Ga direct naar de content

Van WIR naar wig

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 3 1987

Van WIR naar wig
De Wet investeringsrekening (WIR)
is destijds afgekondigd als instrument
om de bedrijfsinvesteringen te stimuleren en te sturen, omdat de bedrijfsinvesteringen van doorslaggevend belang zijn voor de ontwikkeling van de
werkgelegenheid 1). De investeringsrekening heeft het karakter van een afzonderlijk begrotingsfonds dat gevoed
wordt uit een bepaald deel van de opbrengst van de inkomsten- en vennootschapsbelasting (ib en vpb). De uitgaven van het fonds bestaan uit de door
de belastingdienst verstrekte investeringspremies. Met de WIR is per jaar
ca. f. 5 mrd. aan overheidsgeld gemoeid (1986 uitgezonderd), dat is ruim
1% van het nationaal produkt. Circa
20% van de premies is in de vorm van
toeslagen bestemd voor kleinschalige
investeringen, energiebesparende investeringen en milieu-investeringen.
De afgelopen maanden is er, vooral
in de dagbladpers, een discussie ontstaan over afschaffing c.q. herverdeling van de WIR. In die discussie wordt
onder meer ingegaan op het effect van
de WIR op micro-niveau. Geen aandacht is tot nu toe besteed aan de effecten van een herverdeling van de
WIR-gelden voorde bedrijfsklassen 2).
Met dit artikel widen wij een bijdrage leveren om die lacune te vullen. Als
bestemming van herverdeelde WIRgelden komen in aanmerking de werkgeverslasten van de werknemersverzekeringen, wat de werkgeverswig
(verschil tussen totale loonkosten en
het brutoloon per werknemer) zou verkleinen, en ib en/of vpb. Wij gaan in dit
artikel niet in op de werknemerswig,
zijnde het verschil tussen bruto en netto loon.
Achtereenvolgens besteden wij aandacht aan het doel, in het bijzonder het
stimulerend effect van de WIR, en aan
de effecten van herverdeling voor de
bedrijfsklassen. Bij een herverdeling is
ons uitgangspunt dat de geldstroom,
de WIR, van de overheid naar de bedrijven, in stand blijft, zij het dat zij op
andere wijze wordt gericht. In dit artikel
gaan wij deels om praktische redenen
(beschikbaarheid statistisch materiaal)
uit van het bedrag aan WIR-gelden dat
jaarlijks voor 1986 beschikbaar kwam
en in de begroting 1987 is opgenomen
(f. 5,2 mrd.). De overschrijding in 1986
van circa f. 2,3 mrd. laten wij buiten beschouwing.

Doel en effect
Zoals gezegd is het doel van de WIR
het stimuleren van de investeringen in
bedrijfsmiddelen door het bedrijfsleven. De vraag is of dit doel in betekenende mate wordt bereikt. Er zijn tal

van berekeningen gemaakt door diverse auteurs om het effect van de WIR
vast te leggen in een elasticiteitscoefficient. De uitkomsten varieren van 0,04
tot 3,09. Het gaat daarin om verschillende kapitaalgoederen en berekeningsmethoden (direct en indirect effect, uitgaande van marginaal of gemiddeld rendement) 3). Dergelijke
uiteenlopende uitkomsten bieden weinig houvast.
In macro-economische en sectormodellen is tot nu toevrij weinig aandacht
besteed aan de economische gedragingen op micro-niveau. In zijn artikel
,,Het gebruik van voorspellingen bij
macro-economisch beleid” in het
ESB-themanummer over voorspellingen (26 november 1986) heeft prof. dr.
F.W. Rutten erop gewezen dat modellering van micro-processen nog veel
denkwerk vergt. Tevens onderkent hij
in hetzelfde artikel de waarde van kwalitatieve micro-economische beschouwingen.
Het is interessant om na te gaan wat
ondernemers zelf zeggen over het stimulerend effect van de WIR. Zo heeft
Esso hoofddirecteur E. van Hilten in
verband met de recente investeringen
in een flexicoker-raffinaderij in Rotterdam opgemerkt dat niet de WIR-premie doorslaggevend was om Rotterdam te kiezen maar dat bestendigheid
van het investeringsklimaat in Neder^
land en de gunstige ligging de belang”
rijkste redenen voor de keuze zijn geweest. De opmerkelijkste uitspraak
over het stimulerend effect van de WIR
kwam begin dit jaar van prof. dr. drs. A.
Dreesmann, voorzitter van de hoofddirectie van Vendex International NV,
die zei dat hij zich geen enkele investeringsbeslissing kon herinneren waarin
de WIR een doorslaggevende rol had
gespeeld. Meer in het algemeen is het
door ondernemers zelf geschatte stimulerend effect van de WIR niet groot.
Reeds in 1980 wees een enquete van
de NMB uit dat slechts 20% van de responderende ondernemers vond dat de
WIR-premie een rol had gespeeld bij
de beslissing om nieuwe investeringen
te doen 4). Onze voorlopige conclusie
is dan ook dat de WIR voor ondernemers slechts een van de factoren is bij
investeringsbeslissingen, en bij lange
na niet de belangrijkste.
De grote twijfels die er gezien diverse geluiden uit ondernemerskringen
ten aanzien van de WIR bestaan, geven ons inziens op zijn minst aanleiding een diepgaander onderzoek naar
het effect van de WIR uit te voeren.
Ook het feit dat de WIR nu ca. 10 jaar
bestaat en er derhalve in veel gevallen
inmiddels sprake is van ‘tweede premiering’ van bedrijfsmiddelen, namelijk het met premie vervangen van kapitaalgoederen die in het verleden al ge-

