Ga direct naar de content

Thorstein Veblen, consumptie en economische vooruitgang

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 6 1997

Thorstein Veblen, consumptie en economische vooruitgang
Aute ur(s ):
Dolfsma, W.A. (auteur)
Erasmus Universiteit Rotterdam, vakgroep Kunst- en Cultuurwetenschappen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4118, pagina 660, 3 september 1997 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
geschiedenis, van, het, economisch, denken, erflaters

Voor de tweede wereldoorlog hoorde de de institutionele economie tot de ‘mainstream’. Thorstein Veblen was een van de
grondleggers van deze benadering.
Tijdens zijn leven was Thorstein Bunde Veblen al een buitenbeentje. Ondanks vele publicaties, waarvan een belangrijk deel nog steeds
het lezen waard is en geciteerd wordt, heeft hij nooit lang een aanstelling aan een universiteit in de Verenigde Staten gehad. Hij werd
in 1857 geboren, als zoon van welgestelde, doch door speculanten geruineerde Noorse emigranten die vasthielden aan hun taal en
cultuur. Hij groeide op in het Midden Westen van de VS. Na omzwervingen langs een aanzienlijk aantal universiteiten kwam hij
uiteindelijk aan in Californië om er in 1929 in armoe te sterven. Kansen die hij kreeg van mensen die hem helpen wilden, bracht hij
grondig om zeep. Zich conformeren of committeren kon hij maar moeilijk 1.
Veblen heeft belangrijke bijdragen aan zowel de sociologie als de economie geleverd. In de jaren twintig, als de institutionele economie
op haar hoogtepunt is, wordt hij zelfs gevraagd als voorzitter van de American Economic Association. Hij weigert. Wel was hij de eerste
redacteur van de Journal of Political Economy.
Veblens werk is nooit geheel uit de belangstelling verdwenenm, maar wordt de laatste tijd weer met meer interesse gelezen. Ik wil hier kort
ingaan op het gedachtengoed van Veblen, en de betekenis ervan voor de hedendaagse economie. Daarbij zal ik proberen te vermijden
‘Whig history of economics’ te beoefenen: voordoen alsof de ontwikkelingen binnen de economische wetenschap van nu een logisch en
noodzakelijk gevolg zijn van ontwikkelingen in het verleden.
Consumptie
Het meest aansprekende boek dat Veblen ooit schreef was The theory of the leisure class uit 1899. Het was onder brede lagen van de
bevolking een klapper en wordt nog steeds op grote schaal herdrukt. Dit werk overschaduwt zijn andere werk zo zeer, dat hij ermee
vereenzelvigd wordt. Veel hedendaagse economen zullen zijn naam vooral kennen vanwege het ‘Veblen-effect’ op de consumptie 2.
Veblens idee is dat mensen hun verlangens niet in een sociaal vacuüm vormen, maar dat zij die dingen consumeren die de mensen die
hoger in de maatschappelijke orde staan consumeren. Degenen bovenaan de ladder onderscheiden zich door op opzichtige wijze te
luieren of nutteloze dingen te kopen, het is een ‘leisure class’. Frank laat zien dat dit uitgangspunt, en niet die dat autonome mensen zelf
in een sociaal vacuum hun preferenties voor eens en altijd ordenen zoals Stigler en Becker veronderstellen, bijzonder nuttige inzichten
oplevert 3. Dat Nederlanders steeds vaker en verder op vakantie gaan zou Veblen niet verbazen, integendeel 4. Het is een manier om geld
en tijd te besteden die prestige oplevert: hoe verder en vaker, hoe meer aanzien. Vakantie, mode of popmuziek zijn voor Veblen allen
vormen van nutteloze, ‘opzichtige’ consumptie; slechts ter meerdere eer en glorie van de personen zelf om zich te kunnen onderscheiden
en verheffen boven anderen. Het is niet tot nut van de samenleving. Deze gedachte, dat consumptie ook een sociaal aspect heeft, vindt
weerklank in de hedendaagse economische literatuur over mode.
Economische vooruitgang
Minder bekend dan Veblens theorie over consumptie, is zijn verklaring van economische groei en vooruitgang. Deze verklaring maakt
deel uit van een complexe theorie, waarin krachten die vooruitgang brengen tegenover krachten staan die de status quo willen
behouden.
Instincten en technologie
Vooruitgang komt voort uit technologische veranderingen en menselijke instincten, volgens Veblen. De mens is in zijn ogen een
gewoontedier, dat irrationele en rationele drijfveren kent. De instincten-psychologie die tijdens zijn verblijf aan de nieuw opgerichte
universiteit van Chicago ontwikkeld werd, stond hem aan. Het familiaal instinct houdt de samenleving bijeen. Nutteloze nieuwsgierigheid
zet mensen aan tot het nastreven van wetenschappelijke kennis en tot het ontwikkelen van verbeterde technieken. Instinctmatig willen
mensen deze kennis gebruiken om de productie te vergroten, het werk goed te doen, omwille van het werken zelf. Het ‘instinct of
workmanship’ is waarschijnlijk voor Veblen het belangrijkste instinct, hij wijdde er één van zijn boeken aan.

