Ga direct naar de content

Tien jaar Lubbers

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 4 1992

Tien jaar Lubbers
Deze week is R.F.M. Lubbers tien jaar minister-president van Nederland. Lubbers zelf wil er geen aandacht
aan schenken, maar voor anderen is zo’n termijn interessant. Hoe is het de Nederlandse economic de afgelopen tien jaar onder zijn leiding vergaan?
Toen Lubbers op 4 november 1982 aantrad als premier van een nieuw kabinet van CDA en WD, was
de toestand van de Nederlandse economie alarmerend. De groei van het bnp was negatief, de bedrijfsinvesteringen waren tot een dieptepunt gedaald, de
werkloosheid steeg met meer dan 10.000 mensjaren
per maand, de inflatie lag boven de 6% en het financieringstekort passeerde de 10% van het nationaal inkomen. De Internationale economie zat in de diepste
recessie sinds de tweede wereldoorlog en Nederland
zat nog extra in het slop omdat voorgaande kabinetten en de sociale partners niet in staat waren gebleken tot een adequate reactie op de verslechterde omstandigheden.
Het nieuwe kabinet-Lubbers probeerde het tij te keren met een aanbodeconomisch ‘no nonsense’-beleid,
gericht op sanering van de overheidsfinancien, bevordering van de werkgelegenheid en versterking van de
marktsector. Tegelijkertijd sloten de sociale partners
in het najaar van 1982 een centraal akkoord om te komen tot loonmatiging en herverdeling van werk. Het
ingezette beleid en het herstel van de internationale
conjunctuur zorgden ervoor dat de Nederlandse economie langzaam uit het dal kwam. Hoewel er nog
problemen genoeg zijn, is inmiddels de aansluiting bij
de internationale kopgroep weer gevonden.
Het grote succes van de jaren tachtig was de loonmatiging, zowel in de particuliere als in de collectieve sector. In de marktsector zorgde de loonmatiging ervoor
dat de arbeidskosten daalden en de rendementen zich
herstelden. Daarop kwamen de investeringen weer op
gang en ging de werkgelegenheid groeien. In de MEV
1992 wordt het effect van de loonmatiging op de werkgelegenheid op 265.000 personen becijferd . Daarenboven zorgde het achterblijven van het wettelijk minimumloon en de uitkeringen bij de ontwikkeling van
de contractlonen in de marktsector voor een extra
werkgelegenheid van 150.000 personen. Zonder dit beleid zou de verhouding inactieven/actieven met 14,5
procentpunt zijn verslechterd.
Een tweede succes was het monetaire beleid. Met uitzondering van de misstap in 1983, toen het niet voiledig volgen van de revaluatie van de Duitse mark
moest worden bekocht met een chronisch hoger rente-ecart, heeft de gulden gedurende het gehele decennium de mark geschaduwd. In combinatie met de gematigde loonontwikkeling heeft dit ervoor gezorgd
dat de inflatie in ons land tot de laagste in Europa behoorde en ook de rente internationaal gezien laag
was. Ook dit heeft zeker tot het herstel van de internationale concurrentiepositie bijgedragen.
De meeste energie van de achtereenvolgende kabinetten-Lubbers is echter gaan zitten in het verminderen
van het financieringstekort en het voorkomen van
een stijging van de collectieve-lastendruk. Volgens recente berekeningen heeft dit beleid in de periode
1984-1990 voor ongeveer een kwart bijgedragen aan

ESB 4-11-1992

de gerealiseerde groei van de produktie2. Vooral de
lastenverlichting heeft positief gewerkt. Het effect
had echter nog veel groter kunnen zijn als straffer
was omgebogen en als de uitgavendiscipline in de
eerste twee kabinetten-Lubbers strenger was bewaakt. Want nog altijd behoort Nederland wat het
niveau van de collectieve-lastendruk betreft tot de
kop-lopers van Europa.
Daarmee komen we op de kansen die de achtereenvolgende kabinetten-Lubbers hebben gemist. Misschien wel het grootste manco van Lubbers en de zijnen is dat zij er niet in zijn geslaagd om grip te krijgen op de grote meso-economische structuren, waarlangs het collectieve geld wordt uitgegeven: de sociale-verzekeringsinstellingen, de gezondheidszorg, de
‘spending departments’. Waarom is het WAO-probleem niet tien jaar eerder aangepakt? Waarom komt
het plan-Simons niet van de grond? Waarom blijft een
werkelijke ‘grote efficiency’-operatie op de departementen uit? Net als zijn voorgangers is ook Lubbers
niet opgewassen gebleken tegen de hechte belangencoalities die de beleidsuitvoering op deze terreinen
beheersen.
In de tweede plaats vormen de geringe arbeidsparticipatie en de hoge inactiviteit nog altijd een zwakke
stee in de Nederlandse economie. Weliswaar is de participatiegraad in het afgelopen decennium gestegen,
maar een sterkere stijging was wellicht mogelijk geweest als de kabinetten-Lubbers consequent werk boven inkomen hadden gesteld en strikt aan die keuze
hadden vastgehouden.
Een derde probleem is de tekortschietende dynamiek
op binnenlandse markten. Jaar in, jaar uit worden omvangrijke bedragen buiten de grenzen belegd, omdat
daar blijkbaar hogere rendementen zijn te behalen.
De diverse kabinetten-Lubbers hadden meer kunnen
doen aan het bevorderen van de binnenlandse investeringen door de werking van markten te verbeteren,
via deregulering, privatisering, het wegnemen van belemmeringen en het inbouwen van meer financiele
prikkels.
Ten slotte zijn de kabinetten-Lubbers nogal karig geweest met uitgaven ter versterking van de economische structuur. De investeringen in infrastructuur, milieu, technologic en onderwijs zijn in de achtereenvolgende bezuinigingsoperaties achtergebleven. Pas
het huidige kabinet heeft Gets) meer ruimte voor
deze investeringen gecreeerd.
Het oordeel over de kabinetten-Lubbers hangt natuurlijk niet alleen van economische factoren af. Maar als
econoom zou men kunnen concluderen dat het consequent volgehouden macro-economische beleid goed
heeft geholpen om de Nederlandse economie weer op
de rails te krijgen. Daarentegen is het doorbreken van
allerlei meso- en micro-economische verstarringen in
de afgelopen tien jaar maar zeer ten dele gelukt.
L. van der Geest
1. Centraal Planbureau, Macro Economische Verkenning
1992, ‘s-Gravenhage, 1991, biz. 82 e.v.
2. J. van Sinderen, Overpre-economen, beleidseconomen en
wetenschappers, oratie, Erasmus Universiteit, Rotterdam, 1992.

Auteur