premieerd waren, lijkt ons een reden
voor zo’n onderzoek. Immers, wat is in
die gevallen het stimulerend effect van
de WIR en wat is het effect als er op
lange termijn in feite sprake is van continue en systematische verlaging van
kapitaalkosten? Het stimulerend effect
gaat ons inziens dan niet verder dan
een lets meer kapitaalintensieve produktiestructuur dan zonder generieke
premiering van investeringen tot stand
zou komen. Zo’n marginaal effect lijkt,
mede gezien de structureel hoge werkloosheid, reden genoeg om de discussie over herverdeling van de WIRgelden voort te zetten.

Herverdeling
Indien herallocatie van de WIRgelden, nagrondig onderzoek naar het
stimulerend effect, aan de orde komt,
rijst de vraag op welke manier zo’n
herverdeling tot stand zou moeten komen. Om een herverdeling uit te voeren komt het verlagen van de werkgeverswig, ook uit praktische overwegingen, het meest in aanmerking. De
verdeling van de WIR-gelden wordt
dan niet langer afhankelijk van de investeringen. De voor rekening van de
ondernemers komende sociale lasten
worden lager. De kosten van arbeid
worden dan zowel absoluut als ten opzichte van kapitaal lager hetgeen tot
gevolg kan hebben dat er (c.p.) op lange termijn een lets meer arbeidsintensieve produktiestructuur ontstaat, met
positieve gevolgen voor de werkgelegenheid. Uiteraard kan als bestemming van WIR-gelden ook worden gedacht aan de ib en vpb, maar bij voorbeeld de ib heeft als bezwaar dat bij
algemene tariefsverlaging een deel
van het beoogde herverdelingseffect
niet bij de bedrijven terechtkomt.
Hoe werkt zo’n herverdelingsoperatie nu, globaal gezien, uit op de
1) De wet zegt: ,,Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, om in het belang van de werkgelegenheid de investeringen te stimuleren”.
2) Bedrijfsklassen: groepen van bedrijven,
onderverdeeld naar landbouw en visserij, delfstoffenwinning, Industrie, bouwnijverheid,
handel, transport en communicatie en overige
dienstverlening. Analoog met de standaard
bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau
voor de Statistiek.
3) Zie J. van Sinderen en J.P. Verbruggen,
Over de effectiviteit van premiering van investeringen, Den Haag, 1986.
4) Nederlandsche Middenstandsbank, Vernieuwing in Nederland, Amsterdam, 1980.
539

Tabel 1. Investeringen in vaste activa
per bedrijfsklasse, 1984, in mln. gld.
SBIcode

0
1
2/3
+ 68
5
61/66
7
8/9
+ 67

Bedrijfsklasse

Landbouw, visserij
Delfstoffenwinning
Industrie a)

Investeringen
in
vaste activa

13.930
1.250
4.130

Overige diensten c)

6.680

5.940

Toegevoegde waarde

Bedrijfsklasse

SBI-

totaal

3.770
1.530

Bouwnijverheid
Handel
Transport, communicatie b)

Totaal

Tabel 2. Toegevoegde waarde tegen factorkosten per bedrijfsklasse, 1983, in
mln. gld.

