Dit artikel is een reactie op ‘Arbeidsmarkt: het belang van percepties van rechtvaardigheid‘.
De toepassing van gedragseconomische inzichten in beleid is waardevol, ook op het terrein van de arbeidsmarkt. Dit laten Dohmen, Montizaan en Non goed zien in hun bijdrage. En het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) deelt dit uitgangspunt. Het ministerie is namens de minister, samen met de Belastingdienst, UWV en de Sociale Verzekeringsbank, verantwoordelijk voor belangrijke regelingen die een grote invloed hebben op het dagelijks leven van mensen, zoals bijvoorbeeld de kinderopvangtoeslag, WW en WIA. Vanuit SZW vinden we het belangrijk dat mensen snappen hoe de inkomensregelingen werken en dat de informatie goed te vinden is. Dit vraagt constante aandacht en verbetering, en het is dus iets waar lessen uit de gedragswetenschappen goed gebruikt kunnen worden. Dit is een van de redenen dat SZW hier ook bewust mee experimenteert, zoals bij de Algemene nabestaandenwet, en richting werkgevers bij de communicatie over de mobiliteitsbonus, maar ook bij onze uitvoeringsinstanties, zoals UWV.
Dohmen et al. concentreren zich in hun bijdrage op ongelijkheid en (al dan niet gepercipieerde) onrechtvaardigheid op de arbeidsmarkt. Zij stippen bijvoorbeeld aan dat arbeidsmarktinstituties als onrechtvaardig kunnen worden beschouwd indien specifieke groepen werknemers ongewild minder kansen hebben in het onderwijs en op de arbeidsmarkt, en daardoor tegen hun zin langdurig in flexbanen werken. Dit sluit aan op de conclusies – uit bijvoorbeeld het IBO ZZP (2015) en de Studiegroep Duurzame Groei (2016) – dat de aard van het werk, en niet de arbeidsmarktinstituties, bepalend moet zijn voor de contractvormkeuze door werkgevers en werkenden.
Tegelijkertijd laat de analyse van Dohmen et al. ook meteen een belangrijke uitdaging zien. De meest kansrijke toepassing van gedragswetenschappen op arbeidsmarktbeleid vindt plaats op individueel en werkgeversniveau: voelt een werknemer zich gewaardeerd, hoe zit het met de beloning ten opzichte van de collega’s, en in welke context wordt de keuze voor het zzp-schap gemaakt? Het pleidooi van de auteurs is er dus ook vooral een voor het toepassen van de lessen vanuit de gedragseconomie op de werkvloer. Hoe zorgt een werkgever er bijvoorbeeld voor dat zijn werknemers op de hoogte zijn van de HR-procedures en dat deze als rechtvaardig worden ervaren?
Vanuit het Ministerie van SZW denken wij dat wetenschappers een cruciale rol kunnen spelen bij het vertalen van wetenschappelijke gedragsinzichten naar de werkvloer, en dat werkgevers en werknemers kunnen helpen bij gedragswetenschappelijke toepassingen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen gebeuren in de vorm van het begeleiden van experimenten. Vanuit de overheid doen wij dit al in programma’s zoals Duurzame Inzetbaarheid en het Actieplan Perspectief voor Vijftigplussers. Maar experimenten met hulp vanuit de wetenschap zou de gedragsinzichten een stap verder kunnen brengen, bijvoorbeeld op het vlak van beloningen.
Ook stellen Dohmen et al. een communicatie-experiment voor met als casus de verhoging van de AOW-leeftijd. Zij pleiten voor een experiment waarbij er, middels verschillende communicatieverhalen, wordt getoetst hoe het communicatiebeleid van de overheid beter kan worden ingezet om de negatieve effecten van sociale vergelijkingen te minimaliseren. Zoals de auteurs terecht aangeven, wordt er op het vlak van pensioencommunicatie al veel geëxperimenteerd. Lessen uit deze experimenten (door pensioenfondsen en uitvoerders) en ook uit de literatuur vanuit het buitenland worden meegenomen in zowel de beleidsvorming als de communicatie.
Het voorgestelde experiment kan bijdragen aan inzicht in de wijze waarop het communicatiebeleid van de overheid ingezet kan worden om de negatieve effecten van sociale vergelijkingen te minimaliseren. Bij SZW denken wij, samen met de Sociale Verzekeringsbank, continu na over hoe communicatie richting de burger beter kan, juist ook op het AOW-beleidsterrein, omdat dit veel mensen direct raakt. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de overheid er voor iedereen is en dat het recht op informatie voor iedereen gelijk moet zijn. Gelijke informatie en rechtsgelijkheid zijn belangrijke uitgangspunten. Graag dagen wij de auteurs uit om het voorstel wat concreter uit te werken, met in het achterhoofd de hierboven geschetste uitgangspunten.
Literatuur
IBO ZZP (2015) IBO Zelfstandigen zonder personeel: eindrapport. Ministerie van Financiën. Rapport te vinden op www.rijksoverheid.nl.
Studiegroep Duurzame Groei (2016) Kiezen voor duurzame groei. Rapport Studiegroep Duurzame Groei, te vinden op www.rijksoverheid.nl.
Auteur
Categorieën