Ga direct naar de content

Technologie, ons een zorg ?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 14 1983

Technologic, ons een zorg ?
PROF. IR. E. J. TUININGA*

De technologische ontwikkeling wordt vaak gezien als een autonoom, onbeheersbaar proces.
Anderen stellen daartegenover dat technologische ontwikkelingen in de eerste plaats als sociale
processen moeten worden geanalyseerd, die wel degelijk beheersbaar zijn. Hoe het zij, de
verstrekkende invloed van de technologische ontwikkeling op de samenleving is onmiskenbaar. In dit
artikel bespreekt de auteur enkele mogelijke gevolgen van de ontwikkelingen op het gebied van de
micro-elektronica, de biotechnologie en de energietechnologie. Vanzelfsprekend zullen vernieuwingen
op deze terreinen de samenleving op een aantal belangrijke punten veranderen. Maar het is zeker niet
zo dat alles verandert. In de praktijk van alledag blijkt vaak hoe weinig de mens zelf zich door
technologic laat veranderen.

Inleiding
Technologie is niet de betrouwbare, neutrale en bijna autonome
parameter van de economische ontwikkeling waar velen het voor
aanzien. Zowel in het functioneren als in de ontwikkeling wordt
technologic door weerbarstige processen en veel rnaatschappelijkc
veranderingen gehinderd. Dat het functioneren in de praktijk minder zeker is dan de showroommodellen suggereren, maakt dat technologen zoveel uitdagingen in hun werk ontmoeten, Ze kennen
maar al te goed de wet van Murphy: nals iets mis kan gaan, gebeurt
dat ook”.
Toch hebben de meeste niet-technologen een grenzeloos vertrouwen in de technologie. Dat vertrouwen is vermoedelijk gebaseerd op de ervaring met de dagelijkse vormen van technologie
(auto, televisie, lift), die meestal pas op de markt komen als de betrouwbaarheid uitvoerig is getest. Dit vertrouwen in de gewone
technologie van vandaag wordt al te gemakkelijk omgezet in een geruststellend gevoel over de technologie van overmorgen. Ach, ja,
natuurlijk er zullen wel wschoonheidsfoutjes” inzitten, maar ,,daar
vinden ze wel wat op”. Dat betrekkelijk zorgeloze gevoel lijkt zich
ook te hebben geworteld in de ideeen over de invloed van de technologische ontwikkeling op de samenleving; het geldt zowel voor de
modale burger als voor de beleidsmakende gemeenschap van politici. Toch is er, op de drempel van 1984, wel enige reden tot zorg en
wel met name over de aspecten die Orwell in zijn boek heeft aangegeven.
Orwell en technologie
De technologie speelt in het beroemde boek van Orwell eigenlijk
een betrekkelijk ondergeschikte rol. De roman was veeleer bedoeld
als een waarschuwing tegen elk totalitair systeem dat zich opstelt als
bedreiging van de vrijheid en de eigen persoonlijkheid van het individu. Als ^anti-utopie” bouwde het boek voort op het werk van H.
G. Wells, die 50 jaar eerder begonnen was met de eerste vorm van
science-fiction op basis van consistente speculaties vanuit recente
wetenschappelijke ontwikkelingen. Bij Wells werd echter wel veel
nadruk gelegd op de technologische mogelijkheden, zoals b.v. in
tijdreizen, ruimtevaart, vreemde wezens, kunstmatige mutaties en
atoomoorlogen.
Bij Orwell is dat minder expliciet aanwczig, al zal de gemiddelde
burger wellicht bij ,,Big brother is watching you” evenzeer denken
aan het ,,telescherm” zelf, als aan de achterliggende totalitaire
macht. Bij Orwells beeld van 1984 ging het niet om de beschrijving
van geavanceerde informatietechnologie, maar om het aan de kaak
1180