Landbouw, visserij
Delfstoffenwinning

2.301
500

625
191

10.656
25.442

57.256

36.791

11.009

9.456

Bouwnijverheid
Handel
Transport, communicatie b)

20.064
38.240
20.305

11.274
20.134
12.620

3.556
4.896
4.080

5.234
13.210
3.605

Overige diensten c)

2/3
+ 68
5
61/66
7
8/9
+ 67

13.582
26.133

Industrie a)

0
1

78.61 1

40.246

11.062

27.303

254.191

123.866

35.419

94.906

37.230
Totaal

a) Industriele bedrijven incl. reparatie.
b) Excl. openbaar vervoer.
c) Excl. woningexploitatie en overheid; incl. horeca.
Bron: CBS, Nationale Rekeningen 1985.

bedrijfsklassen? Wij hebben getracht
de effecten in kaart te brengen met behulp van de beschikbare gegevens
over investeringen, sociale werkgeverslasten en de huidige indicatieve
verdeling van de WIR-gelden over de
bedrijfsklassen.
Wanneer we de effecten van een
mogelijke herverdeling voor de
bedrijfsklassen in kaart willen brengen, moeten we eerst een indruk hebben van de huidige verdeling van de
WIR-gelden over de bedrijfsklassen.
Zo’n verdeling is niet beschikbaar, althans niet voor de totale WIR-uitgaven.
Ze is er wel voor bedragen die voor een
bepaald jaar via de vpb verrekend zijn
en voor de VTI (toegekende WIR)-bedragen 5). De wijze van verkrijging van
WIR en de gedeeltelijk decentrale uitvoering zijn debet aan de beperkte informatie op dit terrein. Om vast te stellen wat het bedrag aan WIR-premie per
bedrijfsklasse is, gaan wij uit van de investeringen.
Tabel 1 geeft de waarde van investeringen in 1984 in vaste activa 6) per
voor de WIR in aanmerking komende
bedrijfsklasse. Het aandeel van elke
bedrijfsklasse in de totale WIR-premies is ongeveer gelijk aan het aandeel in de investeringen. Weliswaar
zijn er enkele factoren die de verdeling
van de WIR-premies doen afwijken van
de verdeling van de investeringen,
maar het effect daarvan is vrij gering
7).
Tabel 2 geeft voor 1983 (het recentste beschikbare jaar) de verdeling van
de toegevoegde waarde (netto, factorkosten) naar de beschouwde bedrijfs”
klassen. Omdat deze verdeling van
jaar tot jaar niet erg veel verandert,
kunnen wij de cijfers over 1983 zonder
bezwaar gebruiken bij onze berekeningen. De toegevoegde waarde, gevormd door lonen en salarissen en
door sociale lasten, is de basis voor onze herverdelingsberekening. De gegevens zijn afkomstig uit de Nationale
Rekeningen van het Centraal Bureau
voor de Statistiek.
In tabel 3 is aangegeven wat de gevolgen per bedrijfklasse zijn wanneer
de WIR-gelden worden herverdeeld
540

overig
inkomen

sociale
lasten

bruto lonen
en salarissen

a) Industriele bedrijven incl. reparatie.
b) Excl. openbaar vervoer.
c) Excl. woningexploitatie en overheid; incl. horeca.
Bron: CBS, Rationale rekeningen 1985.

Tabel 3. Herverdeling van WIR-gelden via de werkgeverspremies van de sociale
verzekeringen
SBI-

Bedrijfsklasse

code

0)
0

1
2/3
+ 68
5
61/66
7
8/9
+ 67

(2)

Aandeel in Aandeel in Verschil
de totale
totale
(4) en (3)
WIR-premie sociale
in%in %
werkpunten
geverslasten
(3)

(4)

(5)

Effect her- Aandeel in Verschil
verdeling
totaal
(7) en (3)
in
lonen en
in%mln. gld. salarissen punten
in%

Effect herverdeling
in
mln. gld.