Veblen zag dat er gevestigde belangen waren die de richting en snelheid van technologische vorderingen beïnvloedden. Technologie is
geen manna uit de hemel. Ook instincten veranderen onder invloed van sociale omstandigheden.
Instituties en egoïsme
Instituties en egoïstische menselijke gewoonten, zoals die voor opzichtige consumptie, houden de vooruitgang tegen. Aangezien de
samenleving hier als geheel geen baat bij heeft, dienen deze instituties een zuiver ceremoniele functie. Gevolg is een ‘culturele
achterstand’ van de instituties van een samenleving en de gewoonten van mensen op de economisch-technologische ontwikkelingen.
De gedachte spreekt nog steeds aan: economie en technologie lopen voorop en de rest volgt. In die zin zijn vele economen marxist.
Vooruitgang versus status quo
Spanningen die optreden wanneer de technologie vooruit loopt op bestaande instituties leiden tot onzekerheid. Mensen zullen dat
proberen aan te pakken met bekende middelen. Pas wanneer die niet werken, wordt gezocht naar een nieuwe manier. Wanneer iedereen
deze manier overneemt, is een nieuwe institutie ontstaan. De institutie moet zo veel als mogelijk aansluiten bij andere instituties, om te
voorkomen dat het voortbestaan daarvan in gevaar komt. Veblens idee dat technologische ontwikkelingen, onderhevig als ze zijn aan
gevestigde belangen, in een sociale omgeving vorm krijgen, maakt zijn theorie van sociale evolutie (padafhankelijkheid, zo u wilt)
compleet.
Net als bij het imiteren van consumptiepatronen door zij die lager op de ladder staan van hen die hoger staan, ziet Veblen ook voor
samenlevingen één richting waarin verandering kan gaan: vooruit! Instituties kunnen dit proces belemmeren, maar het op den duur nooit
tegenhouden.
Van wie komt de vooruitgang?
In zijn onderzoek naar de krachten achter de vooruitgang maakt Veblen een onderscheid tussen industriëlen en ondernemers 5.
Industriëlen willen zo veel en zo goed mogelijk produceren, terwijl het ondernemers vooral gaat om geld verdienen. Veblen ziet het eerste
als een productieve activiteit, die de samenleving ten goede komt. Bij ondernemen in de zin van handelen en geld verdienen hoeft dat
niet altijd zo te zijn. Veblen sluit zich hier aan bij een eeuwig thema in de geschiedenis van het economisch denken: wat zijn productieve
en niet-productieve bezigheden? De fysiocraten achtten slechts landbouw productief, Marx alleen arbeid en Schumpeter zijn
entrepreneurs. Voor Veblen is het de productie, en niet de handel.
Hoe vooruitgang te bevorderen?
In Veblens theorie van economische ontwikkeling komen de factoren die vooruitgang belemmeren, zoals geldzucht en verkwistende
consumptie, voort uit egoïstische motieven van mensen. Hoe zijn deze motieven in goede banen te leiden? Waar Adam Smith gelooft in
de werking van een onzichtbare hand die egoïsme omzet in een gemeenschappelijk goed, gelooft Veblen in het goede in de mens.
Zichtbaar egoïsme ziet hij eerder als het resultaat van instituties zoals het privé eigendom, dat aanzet tot accumulatie om de accumulatie.
Bestond dit niet, dan zouden mensen zich in hun gedrag door altruïstische instincten laten leiden. Utopisch? Wie weet. Overigens
gelooft Veblen niet dat de samenleving zonder egoïsme in de communistische heilstaat van Marx zal veranderen. Verandering zal er altijd
zijn, volgens Veblen.
Vele toepassingen
Voorwaar een complexe theorie, waarvan Veblen stelde dat zij op meerdere niveaus in de samenleving toepasbaar is. Op het niveau van
landen is eenzelfde spanning aanwezig waarbij instituties economische groei kunnen stoppen of afremmen. Tijdens de Eerste
Wereldoorlog publiceert Veblen een boek waarin hij het Wirtschaftwunder in het Duitsland van voor die oorlog in deze termen uitlegt 6.
Engeland dient daarbij als contrast. De economie van Engeland was dusdanig ver ontwikkeld, de leisure class had zulke vormen
aangenomen en de zgn. ceremoniele instituties waren van een dusdanige aard, dat de voorsprong die het land had snel omsloeg in een
achterstand.
Veblens theorie van sociale evolutie zou je een groot verhaal kunnen noemen, vergelijkbaar met andere grote verhalen als die van Adam
Smith, Karl Marx of Max Weber. De weidse perspectieven die de ‘macro-institutionalist’ Veblen schetst, kunnen bijna per definitie, niet
bewezen worden. Dat zou een onmenselijke hoeveelheid data vereisen. Veblens intuities worden om deze reden soms als
onwetenschappelijkheid bestempeld, als hooguit waardevolle inzichten met een hoog beschrijvend karakter 7. Een sluitende
bewijsvoering is echter zelden de reden geweest waarom een theorie of wereldbeeld mensen (wetenschappers) overtuigde.
Culturele economie
Economische ontwikkelingen begrijpen in hun brede, culturele context, en daarbij de geschiedenis van instituties en technologie in acht
nemen, dat was de werkwijze van Veblen. In zekere zin was Veblen meer een cultureel econoom dan een institutioneel econoom. Hoe dan
ook, zijn aanpak stond ter discussie. Waar institutionele of sociale economen in de jaren twintig nog toonaangevend waren, veranderde
dit in de jaren dertig. Na de Tweede Wereldoorlog vestigde zich een nieuwe orthodoxie: de neoklassieke economie. Dit jaar zijn er in
Amerika en Europa conferenties geweest die dit proces in kaart trachtten te brengen en te verklaren.
Er zijn verschillende redenen waarom de institutionele economie bijna volledig van het toneel verdween 8. De belangrijksten zijn naar alle
waarschijnlijkheid het lichtend voorbeeld dat de natuurwetenschappen met haar statistische en wiskundige methoden voor velen was.
De natuurwetenschappen leken hun succes grotendeels te danken aan hun methodologisch grondvest, het logisch positivisme. Verder
leek de institutionele economie – onterecht, naar mijn mening – veel op het in discrediet rakende sociaal darwinisme.