stellen van een totalitair politick systeem. De technologie is bij Orwell slechts een instrument in handen van dat systeem en in zijn speculatie over de stand van de technologische vooruitgang 36 jaar in
de toekomst blijkt hij (gelukkig) te veel te hebben gespeculeerd.
Technologist:!! verkennen
Niet alleen romanschrijvers als Orwell zijn gefascineerd door de
mogelijkheden die de technologie zou kunnen bieden als deze zich
steeds verder ontwikkelt. Ook de technologen zelf (en vooral hun
opdrachtgevers) willen graag weten welke mogelijkheden het toekomstig instrumentarium te bieden heeft. Vlak na de wereldoorlog
is het technologisch verkennen ^technological forecasting”) ontstaan en dit werd in de jaren zestig een toonaangevende vorm van
toekomstonderzoek, vooral in de VS. In de context van dit artikel
hierover slechts enige opmerkingen 1).
Oorspronkelijk is technologisch verkennen ontwikkeld in militaire ,,denktanks”, zoals de Rand Corporation; immers, juist in de
militaire sector bepalen de technologische mogelijkheden op benauwende wijze de speelruimte in de toekomst. De schrijvers van
science-fiction-boeken en -films bouwen daar weer angstaanjagend
op voort. Soms wordt het science-fiction-jargon weer macaber teruggehaald in de beleidsdoelstellingen (zie de ,,Star Wars”-plannen
van president Reagan). Maar ook het bedrijfsleven is gebaat bij een
vroegtijdig inzicht in de technologische mogelijkheden en zo werd
technologisch verkennen voor bepaalde bedrijven een belangrijk
onderdeel van strategische planning.
Technologisch verkennen wordt wel gedefinieerd als een gekwantificeerde voorstelling van de aard, de mate en de tijd van verandering in technologische parameters in een sociaal-economisch
gebeuren. Maar na bijna 40 jaar ervaring met technologisch verkennen worden de studies de laatste tijd bescheidener van toon. Leek
vroeger de vraag inderdaad: ,,is wat wenselijk is ook technologisch
mogelijk”, nu wordt veeleer de vraag gesteld ,,is wat technologisch
mogelijk is, ook wenselijk”.
Over die wenselijkheid kan dan in normatieve termen worden gesproken, maar ook in strategisch-commerciele termen, zoals dat b.v.
gedaan wordt in de discussie over de rol van technologisch vernieuwing. In de jaren zestig werd de technologische innovatie vooral ge-

* Hoofd Studiecentrum Technologie en Beleid TNO en buitengewoon hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
1) Zie verder mijn artikel in F. van Doom en J. van Vught (red.), Nederland
opzoek naarz’n toekomst, Aula, 1982.

acht tot stand te komen door ,,technology push”, d.w.z. de technologische druk op de markt bepaalde de behoefte. Later Week op basis
van empirisch onderzoek dat de meeste innovaties tot stand kwa-

men door ^demand pull”, d.w.z. de wenselijkheid c.q. behoefte in
de markt is bepalend 2). De wisselwerking tussen mogelijkheid/

wenselijkheid in het algemeen en push/pull in het bijzonder is overigens nog een weinig bestudeerd proces. Deze wisselwerking vormt
dan ook een onderwerp van speciale aandacht in overheidsonderzoekprogramma’s in het kader van de relatie tussen technologic en
economic 3).

De toekomst: het primaat van de technologic?
Bind 1982kooshetweekblad rimedecomputertot,,manvanhet

jaar”. Want niet een mens, maar een machine zou dat jaar de grootste invloed hebben gehad, ten goede often kwade, aldus Time. De-

zer dagen zat ik bij een ouderavond over het gebruik van computers
op de basisschool. Overheersend waren de gemengde gevoelens van
de ouders, angst voor het onpersoonlijke instrument, maar toch ook

gefascineerd, immers ,,het zal wel moeten, als mijn kind in de toekomst wil meekomen”. Implicict wordt hierbij aangenomen dat de
technologie een steeds grotere rol zal gaan spelen in de samenleving.
De vraag dringt zich op of dit soort gevoelens algemeen en terecht is.
Als men de officiele beleidsdocumenten mag geloven, zijn we inderdaad op weg naar een vertechnologiseerde samenleving. In rapporten van de OESO worden wetenschap en technologie meestal
voorgesteld als de motoren van de economische ontwikkeling. Het
invloedrijke Interfutures-rapport van de OESO werd begin 1980 in

dit blad besproken onder de titel ,,Het primaat van de technologie”.
Recent spraken drie belangrijke deskundigen van de grote Nederlandse politieke partijen zich uit over de toekomst 4). Unaniem

was men van mening dat er weinig te doen is aan de informatisering
en automatisering van de samenleving. Wetenschap en technologie,
zo blijkt uit verscheidene bronnen, worden politick niet erg interessant gevonden in Nederland. Die zijn er gewoon en daar doe je wei-

nomische groei 7). Op het eind vorig jaargehouden sociologencon-

gres (NSAV 1982) werd volmondig erkend dat de sociologie de
technologie veel te veel heeft genegeerd. Hoewel in de VS de technologiediscussie wel wat verder is, overheerst ook daar het technologisch determinisme. Sommige auteurs benadrukken daarbij
vooral de positieve kanten daarvan (technologie-optimisten, zoals

