Ga direct naar de content

Tob-tennis

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 22 1992

Tob-tennis
Mijn zoon is laatst weer eens veranderd van beroepsvoorkeur. Piloot en politieagent lijken hem nu
minder aantrekkelijk. Top-tennisser wil hij worden.
En dan liefst zo goed als Agassi, zijn nieuwe idool.
Omdat hij nog slechts tien jaar is, vroeg hij mij wat
ik ervan vond. Ik keek op uit het boek dat ik aan
het lezen was1, en zei: “Tja…” (omgaan met de
jeugdige hoop enerzijds en de rauwe werkelijkheid
anderzijds is een van de lastigste ouderlijke dilemma’s, vindt u ook niet?). Als hij nu wat ouder geweest was, doorgeleerd had, en ESB-lezer was geworden, had ik er misschien het volgende van
gezegd.
Net als de onderneming die op enig terrein wil excelleren, zal de top-tennisser in spe een ‘committed
strategy’ moeten volgen. Ook al neb je talent, zonder grote toewijding en een flink doorzettingsvermogen kom je er niet. Een econoom merkt daarbij op
dat het gaat om een verregaande mate van specialisatie. Die specialisatie behelst eigenlijk het investeren in specifieke activa: in dit geval het repertoire
van specifieke vaardigheden dat een top-tennisser
moet bezitten. Specifieke activa worden hier gekenmerkt doordat zij veel van hun waarde verliezen als
zij niet ingezet (kunnen) worden in de aanwendingsrichting waarvoor zij bedoeld zijn. Agassi’s magistrale volley-techniek is buiten de tennisbaan nu eenmaal van zeer beperkte waarde.
Specifieke activa kunnen echter zeer veel waard zijn
indien zij duurzaam zijn, moeilijk verhandelbaar, en
natuurlijk: schaars. Duurzaam, omdat ook Agassi
een flinke tijd nodig heeft om een goed rendement
op zijn investeringen te behalen. Een paar glanzende partijen op jonge leeftijd zijn niet voldoende.
Moeilijk verhandelbaar, omdat hij anders in de verleiding zou kunnen komen om zijn activa te verkopen. Juist omdat dat niet kan, is hij ertoe ‘veroordeeld’ zelf zijn vaardigheden uit te buiten. En
schaars, dat hoef ik in dit blad niet uit te leggen.
Kleiduivenschieters hebben het niet getroffen met
de vraag-aanbodverhoudingen in hun bedrijfstak;
tennissers wel2.
Toch is dit alles nog niet voldoende. De waarde die
ontstaat door de inzet van jouw specifieke activa
moet je je ook nog kunnen toeeigenen. Rod Laver
speelde vroeger ook heel mooi tennis. Veel mensen
hebben genoten van zijn spel. Hij zelf heeft er echter beduidend minder aan verdiend dan de huidige
tennissers. Dat komt omdat ‘de markt voor tennis’
nog niet was georganiseerd. Markten ontwikkelen
zich namelijk meestal niet vanzelf. In het geval van
tennis was het de oprichting van de WTC die de
noodzakelijke voorwaarden schiep om het consumentensurplus af te romen en de geldstromen te vergroten.
Tot slot moeten die geldstromen dan nog vloeien in
de richting van de bezitter van de specifieke activa.
Ook dat moet georganiseerd worden. In de bokssport heeft Don King (de ‘promoter’) altijd aanzien” lijk meer verdiend aan gevechten om de wereldtitel
dan de betrokken boksers, Cassius Clay/Muhammed

ESB 22-1-1992

AH incluis. En ook in het begin van
het proftennis kregen de toernooiorganisatoren een groter deel van
de koek. Pas na het opbouwen van
een tegenmacht in de vorm van
een spelersvakbond zijn de spelers
meer gaan verdienen.
Het volgen van een ‘committed strategy’ door het investeren in specifieke activa kan dus een lucratieve
bezigheid zijn, mils aan de noodzakelijke voorwaarden is voldaan. De
te verdienen munten hebben echter
ook een keerzijde. Die keerzijde is
het verlies aan flexibiliteit. Hoe specif ieker de activa, des te minder
zijn zij alternatief aanwendbaar. Daardoor is specialisatie riskant. Zo moet de markt voor top-tennis wel
blijven bestaan. Nu wij bijna dagelijks wel een topmatch kunnen zien op een van onze tv-kanalen, is
het de vraag of ook hier geen verzadiging of verval
zal intreden. Voor het individu is deze specialisatie
bovendien riskant, omdat maar weinigen de echte
top zullen bereiken, en nog minder spelers voldoende ‘sterke benen’ zullen hebben om daar enige tijd
te verblijven. Voor de meesten zou het dus verstandig zijn indien zij meer ijzers in het vuur zouden
hebben. Dat is bovendien aan te bevelen voor de
periode na de actieve sportloopbaan, zoals Borg ontdekt heeft.
Economic blijft een ‘dismal science’. Wie doordenkt
over flexibiliteit, zal tot de conclusie komen dat
‘commitment’ en flexibiliteit bijna altijd op gespannen voet met elkaar staan. Tijd om weer eens door
te lezen in mijn boek. Eens kijken wat Ghemawat
over dit dilemma te zeggen heeft…
“Pap, ik ga trainen.”
“Goed, jongen, maar daarna je huiswerk maken,
hoor!”

1. P. Ghemawat, Commitment: the dynamic of strategy,
The Free Press, 1991. Hoofdstuk 5 (over sustainability) is

zeer lezenswaard.
2. Voor de fijnproevers kan nog worden vermeld dat activa
slechts schaars zijn indien zij zowel slecht imiteerbaar als
slecht substitueerbaar zijn.

H. Scbreuder

Auteurs