(7)

(9)

(6)

(8)

Landbouw, visserij
Delfstoffenwinning

10,1
4,1

-8,3
-3,6

-430
-185

1,8
0,4

-8,3

0,5

-3,7

-430
-190

1,8

Industrie a)

37,4

31,1

-6,3

-330

29,7

-7,7

-400

Bouwnijverheid
Handel
Transport, communicatie b)

3,4
11,1

10,0
13,8

+ 6,6
+ 2,7

+ 340
+ 140

9,1
16,2

+ 5,7
+ 5,1

+ 295
+ 265

15,9

11,5

-4,4

-230

10,2

-5,7

-300

Overige diensten c)

17,9

31,2

+ 13,3

+ 695

32,5

+ 14,6

+ 760

0,0

0

0,0

0

Totaal

100

100

100

a) Industriele bedrijven incl. reparatie.
b) Excl. openbaar vervoer.
c) Excl. woningexploitatie en overheid; incl. horeca.

via de ten laste van de werkgever komende sociale lasten. Gedacht kan
worden aan een dotatie van de overheid aan de sociale-verzekeringsfondsen van het nu met de WIR gemoeide
bedrag ad f. 5,2 mrd. per jaar. De berekening gaat uit van een verlaging van
alle sociale werkgeverslasten, over de
bedrijfsklassen verdeeld naar hun aandeel in de totale sociale werkgeverslasten. Het effect in miljoenen guldens
staat voor elke bedrijfsklasse in kolom
6; het effect is positief voor de bouwnijverheid, handel en overige dienstverlening en negatief voor de andere bedrijfsklassen. Deze benadering houdt
geen rekening met de verschillen tussen bedrijfsklassen in het aandeel van
de sociale lasten in de totale loonkosten. Bepaalde bedrijfsklassen kennen bij voorbeeld wachtdagen voor de
ziektewet (en dus minder premie), andere hebben geen pensioenregeling
enz. Een logischer uitgangspunt voor
herverdeling lijkt ons daarom het verlagen van het percentage werkgeverspremie voor een of meer van de voor elke bedrijfsklasse geldende sociale verzekeringen, bij voorbeeld AKW, AAW
of AWBZ. De verdeling van de bruto lo-

nen en salarissen kan dan uitgangspunt voor de herverdeling zijn. Het effect in miljoenen guldens van een herverdeling op die basis is te zien in
kolom 9 van tabel 3. Deze tweede variant is eenvoudig uit te voeren door
middel van een algemene premieverlaging voor de genoemde sociale verzekeringen. De effecten spreken voor
zich.

Slot_______________
De naar voren gebrachte herverdeling van de WIR-gelden geeft nog een
aantal andere gunstige bijkomende
mogelijkheden voor de overheid. Wij
5) Memorie van Toelichting Fonds Investeringsrekening 1987.
6) Vaste activa als door het CBS gepubliceerd, d.w.z. excl. grond (overigens niet-

premieabel) en excl. immateriele activa.
7) Bedoelde factoren zijn bij voorbeeld: de

kleinschaligheidstoeslag, de milieu- en de
energietoeslag alsmede een mogelijke vermenging in de Statistiek van investeringen in

woningen bij of in bedrijfsgebouwen.

T
noemen hier het voordeel dat bij een
vast bedrag per jaar budgetoverschrijdingen, zoals in 1986, worden vermeden. Verder biedt een herverdelingsoperatie de mogelijkheid om een deel
te bestemmen voor intensivering van
stimulering op het gebied van het technologiebeleid (produktontwikkeling,
demonstratieprojecten e.d.).
Tot slot merken wij op dat wij geen
aandacht hebben geschonken aan het
effect van herverdeling voor zelfstandigen zonder personeel. Deze categorie
ondernemers heeft nu wel recht op
WIR-premie. Wanneerde herverdeling
via het werkgeversaandeel in de sociale lasten zou plaatsvinden, zouden zij

buiten de boot vallen. Overigens zou
het fiscaal instrumentarium voldoende
mogelijkheden moeten bieden voor
eventueel corrigerende maatregelen
voor deze groep. Een ander gevolg zou
zijn dat bedrijven met personeel die nu
geen recht op WIR-premie hebben, bij
een herverdeling naar sociale lasten
wel profiteren.

J.P.J. van den Broek
H.C.M. Pennings
De auteurs zijn werkzaam bij het Ministerie
van Economische Zaken. Het artikel is op persoonlijke titel geschreven.

Auteurs