de onlangs overleden futuroloog Kahn), terwijl anderen daar juist
de gevaren van benadrukken (technologie-pessimisten, zoals Commoner en Meadows).
Het relatief gering aantal auteurs dat de processen rondom industriele innovaties heeft bestudeerd, komt meestal tot meer genuanceerdere standpunten, zoals o.a. bh’jkt uit de in de Innovatienota
1979 gehanteerde theorie van Nelson en Winter 8). De laatste tijd
blijkt de technologiediscussie zich minder toe te spitsen op de onafwendbaarheid en te richten op het proces van besluitvorming en de
mogelijkheden van beinvloeding c.q. sturing daarvan. Daarmee
wordt terecht onderkend dat de technologische ontwikkeling het resultaat is van keuzen. De belangrijkste vraag daarbij is wie er kiest en
op basis van welke criteria er gekozen wordt. Vooral deze besluitvorming rondom technologie (zowel op macro- en micro-niveau) is
een interessant ontwerp van studie (onder meer bij TNO).
In dit kader is het slechts relevant te stellen dat de relatief weinige
beschikbare studies aantonen hoe moeilijk de technologie en haar
maatschappelijke effecten te voorspellen of te verkennen zijn.
Zulke relativeringen kun je vaak het best zelf ervaren. Toen ik in
1966 in de VS moest werken aan de marketing van computers was
het de algemene verwachting dat binnen 10 jaar elke manager in het
bedrijfsleven een bureaucomputer zou hebben in plaats van een
staffunctionaris en dat de tijdschriften grotendeels vervangen zouden zijn door audiovisuele media! Kortom, technologische verkenningen en zeker technologische voorspellingen moeten altijd met
veel scepsis worden bekeken. Het blijkt vooral dat de samenleving
(of de ,,selectie-omgeving” zoals de Innovatienotahet noemt) heel
anders op de technologie reageert dan de voorspeller (inclusief Orwell) meestal incalculeert.

nig tegen. Men kiest (bewust of onbewust?) voor een visie op de

technologie als een autonoom en onontkoombaar proces. Ook

Toekomstschok en megatrends

economen kijken er kennelijk zo tegen aan, getuige OESO-rappor-

ten en een recent artikel in dit blad 5).
Naar aanleiding van het uitkomen van het verslag van de Advies-

groep Maatschappelijke Gevolgen van Micro-elektronica (rapportRathenau) in 1980 erkent de hoofdredacteur van dit blad dit pro-

Sinds in 1943 Ossip Flechtheim in de VS de futurologie als moderne versie van waarzeggerij introduceerde wordt deze discipline
druk beoefend. Op basis van wetenschappelijke methoden worden

en besluitvorming zou ver achterlopen bij de technisch-wetenschap-

uitspraken gedaan over de belangrijkste ontwikkelingen in de samenleving. Het Centraal Planbureau rekent niet alleen aile politieke
heilsplannen door, maar levert ook regelmatig middellange-termijnvoorspelh’ngen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau geeft ie-

pelijke ontwikkeling, zowel t.a.v. micro-elektronica als de biotechnologie. „ Anticiperen moet in de plaats komen van het paard achter
de wagen spannen. Het gaat niet om de technische ontwikkeling tegen te werken, maar haar in te passen. Haar te beheersen in plaats

wijst op de belangrijkste trends daarbij. De lange-termijndimensie
wordt ook in het regeringsbeleid meer en meer gehanteerd, zoals
blijkt uit het gebruik van scenario’s o.m. bij de Rijksplanologische

bleem: ,,Op meerdere terreinen is er sprake van een proces van au-

tonome technische ontwikkeling”. De maatschappelijke oordeels-

van beheerst te worden. Het is 1984 voor we het weten!!”
Vluchten kan niet meet, sturen wel?

In de populaire beeldvorming, maar ook in beleidsdocumenten

en sociaal-wetenschappelijke literatuur wordt technologische ontwikkeling vaak voorgesteld als een onontkoombaar gebeuren (technologisch determinisme). Dat wil zeggen, tot in de jaren zeventig is
de gedachte overheersend geweest dat de ontwikkeling en toepassing van technologie vooral wordt bepaald door een logica die inherent is aan technologie zelf en door de concurrentiedruk, die managers geen andere keus laat. Nadien zijn er auteurs naar voren getre-

den die menen dat technologische onrwikkelingen in de eerste
plaats als sociale processen moeten worden geanalyseerd (technologisch voluntarisme). Er zou wel degelijk sprake zijn van beheersing
van technologie, wordt daarbij gesteld.
Die discussie over de sturing of beheersing van de technologie is

de laatste jaren redelijk op gang gekomen 6), mede door de grote
verwachte effecten van micro-elektronica en biotechnologie. In de
bovenstaande paragrafen is echter al gewezen op de grote verbreiding van het technologisch determinisme. Dit is vermoedelijk te wij-

der jaar een dik boek uit over de ,,staat van de welvaartsstaat” en

Dienst en in de Energienota’s, alsmede in het werk van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
Maar hoewel alom erkend wordt dat de betrouwbaarheid van
toekomststudies niet erg groot is, bepalen ze wel veelal het beleid
van vandaag. Zowel nationaal als internationaal concentreren de
meest langere-termijntoekomststudies zich op de periode tot 2000,
maar besteden meestal relatief weinig aandacht aan de technologische aspecten 9). In de populair-wetenschappelijke lectuur is dat
echter anders, want naast het grote succes van de science-fictionboeken bestaan er ook bestsellers op het gebied van de futurologie.