Instituties en evolutie zijn nu weer gebezigde begrippen in het gesprek tussen economen. Veblens wens om van de economische
wetenschappen een evolutionaire wetenschap te maken, lijkt in het verschiet te liggen. Veblens verdiensten liggen, wat mij betreft, in zijn
probleem- gestuurde benadering van economische vragen. Dergelijke vragen zijn zelden ‘zuiver’ economisch van aard, maar dit schrok
Veblen niet af. Veblens werk is waarlijk interdisciplinair, zijn observaties navenant aansprekend. Het lezen meer dan waard, ook al omdat
hij een van de weinige literatoren onder economen is

1 Zijn bijzondere levensloop maakt psychologiseren erg aanlokkelijk. Iemand die deze verleiding niet kon weerstaan is Th.J. Steenbergen,
Thorstein Veblen, 1857-1957, De Economist, 1957, blz. 481-493.
2 H. Leibenstein, Bandwagon, snob, and Veblen effects in the theory of consumer demand, Quarterly Journal of Economics, 1953, blz.
183-207.
3 R. Frank, Choosing the right pond – human behavior and the quest for status, Oxford University Press, 1985; G.J. Stigler en G.S. Becker,
De gustibus non est disputandum, American Economic Review, 1977, blz. 76-90.
4 M. Jansen-Verbeke en R. Spee, 25 jaar vakantie van de Nederlander, Erasmus Universiteit Rotterdam, Faculteit Bedrijfskunde, 1995.
5 T.B. Veblen, The theory of business enterprise, Charles Scribner’s Sons, 1904.
6 T.B. Veblen, Imperial Germany and the industrial revolution, MacMillan, 1915.
7 T. Sowell, Thorstein Veblen, in: J. Eatwell, M. Milgate en P. Newman (red.) The New Palgrave. MacMillan, 1987, blz. 799-800.
8 W.A. Dolfsma, The social construction of value – value theories and John Locke’s framework of qualities, The European Journal of the
History of Economic Thought, 1997, in druk.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur