions
van vijftig jaar en ouder missen comfort
en goede bereikbaarheid.
Wat nu de meeste aandacht krijgt,
namelijk de spelverruwing en het supportersgeweld zijn afgeleide verschijnselen en geen hoofdoorzaken van het
verval van het voetbal. Spelverruwing is
een gevolg van het niet aan- en toepassen van de spelregels; dat juist voetbal
met supportersgeweld te maken heeft,
komt omdat het zijn oorspronkelijke publiek niet heeft weten vast te houden.
Het voetbalpubliek is uitgebeend tot
een harde kern. Wederom is de vergelijking met de Amerikaanse sporten interessant: American football is op zich
zelf genomen een nogal ruwe sport.
Van spelverruwing is, door de strakke
regels, echter geen sprake. Wat bezoekers betreft is het een familiesport en
niet, zoals voetbal in Nederland, een
mannensport. Dit zelfde geldt voor baseball.
Voetbal moet, door het produkt te
vernieuwen een extra stukje leven aan
de levenscyclus zien te plakken. Dan
kan Sparta ook weer wat jaartjes mee.
J.J. van Duijn

371

Auteur