2) Recentvoorbeeld:naarberichteninde Volkskram\an 16-ll-1983zithet
Limburgse experiment met tweeweg-kabelsystemen in een impasse Mwant
niemand weet wat de gebruikers in de huiskamer eigenlijk willen”.

3) Als vervolg op het symposium ntechnologie-economie” (September
1983) georganiseerd door het Project Technologiebeleid van EZ.
4) Het einde van de maakbare samenleving, NRCHandelsblad, 21-9-1983.
5) H. J. van de Braak en A. J. Fontijn, Technologische ontwikkeling en maatschappelijke sturing, ESB, 8-6-1983, biz. 511-515.

6) Zie b.v. M. Chamalaun en E. J. Tuininga (red.), Samenleving en technologie, Uitgave Intennediair, Amsterdam, 1979.

ces van technologische ontwikkeling. Economen schijnen technolo-

7) Van de Braak en Fontijn, op. cit.
8) R. Nelson en Winter, In search of a useful theory on innovation, Research
Policy, 1979.
9) Vandaar dat J. G. Wissema in zijn oratie aan de Interfaculteit Bedrijfs-

gie vooral als restvariabele te hanteren bij het beschrijven van eco-

kunde pleitte voor een Technologisch Planbureau (Delft, 1982).

ten aan het feit dat relatief weinig onderzoek gedaan is naar het pro-

ESB 21/28-12-1983

1181

Alvin Toffler is daarbij een van de bekendste met boeken als De toe-

Deze zullen in het hiernavolgende worden besproken. Daarna zal

komstschok(1916)en De derde golf (1980). De technologic speelt
daarin een zeer belangrij ke rol en opvallend is het accent op de reeds
gesignaleerde achterstand van de maatschappelijke besluitvorming

ook kort worden ingegaan op de mogelijke ontwikkelingen in de
energietechnologie, een thema dat door FAST niet is behandeld
vanwege de (politiek-tactische?) beperking van de studie. Wat betreft de vrij complexe samenhang tussen allc afgeleide technologien
van de micro-elektronica maken we gebruik van een schema uit het
zeer lezenswaardige themanummer van maandblad Wetenschap en
Samenleving 12).

bij de (autonome) technologische ontwikkelingen.

Recent is er weer een andere bestseller over de toekomst in de VS
verschenen en deze behandelt z.g. megatrends 10). Dit zijn de belangrijkste trends in de Amerikaanse samenleving die volgens de

schrijver de samenleving ingrijpend zullen veranderen. Een zeer
grote invloed zou uitgaan van de informatisering en automatisering
van de samenleving.

Schema. Informatietechnologie en samenleving

Op zoek naar de meest waarschijnlijke trends zou men ten behoeve van dit artikel een grootste gemene deler kunnen nemen van

de futurologische bestsellers van de laatste jaren. Hoewel deze over
het algemeen minder somber zijn dan Orwells klassieke anti-utopie
(vermoedelijk verkoopt dat tegenwoordig slecht) zou een dergelijk
overzicht toch uitmonden in middelmatige science-fiction.
En juist omdat de toekomstverwachtingen een grote rol spelen in
het beleid van vandaag lijkt een meer betrouwbaar zicht op de be-

Maatschappelijk
proces
Toepassing

langrijkste trends belangrijk. Mijn inziens is zo’n betrouwbare

vooruitblik recent gepubliceerd door een experimenteel programma van de Europese Gemeenschap, genaamd forecasting

Technologie

and Assessment in the field of Science and Technology” (FAST).

Bron: Wetenschap en Samenleving, 1983, nr. 9.

De aanleiding tot dit programma was de grote invloed die wetenschap en technologic hebben op de toekomst van de Europese samenleving. Na vijf jaar studie en 50 deelstudies is begin 1983 het

Produktietechnologie: ,,Automate or die?”

eindrapport van dit rapport gepubliceerd 11).
Een kader voor technologische speculatie: het FAST-rapport
Het FAST-rapport beperkt zich tot drie hoofdaspecten waarvan

verwacht werd dat verandering van wetenschap en technologic het
sterkst zouden ingrijpen:

— arbeid en werkgelegenheid: ,,het belangrijkste thema van de jaren tachtig”;
— de informatiemaatschappij: ,,de belangrijkste verandering in de

komende 20 jaar”;
— de bio-samenleving: ,,een fundamentele verandering voor de

komende 30 jaar”;
Hoewel het FAST-programma in de eerste plaats bedoeld was
om het onderzoek- en ontwikkelingsbeleid van de EG richting te geven, is het eindrapport een fascinerend en gebalanceerd overzicht

Met de FAST-conclusies dat de werkgelegenheids- en arbeidsproblematiek het kernprobleem voor de nabije toekomst is, zullen
weinigen moeih’jkheden hebben. Want ondanks het voorzichtige
herstel van de economie verwachten de meeste rapporten voor Nederland ook in 1990 nog minstens 1 miljoen werklozen. Over tien
jaar is er nog maar de helft van de beroepsbevolking nodig om dezelfde hoeveelheid produkten en diensten te leveren, want aan automatisering van de produktie zal niet te ontkomen zijn.
Het gaat hierbij om meer dan de invoering van allerlei robotachtige machines in de fabriekshallen en geautomatiseerde tekstver-

werkers in de kantoren. De gehele produktie-organisatie zal veranderd worden. Men zal veel flexibeler moeten inspelen op zowel pro-

duktontwikkelingen, marktverhoudingen als arbeidsomstandigheden.
Toch zit ook in dit soort prognoses beweging — ze worden minder

van de megatrends en knelpunten in Europa in relatie tot wetenschap en technologie. Als zodanig lijkt het mij een betrouwbaar ka-

technocratisch. Amper tien jaar geleden droomden de produktieingenieurs nog van de volstrekt geautomatiseerde fabriek, nu
spreekt men van flexibele automatisering met werknemers opgedeeld in kleinere werkeenheden. Weg met de massaproduktie,

der voor speculatie over de technologie in de toekomst. Voor zover
niet specifiek vermeld zijn dus de hiernavolgende gegevens geba-

zullen we ook veel meer thuis kunnen werken, dank zij elektronica

seerd op het FAST-rapport. In de komende 30 jaar zullen we vooral

en telecommunicatie. Hij verwacht niet alleen dat we achter onze

rekening moeten houden met de resultaten van twee basistechnolo-

terminal in de huiskamer arbeid verrichten, ook dat we onze bood-

gische ontwikkelingen:

schappen ermee bestellen en kerkdiensten volgen. Dit lijkt me een

— micro-elektronica, leidend tot automatisering en informatisering;

overdreven verwachting want mensen hebben veel behoefte aan
contact met anderen (,,kennissen zijn belangrijker dan kennis”).

— biotechnologie, waarvan de toepassingen vooral liggen bij ge-

zondheidszorg, landbouw en milieubeheer.

roept ook Toffler in zijn boek de derde golf. In de ,,hi-tech society”,

Hi-tech-illusies worden er ook al jaren geventileerd over het kan-

toor van de toekomst. Dat zou bijna volledig geautomatiseerd zijn,
maar in werkelijkheid gaat het nog maar uitermate langzaam. Wellicht zullen de fabriekshallen in het jaar 2000 sterk geautomatiseerd
zijn, maar naar mijn indruk zal in de kantoren de morgenkoffie nog
steeds zelf gezet worden.
De informatiesamenleving zonder Big Brother? 13)

Daniel Bell, de vader van de term ,,post-industriele samenleving”, geeft de volgende kenmerken van de informatiesamenleving:
1. het verwerven, verwerken en transporteren van informatie is de
centrale factor in een zeer groot aantal produktieprocessen en
vormen van dienstverlening;
10) J. Naisbitt, Megatrends, Warner Books, New York, 1982.
11) FAST-repon, Brussel, juni 1982.
12) Themanummer: De informatiesamenleving, Wetenschap en Samenleving, 1983, nr. 9.

13) Grotendeels gebaseerd op themanummer De informatiesamenleving,
Wetenschap en Samenleving, 1983, nr. 9.
1182

2. het grootste deel van de beroepsbevolking is werkzaam in de informatiesector (producenten van apparatuur en programmatuur; producenten van informatie; transporteurs en distribu-

teurs van infonnatie);
3. de informatietechnologie bepaalt de fundamentele infra-

structuur van de samenleving;
4. belangrijke maatschappelijke processen en de politieke besluitvorming worden ingrijpend beinvloed door het toepassen van informatietechnologie.

Vooral de laatste twee punten doen dcnken aan de anti-utopie
van Orwell, maar gelukkig zijn de meeste vroegere voorspellingen

over de automatisering en informatisering van de samenleving niet
uitgekomen. Toch zitten in potentie de volgende eftecten aan de informatisering van de samenleving:
— centraliseringseffecten. De informatiestromen binnen organisaties worden enerzijds transparanter, vooral voor de hogere eche-

lons. Anderzijds zullen de lagere echelons met meer informatie
ook meer individueel kunnen werken;
— machtsverhoudingen tussen organisaties en de buitenwereld.
Dit is vooral het Orwell-syndroom, inclusief de privacy-aspecten ervan. Bescherming van persoonsgegevens, observatie-, bewakings- en registratietechnieken zijn hierbij essentiele onderwerpen van discussie.

Over de vraag in hoeverre Nederland al een informatiesamenleving kan worden genoemd, is discussie mogelijk. Duidelijk is dat we
al een eind op weg zijn, hoewel misschien nog niet zo ver als de VS en
Japan, die koplopers zijn in dit opzicht. Ook in ons land is de sector

van de informatiegoederen en -diensten echter de belangrijkste sector met een aandeel van 25-32% in het bruto nationaal produkt. In
OESO-kringen wordt al gesproken van de vierde sector, t.w. de in-

formatiediensten, die naast de bekende drie sectoren in de economie een grote rol gaat spelen.
Over de informatiesamenleving wordt heel verschillend geoordeeld. Mede door de boeken van Orwell, Toffler, Naisbitt e.a. is er
zeker sprake van mythevorming en mystiek. Men kan hierbij in de
discussie over de informatiesamenleving drie visies onderscheiden.
De eerste gaat uit van een ontwikkeling in de richting van een Mhyper-industriele” samenleving. Goederen en vooral diensten worden
door professionals via de markt of via de overheid aan de burgers

aangeboden. Vaak steunt deze visie voornamelijk op wtechnologisch hemelbestormen”. Wanneer immers de informatietechnologie op de juiste, vakkundige wijze wordt geiintroduceerd, zullen de

maatschappelijke voordelen voor het oprapen liggen.
De tweede visie staat sceptisch tegenover informatietechnologie.

In plaats van zich te laten leiden door een geloof in de vooruitgang
wil deze stroming informatietechnologie onderwerpen aan nuchtere
kostenbatenanalyses en ,,technology assessment”.
De derde visie ten slotte heeft een alternatieve onderstroom.

uitgedeeld, waama gevraagd wordt welke 2 van de 10 videofilms ze

willen zien. Glazig staan ze 3 uur later dan weer buiten!
De vraag dringt zich dan ook op of Helga Nowotny gelijk gaat
krijgen als zestelt 17): ,,Demacht van bet technologisch systeem bestaat uit het doen ontstaan van talloze onderlinge verbindingen en
nieuwe ketens van afhankelijkheid. Op grond van alles wat we weten, belooft de micro-elektronica een technologisch systeem te wor-

den dat mensen en dingen in een keurslijf dwingt op een manier zoals we die tot nog toe niet kennen. Erbuiten bh’jven houdt niet alleen
zware sancties in, maar betekent tevens uitsluiting uit een samenleving waarin de arbeidsverhoudingen en denkwerelden nog meer en

nog hechter zijn verbonden met bureaucratische en institutionele
regels dan ooit het geval is gewweest”. Mijns inziens is dit echter te
negatief, want (zoals eerder gesteld) de samenleving reageert toch

Haar vertegenwoordigers hebben weinig op met de traditionele in-

altijd weer anders op de technologic dan wij verwachten. Of zoals

kleuring van begrippen als technologische en maatschappelijke

een stelling bij een recent proefschrift stelt: ,,Het overdonderende
succes van de televisieserie ,,Dallas” bewijst dat de technologische
ontwikkeling van de maatschappij — al lijkt het anders — de fundamentele menselijk instincten nog niet heeft veranderd”.

vooruitgang. Zij menen dat onze samenleving in een aantal opzich-

ten (grootschaligheid, complexiteit, individualisering) al te ver is
doorgeschoten. In de toekomst zouden vooral kleinschalige structuren versterkt moeten worden. Informatietechnologie dient aan dit

criterium te worden onderworpen.
De eerste visie, die van de hyper-industriele samenleving domi-

neert momenteel, zowel in de futuristische bestsellers als in de publieke en politieke discussies 14). Velen, waaronder schrijver dezes,
stellen evenals het FAST-rapport kritische vragen bij deze visie.
Ook in Nederland wijzen verscheidene auteurs op de aanpassingscrisis, met name zou er wellicht groeiende instabiliteit in de samenleving ontstaan 15). Anderen wijzen op het beperkte vermogen van
de mens om al die informatie op te nemen 16). Ook hier blijkt dat de

planners van de nhi-tech society” te veel denken in systemen en het
systeem nmens” heeft nu eenmaal een beperkte opnamecapaciteit.
En organisaties als systemen van mensen stellen ook grenzen aan de

Biotechnologie

De eerder geciteerde Toffler zag in zijn boek De derde golf de ,,hi-

tech society” gebaseerd op micro-elektronica en biotechnologie.
Wereldwijd heeft men inderdaad zeer grote verwachtingen van de
ontwikkelingen in de moleculaire en chemische biologie. Er blijkt

hier sprake van de industrialisatie van een oorspronkelijk rustig wetenschapsgebied, dat van de biologie. In eigen kring van de biotechnologie wordt gesteld dat men 10 jaar achterloopt op de ontwikkeling van de micro-elektronica. Het FAST-rapport is daar minder

mate van automatisering die mogelijk is.
Toch is het te verwachten dat de informatisering door zal zetten.

Deze zal vooral onze huizen binnendringen onder invloed van commerciele belangen bij videotechnologie en telecommunicatietechnologie. We zullen dus steeds meer ,,elektronisch huisvuil” te ver-

werken krijgen. Nu al bezoeken mijn kinderen (gelukkig slechts af
en toe) verjaarspartijen waar aan de ingang cola en chips worden
ESB 21/28-12-1983

14) Zie b.v. interne notitie PvdA-fractie van J. van der Doef, de Volkskrant,
8-10-1983.
15) T. Huppes en N. Dror in Intermediate 19-6-1981.
16) Prof. J. J. v. Cuilenburg, oratie VU 5-11-1982 (VU-magazine, 12-121982).
17) H. Nowotny geciteerd door Berting in Wetenschapsbeleid, 1983, nr. 1.

1183

der geval zijn de verwachtingen rondom de biotechnologie zeer

men, als van energiebronnen. Behalve zon- en windenergie (hoewel
in beperkte hoeveelheden) zullen vooral bedrijven en grote gebou-

hoog gespannen. Vooral in Japan en de EG worden door de over-

wen hun eigen energievoorziening hebben (..total-energy” en

heid zeer grote onderzoeksprogramma’s gestart. Men verwacht
daarvan een groot aantal toepassingen, o.a. bij energiebesparing in
chemische processen, verwerking van biologische grondstoffen,
verbetering bij afvalwaterzuivering, produktie van geneesmiddelen
en de verbetering van landbouwgewassen.

warmte-krachteenheden). Het totale energieverbruik zal niet hoger

stellig in en ik vermoed dat 15 jaar een betere schatting is. Maar in ie-

liggen dan het huidige niveau, maar we gebruiken het dan wel veel

Hoewel deze technologic nog geheel in de kinderschoenen staat

efficienter. Nu al worden huizen gebouwd die enkele honderden m3
gas per jaar verstoken in plaats van de enkele duizenden m3 die normaal zijn voor de doorzonwoning uit de jaren zestig.
Werkelijk nieuwe technologieen zijn er nog niet te verwachten, de

(en dus de toepassingen voorlopig nog speculatief zijn), is er al reeds

kernfusie ligt ver weg en de kweekreactor zal een veel te dure en

een forse discussie over de besluitvorming rondom het gebruik van
z.g. recombinant-DNA, een deelgebied van de biotechnologie. Het

kwetsbare optie blijken. De grootste bijdragen van de technologie
aan het energieprobleem liggen naast zon- en windtoepassingen in

gaat hierbij immers om een belangrijke doorbraak op het gebied van
de genetica, waardoor manipulatie mogelijk is op het gebied van er-

volgende auto.

de betere bouwtechnieken en in het lagere benzineverbruik van uw

felijkheid en voortplanting. Over dit soort ngenetische manipulatie”

is ook veel zorg in Nederland, waar voor het eerst een brede commissie in opdracht van de regering over de gevaren moest rapporteren. De conclusie van deze commissie was (in meerderheid) dat de
risico’s van het recombinant-DNA-onderzoek bij de huidige kennis
binnen aanvaardbare grenzen te houden zijn. Ook zouden er geen
ethische bezwaren tegen dit onderzoek zijn in te brengen, iets wat
echter nog steeds ter discussie blijft 18).

Hoewel we nog geheel aan het begin staan van de biotechnologische ontwikkelingen zijn de verwachtingen vooral bij de industrie

hooggespannen. Vermoedelijk nog niet op korte termijn, maar ze-

Verandert er veel in de ,,hi-tech society”?

Mijn grootmoeder 21) leerde pas laat een auto kennen. Toen ze
jong was had ze geen telefoon, noch televisie en kende geen geboortenbeperking. Toen ze stierf had ze met dit alles kennis gemaakt. Ze
begreep er niets van toen ze voor het eerst met een vliegtuig naar Curacao vloog, maar ze vond het schitterend.
Ik daarentegen, vind mijn omgeving technisch niet zo veel veranderd. Een televisie ligt in het verlengde van de radio (en Dallas in het

ken o.m. over de medische toepassingen als ,,een tweede medische

verlengde van Paul Vlaanderen). Een beeldplaat en een video is
weer een stapje verder. Een Saab die met een sensor de samenstelling van de benzine meet, 12 maal per seconde, maar hij rijdt van-

revolutie is mogelijk”. 19). Lag vroeger het accent op het beheersen

wege de opstoppingen amper harder dan een Opel uit mijn ge-

van de ziekte nu kunnen we door de kennis van de processen in levende cellen de ziekte beter gaan begrijpen. De biotechnologen zelf

boortejaar.

ker na het jaar 1990 zijn er vele toepassingen te verwachten. Enkele
betrokken wetenschappers, waaronder Nobelprijswinnaars spre-

zijn voorlopig bescheidener en noemen de toepassingen van nieuwe

geneesmiddelen (w.o. Interferon), energiebesparende systemen, afvalwaterbehandelingstechnieken en wellicht een volgende ^groene

De anti-utopie van Orwell werd in 1948 gepubliceerd en hij beschreef een situatie van 36 jaar later. Zou er over 36 jaar (2020) dan

echt veel veranderd zijn? En zijn die veranderingen net zo groot als
die mijn grootmoeder heeft meegemaakt?

revolutie” bij de landbouw. Die zaken lijken inderdaad reeel en zul-

Zeker, we krijgen een informatiesamenleving, maar gaat de com-

len vermoedelijk nog voor de eeuwwisseling gemeengoed worden.

putermaatschappij nu echt beangstigend worden? Ik waag het te betwijfelen, er is immers niets magisch aan de computer. Sommigen

In ieder geval spreekt dit nieuwe grensverleggende gebied zeer tot

de verbeelding. Zelfs zodanig dat een recente Nederlandse sciencefiction-film grote successen boekt met het thema van een lift die gestuurd wordt door een ,,bio-chip”, een micro-circuit waarvan het

stellen dat je gewoon de stekker uit het stopcontact kan halen, maar

besturingsdeel bestaat uit biologisch materiaal. In werkelijkheid is

hankelijkheid maakt dat de samenleving uitermate kwetsbaar is geworden. En dan heb ik de bewapeningswedloop nog niet eens aan
de orde gesteld en die wordt geheel gedomineerd door de technologie en de waanzin.
Zonder twijfel zal de produktie in de ,,hi-tech society” wel sterk
geautomatiseerd zijn, maar of de informatisering angstaanjagend
wordt, is twijfelachtig. Daar zijn we toch zelf bij. Vandaar dat ik niet
echt pessimistisch ben over de toekomst, want de samenleving gaat
zich duidelijk meer zorgen maken over een toekomst die bepaald
dreigt te worden door dat Mding” dat technologie heet. En in de
praktijk van alledag blijkt hoe weinig de mens zich door technologie
laat veranderen. Wij kiezen (gelukkig) eerder voor intermenselijk
contact dan voor informatie uit een ding. Sinds enkele weken blijft
bij ons’s avonds de televisie uit en spelen we weer kaart met het hele
gezin. Hetzelfde spel speelde ik met mijn grootmoeder in 1948, het
jaar dat Orwell zat te schrijven!

dit echter (gelukkig) onmogelijk. Overigens is de euforie van de biowetenschappers terecht, evenzeer overigens de zorg die er geeist
wordt omtrent de besluitvorming op dit ethisch gevoelige gebied.
Energietechnologie

Hoe betrekkelijk de voorspellingen van gisteren zijn blijkt wel uit
het wegvallen uit de belangstelling van het energieprobleem. Tot enkele jaren geleden rekenden vrijwel alle officiele prognoses met ko-

lossale oh’etekorten in het midden van de jaren tachtig. Nu hebben
we een energie-overschot en dat ligt niet aueen aan de economische
recessie. De toekomst van de energietechnologieen is als gevolg van
deze onzekerheden ook niet erg duidelijk. Zeker lijkt dat olie en gas
nog voor de rest van de eeuw ons leven zullen blijven beheersen. De

ook dat is te simpel gesteld. Nowotny heeft gelijk als ze stelt dat we

daarvoor te afhankelijk van de technologie zijn geworden. Die af-

tweede jeugd van steenkool is echter danig verstoord, mede door de
infrastructurele problemen en de ontdekking van het probleem
mzure regen” 20). De nucleaire technologic heeft het in de meeste

E. J. Tuininga

landen nog steeds uitermate moeilijk. Alleen in enkele centraal geregeerde landen (w.o. Frankrijk) gaat de bouw van kernenergie-in-

stallaties door, zij het in vertraagd tempo.
In Nederland is er tien jaar achterstand in de planning (de Energienota 1974 stelde de bouw van drie kerncentrales voor in Nederland, de Energienota 1984 zal dat vermoedelijk opnieuw doen).
De meeste regeringen zijn op het gebied van kernenergie intussen
veelal nsadder, but wiser” (en andersom) geworden. De tegenslagen
op het gebied van de nucleaire technologic hebben gelukkig tot minder eenzijdige planning geleid. Energiebesparingstechnologie alsmede energie uit zon en wind beginnen eindelijk een serieuze kans te

krijgen. Tegen het eind van de eeuw zal de energiewereld er echter
niet fundamenteel anders uitzien; met nieuwe technologie vindt
men meer olie en gas en grote elektriciteitscentrales zullen com-

mercieel het interessantst blijven.
Er zal echter grotere diversificatie zijn van zowel energiesystc1184

18) Zie themanummer over recombinant-DNA, Wetenschap en Samenleving, 1983, nr. 7.
19) De Dieve op Jubileumcongres, Natuur en Techniek, September 1983.
20) E. J. Tuininga, Toekomst steenkool onzeker, Intermediair, 29-7-1983.
21) Vrij naar Simon Rozendaal in NRC Handelsblad\an 9-12-1982.

Auteur